De Kuil

Over de tekening:
Daar beneden is de weg tussen Arnhem en Oosterbeek. Dat kleine stukje, de “kuil” zoals ik hem noem, mant je moet hier met de fiets naar beneden en daarna weer omhoog, die kuil dus is net Frankrijk. Ik tekende ze te kort maar is zijn druiven die daar staan.
Ik sta voor de foto met mijn rug naar het spoor, dat hier links afzwaa

it naar Nijmegen. Ik kijk naar het zuiden, achter die bomen is de Rijn. Achter mijn rug, aan de andere kant van het spoor, is landgoed Maariendaal. De eerste keer dat ik hier wandelde was ik verrukt, en nog steeds is dit een mooie route. Ik loop eerst een tijd beneden langs de Rijn. Hier steek ik dan over naar het noorden. Via Maariendaal kom ik boven in Arnhem noord, de weg langs de Burgers Zoo en Openluchtmuzieum. Daar kan ik via de parkem Zypendaal en Sonsbeek in het centrum van Arnhem, een route door bijna alleen maar weilanden, bossen en parken.
Ik tekende deze vorig jaar januari met potlood.

Ik heb wel iets geleerd. In de potloodtekening is de horizon te hoog, zijn de bomen langs de weg te groot, en staan de druiven te ver uit elkaar. Ook liet ik dingen weg, zoals de hoogspanningsmast, de boompartij links en de bomen langs de weg. 
Maar er zijn nog fouten genoeg om te maken. Ik ben bang dat ik door mijn kleurenblindheid een rood pastelpotlood gebruikt heb voor de bomen in de verte. Ik heb er met een dun zwart krijtje nog wat donkerder gemaakt. Het leek opeens zo te gloeien.

 

Ik zit al ruim een half jaar in een kuil. Door mijn herseninfarct roetsjte ik naar beneden. Rust! Riep mijn lijf. Stop met doordraven. Laat alles nou een los!  Dat deed ik, ik kon niet anders. Ik heb nog geen zin om uit de kuil te klimmen, wilde ik schrijven, maar dat is lulkoek!  Ik ben al lang weer aan het klimmen. Daar begon ik in het revalidatiecentrum al mee. Steile hellingen waren dat zelfs. Maar het is nu al een tijdlang vals plat. Ik voel dat ik klim, maar ik zie niet dat ik in een stijgende lijn zit. Dat maakt het ook heel vermoeiend.

Te vaak heb ik niet door hoe moe ik eigenlijk ben. Met een tekening ben ik andelhalf uur bezig. Pure concentratie, de wereld is er even niet meer. Ik voel pas dat ik moe word als mijn ogen gaan draaien. Dat gebeurde vandaag bij het tekenen van de wijnranken, alles begon te draaien. En ik maar denken dat ik al die tijd alleen maar stil zit en geen energie verbruik. Ik wil dan door met de andere dingen die nog moeten. Boodschappen, wandelen, koken, Kniebertjes naar mijn buurvrouw brengen, en straks komt mijn begeleider en daarmee moet ik achterstallige administratie gaan doen. En dan heb ik nog niet eens pleinwacht deze week. Oh, ik vergeet helemaal dat ik met mijn moeje kop meteen dit blog ben gaan schrijven. De vele vele verkeerde letters die ik kies zouden me moeten zeggen dat ik daar te moe voor ben.

Ik doe rustig aan. Maar ik besef niet dat wat ik rustig aan vind, eigenlijk nog veel te veel energie kost. En dat is een beetje dom van me, want die les leerde ik al van de psycholoog van mijn revalidatiecentrum: ook hoofdwerk kost energie.
Ik vergeet ook steeds weer dat revalideren zwaar werk is. Niet alleen het oefenen in het terug krijgen van vaardigheden, vooral ook het emotie werk, leren omgaan met wat niet meer automatisch gaat.

Er is een les die ik steeds vergeet. 
Misschien vergeet ik hem niet maar komt die les steeds in een anderen vorm terug. Misschien komt ie niet in een andere vorm terug, maar is het een steeds diepere laag die ik ontdek. 
Misschien is het alle drie.
De les gaat over moe worden zonder dat je doorhebt moe te moe wordt. 
Het gaat over doorgaan terwijl je moet rusten.
Het gaat over vinden dat je niks doet terwijl je heel hard werkt.
Ik heb hem weer geleerd, de les, en ik zal hem weer vergeten.
Of hij komt in een andere vorm weer terug, of op een diepere laag.
Waarschijnlijk alle drie.

 

Nieuwjaar, een nieuwe zin na de punt.

Over de tekening:
De uiterwaarden oude kerk van Oosterbeek. Ik was daar om een pakketje te versturen, een cadeau voor mijn lieve grote broer die vandaag, nieuwjaarsdag jarig is. Vanuit Doorwerth gaat er geen bus naar Oosterbeek centrum. Ik had vanwege de heuvels geen zin om te fietsen. Ik nam op de heenweg de Italiaanse weg naar de Utrechtse weg, waar de doorgaande bus naar Arnhem langs komt die wel door het centrum van Oosterbeek gaat. Op de  terugweg liep ik door de Weverstaart naar beneden, naar de kerk. De Weverstraat is het mooiste straatje van Oosterbeek. Veel van de schilders van de schilderskolonie van de achttiende eeuw woonden hier.
Ik tekende het vorig jaar winter in potlood.

Bij de kerk is de bushalte van de bus die voor mijn deur stopt. Daar wachtte ik. Het maakte me niet uit dat ik twintig minuten moest wachten. Ik keek uit over de uiterwaarden, en zag de lucht van de tekening. De schapenwolken zijn niet goed gelukt. Ik heb vooraf erg veel uitgeprobeerd, maar het is nog niet zoals ik wil. Er zijn nu wel delen van de lucht die ik wel gelukt vind, linksboven en linksonder. Ik heb nog negenennegentig luchten te gaan.

 

Het is 2023. Ik heb geen idee wat dit jaar me gaat geven. Laat maar komen. Ik ga  het heel rustig aan doen. Ik wil tekenen, schrijven, vertellen en pleinwachten. 

Het lezen gaat heel langzaamaan wat beter. Goed spellen blijft moeilijker. Ik heb alle combinaties gehad voor ik de goede dubbelklant had voor  ‘oude’, en het woord combinatie kostte ook moeite. Ik dacht dat ik de “c” niet goed had, maar ik bleek een “p” te hebben getypt, in plaats van een “b”. Vreemd genoeg haal ik die dus ook nog steeds door elkaar. Wat moet ik als kind daar mijn best op hebben gedaan! 

Het cadeau dat ik mijn broer gaf heeft alles te maken met mijn eerste pogingen tot lezen. Ik gaf hem een gloednieuwe bundel van de korte gedichten van Kees Stip, die vroeger bekend waren ander zijn pseudoniem “Trijntje Fop”.  

Mijn vader kende veel van die gedichten uit zijn hoofd en reciteerde ze steeds als hij een associatie  had met een woord of frase uit een van die gedichten. Ik gaf mijn broer dit cadeaus omdat het onze familiegeschiedenis is.

Peter las mij voor uit de boekjes van Trijntje Fop. Ik kon nog niet lezen. We snapten vaak de woordspeling niet maar we vonden ze toch grappig. Peter vergrootte het plezier door alle leestekens mee te lezen. Hij zei dan steeds; “punt!”. Daar  moest ik heel hart om lachen.
Als ik in mijn eentje was pakte ik de boekjes. Ze waren heel klein, overzichtelijk ook, met die korte zinnen. Ik kende ook stukjes  van die gedichten uit mijn hoofd. Misschien kon ik achterhalen welke letters er bij hoorden. Ik was vooral benieuwd maar die rare punten.
Maar ik kon die punten nergens terug vinden. Ik probeerde alle boekjes, nergens een punt. Dat was vreemd, want als beter ze las wemelde het van de punten. Ik durfde er niet naar te vragen.

Pas later besefte ik wat de punten waren. Maar dat waren geen punten! Dat waren stippen!  Ik voelde me verraden! Niet door mijn broer, want ik begreep dat die het gewoon voorlas hoe het hoorde. Ik voelde me verraden door de taal zelf! Hoe kon ik iets vertrouwen dat zomaar van een stip een punt maakt? Toen ik dit jaar opnieuw leerde lezen botste ik opnieuw naar de vele idiote afspraken en regels die de geschreven taal heeft.

Ik heb de bundel ook voor mezelf gekocht. De titel sluit wel op een heel bijzondere manier aan beid deze herinnering: “Stip. Buntgaaf”.

  

 

Het licht van beneden.

Over de tekening: 
Het regent zo hart dat ik nog maar even blijf in het thema spiegelen in water. De foto bam ik toen ik terugkwam van de laatste boodschappen van het jaar. Mijn innerlijke circus zegt dat ik me er makkelijk van af maak. Maar ik ben het niet met haar eens. Het lost kracht om te stoppen en het te laten bij die baar streken te laten. Ik heb zelfs erg mijn best gedaan voor de ondergrond: op een ander fel veegde ik met de zijkant van een lichtgeel krijt, en met nog wat grijs en wit,  een dikke laag krijtstof. Met mijn hand veegde ik dit op de tekening. Als ik dat direct met het krijt doe, krijg ik strepen die ik niet wilde. Jammer dat ik zo kleurenblind ben dat ik niet eens zie dat de ondergrond een kleur heeft.

Deze schreef ik al jaren geleden:

Als uit de diepte
het gegrom van het monster klinkt,
de rechte rug
op de spieren speelt,
het tij zich enkel nog
in zichzelf keert,
de dag als herfstblad
cirkels drijft op straat,
het licht wel buigt,
maar niet naar jou.
Dan is het goed
om te weten dat straks
de dagen weer zullen wapperen.

Ik heb bij tijd en wijle donkere bijen. Steeds lijken ze eindeloos, en steeds gaan ze weer voorbij. Soms moet ik er met enorme kracht uit stappen. Dat beschreef ik hier.

soms moet je jezelf
een voetje geven
jezelf aan je haren
omhoog trekken
het houvast zelf verzinnen
je afzetten op wat je niet gelooft
nét ver genoeg
om de uitgestoken hand
te kunnen zien

En dat is wat ik vandaag deed.

Anderhalve week geleden kwam ik uit een grijze waas. Ik had niet eens door dat ik er in zat. Ik was aan het modderen om iets van het leven te maken. Kennelijk deed ik iets goed want mijn revalidatie arts vond dat ik het goed deed. Daarmee bedoelde ze niet de vooruitgang die ik maakte. Ze bedoelde dat ik goed bezig was in het accepteren van wat nog niet zo vlot gaat, en van wat nooit meer helemaal terig komt. En toch, het was ploeteren.  Uit die bui werd ik gewekt door een voorstelling waar ik met mijn kinderen naartoe ging. Ik hoefde alleen de uitgestoken hand te pakken.

Gisteren kwam er totaal onverwacht een  een zware, donkere storm. Het overweldigde me. Ik liet me mee drijven, het voelde alsof ik kopje onder ging. Ik ben vroeg naar bed gegaan, ik was doodop. Vanmorgen heb ik heel lag uitgeslapen. De zwaarte van de dag ervoor was er nog. Ik wist niet wat ik zou tekenen. Ik was bang voor deze oudjaarsdag, ik was zelfs bang voor het nieuwe jaar.

En toen besloot ik er uit te stappen. Dat is het moeilijkste wat je kunt doen: uit de diepste diepte van een pui stappen door het leven te vieren. Ik had min of meer besloten om de jaarwisseling over te slaan door weer vroeg naar bet te gaan. Maar ik besefte dat ik iets anders nodig had. Met alle kracht die ik in me kon vinden besloot ik vierend het jaar uit te gaan.

Ik wilde dat met iets tastbaars doen, en het werd iets heel banaals. Voor de kerst had ik een fles Gordon’s alcoholfrei gekocht, eigenlijk alleen maar omdat de fles mooi was, ik had geen idee wat Gordon’s was. Gisteren pakte ik een klas in een halfslachtige poging iets feestelijks te drinken. Ik googelde wat het mu eigenlijk was. Het bleek Gin te zijn, en je kon er een Gin Tonic mee maken, dat klonk zomers.

Die Gin Tonic zat vandaag nog in mijn hoofd, en ondanks mijn besluit om alles ruim voor oudjaar binnen te hebben om de drukte te vermeiden, zocht ik nu de drukte op. Ik ging naar de winkel voor Tonic en een lekker kaasje. Het was vreemd zacht buiten, ik kon zomaar zonder jas.  De zachte lucht, mijn dappere daad en misschien ook de wind, deden mijn donkere bui wegdrijven. Het had heel erg hart geregend toen ik nog sliep, de straten waren kletsnat, en ik dacht aan een gedicht dat ik schreef in zo’n zelfde bui, ook in de winter een paar jaar geleden:

Het licht komt van beneden
het schijnt nog even
in glimmend natte straten
voor haar die zo gelaten
klaar is met het leven
uitgestreden.

Ik maakte foto’s van de plassen, en precies op dat moment kreeg ik een app van mijn oudste, zeer dierbare vriendin, een nieuwjaarswens met een foto van spiegelend licht. Ik wist meteen ook wat ik wilde tekenen.

 

PS Gin Tonic is niet bijzonder lekker. Wel feestelijk, met ijsblokjes en een limoen schijfje.

 

Eindelaarsverhaal:

Het laat 2023 is al een tijd bezig met het inwerkprogramma. Ze wordt door 2022 meegenomen om haar voor te bereiden. Vandaag is het tijd voor een paar laatste woorden, voor ze morgen begint.
“Lieverd, ze gaan proberen van alles aan je op te hangen. Mooie dingen, maar de laatste tijd vooral ook verdrietige dingen. Daar weten ik en mijn voorgangers alles van. Maar weet je, je bent jij, je bent ook de kleine dingen. 

 

Je bent het kind dat getroost wordt door haar klasgenootje, je bent de kat die op schoot komt bij iemand die zich verdrietig voelt, je bent de vrouw die ‘s avonds naar huis loopt, nog helemaal onder de indruk van de film die ze heeft gezien, je bent  de ontmoeting van twee mensen die veel in elkaar herkennen, je bent het moment dat iemand voor het eerst op het podium staat.

 

Lieverd, vergeet niet dat jij je prachtige zelf bent. Je bent niet de veroorzaker van al het leed, en klop je zelf niet op de borst voor al het moois dat zich ontvouwd, ook daar ben je niet de veroorzaker van. Je bent toeschouwer. Beleef alles mee, voel, rezoneer. Doorsta al het verdriet, wees een klankbord voor alle vreugde. Maar vooral, wees!




To Boek of not to Boek

Over de tekening:
Renkums Beekdal. De foto maakte ik in januari van dit jaar, bijna een jaar geleden. Ik maakte een hele langen wandeling door na de Hij bij Wolfheze, niet via de Heelsums beek en het Kerkje op de Heuvel over te steken naar de Noordperg, maar door verder te gaan. Bovenlangs Renkum, langs de golf velden, langs het monument, en toen kwam ik zomaar uit bij de beek en het beekdal. Ik was al een keer wat noordelijker overgestoken, maar dit was nieuw. Ik vond het schitterend. Dit was na lange tijd weer eens een verrassingswandeling, waar ik dan ook compleet overprikkeld van werd. Een prijs die ik graag betaalde. 
Met de tekening besloot ik te wagen. Eergisteren tekende ik iets wat ik niet kon tekenen: Natte uiterwaarden. Dus besloot ik deze te kiezen, een onderwerp waarvan ik niet wist of me dat wel zou lukken. Ik wist iets meer over het tekenen van kras, maar dat was eigenlijk een toevalstreffer geweest. 
Het wonder herhaalde zich niet nog een keer. Ik ben niet, zoals woensdag, verbaast over hoe goed het is gelukt. Dit is iets wat ik nog steeds niet kan, maar ik zie wel dart ik stappen maak, en ik heb weer veel geleerd.


Ik ben begonnen met het schrijven van het verhaal van mijn herseninfarct en mijn revalidatie. Ergens in mijn achterhoofd ontstond een idee om daar een boek van te maken. Misschien zou ik dan ook dit dagboek kunnen gebruiken. Maar vandaag laat ik dat weer los. Ik blijf wel schrijven, zowel aan het eerste half jaar, als aan het vervolg. Dat laatste doe ik hier, maar ik besef dat deze nu dat deze dagboekform niet heel geschikt is voor een boek.
Dus ik schrijf nu vooral voor mezelf, op een blog waar niemand komt. Het is dubbel: weg zijn bij social media. Ik  krijg geen feedback meer op wat ik schrijf. Dat is jammer, maar ook goed. Die feedback zorgt voor een voortdurende stroom van pikkels, een stroom waarin ik verzand. Het is best fijn om even in mijn eentje te schrijven. Ik zie wel wat er van komt. En zo blijf ik loslaten, misschien is dat wel mijn grote thema dit jaar.

Ik slaap veel en toch ben ik heel moe. Tekenen en schrijven zijn fijn, maar ze kosten bergen energie. Ik doe nu even niks meer. Ik moet alleen nog deeg maken voor de Kniepertjes die ik morgen ga bakken voor nieuw jaar, de oliebollen sla ik dit jaar over.

 

Grijs. En terug naar de oorsprong.

Over de tekening:

Het is grijs. Gisteren zelfs donker en de hele dag regen, vandaag af en toe zon. Ik wilde de grijsheid tekenen, ik hou zo van de Haagsche School schilders die dat zo mooi doen. In grijsheid zit ook schoonheid.
Wat ook meespeelde voor de keuze van vandaag is dat tekenen topsport is voor mij. Mijn rechteroog dwaalt nog steeds graag af als het moe is, en het wordt moet als ik probeer te focussen op details, dan gaat het draaien en ontglippend de details me juist. 
De foto is gemaakt vanaf de uitkijktoren “De Boersperg”, schuin boven Kasteel Doorwerth. Eigenlijk  moet ik aan de onderkant de toppen van de bomen tekenen, maar dat lijdt te veel af. Ik twijfelde ook of ik de brug van de A50 wel moest tekenen. Maar ik ben blij dat ik dat deed, hij geeft extra diepte, en geeft op een of andere manier evenwicht.
En dan de lucht zelf, waar het me voor te doen was. Ik moet nog honderd luchten tekenen voor ik het in de vingers heb. Letterlijk in de vingers, zoals het gras gisteren uit mijn vingers kwam. Daar zat ik zelf niet tussen. Bij luchten zit ik mezelf nog in de weg. Er zijn stukken waar ik blei mee ben, maar het geheel is nog niet wat het wezen moet. Ik weet ook nog steeds niet welke kleur krijs ik moet gebruiken. Ik krijg het ook niet voor elkaar om de wolken op de voorgrond ook echt op de voorgrond te krijgen. Het wordt een lange weg, die boenend is en soms ook rechtuit frustrerend. 
Ik ben wel weer bij met het wit van de rivier, en met het klein beetje wit op de rand van het gras onder de rivier. ik durfde daar niet met mijn vinger te vegen. Dat had ik vaker moeten doen want zo weerspiegelt het licht ook onderin de tekening.

Het zijn de dagen van niks doen tussen kerst en out en nieuw, maar ze zijn wel begrensd. Het is zelf legitiem om te niksen nu, iedereen zit ervaart deze leegte, andere landen hebben zelfs een naam voor deze tijd.
Maar ik blijf straks nog even in de leegte. Ik heb nog twee en een halve maand niks doen voor de boeg, met nog heel veel grijs om te tekenen. Mezelf voorgeschreven, en ik zie wel of het zo lang moet duren, maar voor nu werpt het zijn vruchten af.

Ik lees vandaag “Winteren” uit van Katherine May. Het inspireert me om te blijven in dit niks doen, in het voelen, in het loslaten, in het stoppen om van alles te willen. Ik schreef daar in het begin van dit teken-dagboek al over, hier en hier. Er lijkt geen einde te komen aan het loslaten, ik kom steeds een laag dieper. Steeds ontdek ik dingen waar ik me in vastgebeten heb. Ik vroeg me af waar het begin zou zijn en schreef daar een “blog” over. Ik gebruikte een manier van schrijven die ik al heel lang niet meer gebruik, afstandelijk en algemeen, alsof ik een waarheid verkondig.  Misschien deed ik dat intuïtief omdat ik daar nog niet ben, bij die laag, en er dus ook niet vanuit mezelf over kan schrijven. Ik voel hem wel dichterbij komen. 
Een andere reden waarom ik deze steil koos is omdat ik opstandig wordt als ik besef hoe groot de kracht is die mij (ons) van mezelf weg trekt. Er zitten twee lagen in het blog, de letterlijke laag hoef je niet al te serieus te nemen, ik ben wel heel serieus in de laag daaronder.

Ik schreef het met als directe aanleiding op het hoofdstuk in “Winteren” waarin Katherine May schrijft hoe ze haar stem verliest en weer terugvond. Een vriendin schreef dat ik het eigenlijk ook zelf meemaakte, dit jaar. En dat klopt gedeeltelijk. Ik was heel veel woorden kwijt, en ook ik vind mezelf in dit proces een heel oude ik terug, een ik die nog niet zo bang was.

Dit is het blog dat ik schreef:

We beginnen zo goed. Als we nog heel klein zijn doen onze ouders alles voor ons eerste lachje. We weten dat er onvoorwaardelijk van ons wordt gehouden. Alles wat we doen is goed. Alles wat we doen, doen we op die unieke manier waarop we dingen doen, en juist die eigenheid is waar onze ouders hopeloos verliefd op zijn.

En dan maken we de fout ons eerste woordje te zeggen. Ze zeggen dat taal nodig is om ons uit te drukken, maar we konden ons prima uitdrukken zonder woorden. We deden dat met ons hele lijf, met ons gezicht. Beter dan woorden dat ooit kunnen.

Maar met dat eerste woordje veranderde er iets. Tot die tijd was al ons gebrabbel en gezang goed genoeg, en opeens merken we dat we meer aandacht krijgen als we de klanken uitstoten die de onze ouders woorden noemen. Hier draait het langzaam maar zeker om, niet onze ouders doen hun best om onze lach te krijgen, wij gaan ons best doen om hun lach, hun goedkeuring te krijgen. 

Het gaat stapje voor stapje. In het begin is elk woord nog goed, maar hoe meer woorden we kennen hoe meer we ontdekken dat sommige woorden beter werken dan anderen. En het verschuift. “Poep” is een fantastisch woord, dat los van de betekenis al geweldig is. Maar het evolueert langzamerhand van succesnummer naar verboden woord. 

We gaan ook leren dat woorden in een bepaalde volgorde horen te staan om zinvol te kunnen zijn. We leren volledige zinnen te maken.  Nog weer later leren we dat je ze kunt schrijven en daar zitten nóg meer regels en afspraken aan vast. Inmiddel zitten we op school en is de omkering voltooid. Niets van wat we willen en voelen telt nog. Er telt nog maar één ding: voldoen, letterlijk in de zin van voldoendes halen. 

Als we van school afkomen is het proces voltooid. We hebben geleerd dat we ook zelf niet meer af moeten gaan op wat we voelen. We passen ons volledig aan, aan wat de buitenwereld van ons verwacht. We zijn meester in het verdrukken van de signalen dat we daarmee onszelf verraden.

We zijn zo bezig met het voldoen aan dat wat de buitenwereld aan ons vraagt, dat we niet eens meer weten wat we zelf nodig hebben. Als baby wisten we het feilloos, en we wisten het ook feilloos uit te drukken, zonder daar de juiste woorden voor te zoeken. Het is een gave die we verleerd hebben en die we weer terug moeten halen. 

Om te beginnen moeten we weer goed leren letten op wat we voelen. Dat betekend dat we alles wat we nu als wegduwen als ongewenst moeten verwelkomen en serieus nemen. Als we dat weer leren is een volgende stap om onze emoties weer te laten zien, in plaats van er woorden voor zoeken. 

Die woorden verbloemen meer dan dat ze verhelderen. ik zou het zo fijn vinden als huilen in het openbaar de gewoonste zaak van de wereld zou zijn. Zonder de reflex het meteen te willen sussen of troosten, zonder er woorden aan te moeten geven. We zijn geraakt, blij, verdrietig of een scala aan emoties die niet meteen benoemd hoeven te worden, maar er gewoon mogen zijn.

Heel misschien gaan we dan ook weer leren dat we perfect zijn zoals we zijn. Dat we het mooist zijn als we ons uitdrukken op onze eigen unieke manier. Dat we waardevol zijn, niet om wat we doen, maar om wie we zijn.

Kras, spiegelend water en weer knotwilgen

Over de tekening:
Dit is een van de tekeningen waar ik met verbazing naar blijf kijken, want ik kan dit niet. 
Ik had geen zin in tekenen. Ik had gisteren een foto van gisteren uitgezocht, met een gekke lucht. Maar dat inspireerde niet. Toen bladerde ik door mijn foto archief en zocht naar foto’s die ik oversloeg omdat ik ze niet kan. Ik vond er eentje met sneeuw en deze. Ik had geen zin in sneeuw, dat doe ik wel een keer als het echt kout wordt. Het is nu te warm, en te nat.
Deze foto vond in natuurlijk mooi vanwege de knotwilgen, maar die kan ik al. Waarom de foto me nog meer trok was het gras met de plassen water en de weerspiegeling van de knotwilgen. Ik hou zo van gras in de winter. Het groen is een verademing tussen het grijs. Maar het is vooral het licht. De zon staat zo laag dat elke grasspriet afzonderlijk belicht wordt. Mijn eerste zeer knullige poging om dat weer te geven, die totaal mislukte was hier.

Ik stippelde en streepte maar het werd helemaal niks. Dat vond ik niet heel erg want ik vond de schaapjes wel leuk geworden.
Maar sindsdien laat ik het gras met rust, ik probeer niet eens om er wat van te maken. In deze tekening ging het me vooral om de lucht.

Drie dagen geleden durfde ik het nog niet. Zie hier.

Maar nu zou ik een tekening proberen die ik niet kon. Ik besloot mijn “geen zien” te bevechten met bravoure! Ik zou toch slordiger gaan tekenen? Nou dan! Wie maakt me wat. De lucht hield ik simpel, de knotwilgen had ik zo’n beetje in de vingers. Het spannende was het gras met de plas water.

Ik had met dat water in potlood gestoeid. 

Maar de structuur van gras . . . ik had geen idee hou ik dat moest doen. Ik teken vanwege het enorm afgeven van krijt van links naar rechts en van boven naar beneden. Dus ik hoede daar nog even niet aan. De bovenkant ging goed, ook het water en de weerspiegeling lukte bevredigend, en gek genoeg werd ik daar dapper van. Ik zou gedacht hebben dat ik vang zou zijn alles te verprutsen. Maar mijn “kom maar op!” houding werd er door versterkt. Ik had niet voor niets de horizon hoog getekend, aandacht voor de voorgrond! Met de zijkant van twee korte krijtjes veegde en stippelde ik zo random mogelijk. Dat is waar ik mijn handen inmiddels mee vertrouw. (Ik moest wel lang zoeken naar groen, want mijn doos is weer door de war en ik ben zo kleurenblind dat ik bang was om bruin te pakken). 
Dat lukraak stippen en strepen was een goed begin. Maar er miste iets. In het echt zie je zonbelichte  sprietjes met een felle schaduw. Dus bakte ik een donker potlood en maakte wat stippen. Dat deed ik vervolgens met wat meer keuren groen potlood. Totdat iets in me zei dat ik moest stoppen. Het effect dat ik wilde laten zien heb ik niet helemaal bereikt. Maar dat zie je alleen als je de foto er naast ziet en die laat ik expres nooit zien. De tekening staat voor zichzelf, en ik vind de structuur van het gras zoals het nu is gewoon mooi!
Waar ik niet naar toen wilde werken is nu toch gebeurd. Deze tekening vind ik zeer pleazend, en dat is prima.

 

De knusse coulissen hebben hun blad verloren.
De horizon is nu laag en eindeloos ver weg.
Het land is weids, kaal en koud
en verschrikkelijk schitteren beschenen
door het lage licht.
In haar ongenaakbaarheid
toont de winter haar genade.

Kale bomen

Over de tekening:
Dit is mijn uitzicht als ik op de bank naar buiten kijk. Het  mooiste uitzicht is de verte en de lucht en de wolken. Het een-na mooiste uitzicht is bomen. Ik heb de bomen en ik ben er blij mee. Ik probeer steeds weer om het eindeloze takenspel te volgen en dat lukt me nooit, ik verdwaal. Dat gebeurd ook als ik teken. Ik neem me steeds voor om van achter af aan te beginnen en laag voor laag alle bomen en alle takken te tekenen, maar ik verdwaal elke keer opnieuw. Zo is het ook wel genoeg, denk ik dan, maar als ik naar de werkelijkheid kijk ben ik niet eens in de buurt. Dit is ook een thema in mijn tekenen, het is niet de eerste keer dat ik ze teken, en ze zullen vaker terugkomen. Deze tekende ik aan de hand van de foto die ik maakte vlak voor de zon boven de horizon komt.
Dit zijn de voorgangers:

Wat zijn ze mooi nu,
en wat zal ik ze haten straks.
Want vanaf nu zuigen ze hun betekenis op,
uit donker, kou en nattigheid.
Straks zie ik het niet meer,
het ragfijne netwerk,
het gave lijnenspel,
messcherp afgetekend tegen mijn grote lieve lucht.

Even nog weten ze me te beroeren,
als ze met hun donkere, dunne tengels
de witte sneeuw vasthouden.

Dan zullen ze de eindeloze grijsheid omlijsten.
Dan, als ik genoeg heb van knusheid,
de speculaas mijn neus uit komt,
een kaars het slappe aftreksel wordt
van het licht waarnaar ik verlang,
dan ga ik ze haten.

En zie
daar zullen dan de knoppen zijn.

Niet meer pleasen

Over de tekening:
Deze is gemaakt op mijn wandeling van twee dagen gelden. Het is de zelfde plek waar ik de tekening van die dag maakte. 
Ik heb een stap gemaakt in ‘slordiger’  tekenen. Slordig is het woord niet. Losser, minder precies, schetsmatiger. Ik heb het gras van de uiterwaarden niet eens meer uitgeveegd met mijn vingers. Ik heb niet geprobeerd de struiken op de helling te tekenen. Zelfs de bomen deed ik met minder toetsen dan normaal.
Het is eng, want het zo zijn ze minder lijkend en minder ‘mooi’ als in pleasing. Ik vraag veel meer invulling door het oog van de kijker. En dit is nog maar een kijn stapje. 

 

Chease of niet, de manier waarop ik teken loopt gelijk op met de manier waarop ik wil leven. Minder pleasen, minder bezig zijn met of het wel goed is, of het wel klopt. Net zoals bij het tekenen is het eng, want het is nieuw terrein. Ik laat los en bemoei me minder met wat het resultaat moet zijn. Het is doodeng zelfs.

Zonlicht

 

Over de tekening:
Gelukkig scheen de zon gisteren. Ik maakte mijn standaardwandeling. Vanuit huis ben ik na honderd meter op de Italiaanse weg. Van daar loop ik naar de Duno vlagte, omlaag naar Heveadorp, en meteen weer omhoog richting de Westerbouwing. Dan met de trap naar beneden naar de plek waar het pontje gaat. Vanaf daar loop ik langs de weg naar het Kerkenpad. Daar, bij dat stukje weg staat deze schitterende rij knotwilgen. Ze zullen vaan terugkeren in mijn tekeningen. Ik ben helemaal weg van ze, en van de luchten daar achter. Ik had na de mist die ik tekende een vergezicht nodig. De wolken jagen zo mooi het land over, dat is wat ik wilde vastleggen en dat is een beetje gelukt.

Ik kwam een foto tegen met nog meer zon dan gisteren en die nam ik als voorbeeld. Ik blijf ze tekenen. Omdat ik van ze hou, en omdat ik nog heel erg veel luchten moet tekenen voor ik ze ook echt voel in mijn handen.

Deze gingen voor:

 

Kerst alleen. Ik kan dat. Met veel huilen. En deze kerst voelt dat goed. Er is veel om te voelen. Het afgelopen jaar, mijn revalidatie, maar het gaat ook om mijn hele leven tot nu toe. Ik huil mijn verleden schoon om in de lente een nieuwe start te kunnen maken. Al heb ik nog geen idee hoe dat er uit gaat zien.

Ik zorg goed voor mezelf. Ik heb een lekker ontbijtje gemaakt met min croissants met kaas en echte schocola. Ik luister het Weihnachtsoratorium, ik teken, en ik ga vandaag niet naar buiten want er is alleen maar regen.   

 

Mist

Over de tekening:
Ik hou van mist. Het maakt alles mysterieus. Deze wandeling weet ik nog heel goed. Het was in het diepst van de winter met veel nattigheid en grijs. De mist maakte dat grijze opeens heel mooi, en het beetje groen dat er doorheen scheen leek dubbel zo vel. Dit is vanaf de stuwwal, even verderop van de Duno vlakte, uitkijkend over de uiterwaarden. 
Technisch: het is heel moeilijk om effen vlakken te maken. Mijn krijt laat niet mooi overal even veel pigment los, Maar nu was ik echt stom. Ik vergat de lucht uit te vegen met het witte krijtje. Dus de tekening is niet zo mistig als ik wilde. Het groen is ween groen,el zoals ik het wilde. Deze maakte ik vorig jaar van dezelfde foto. Geen groen, wel betere mist.


Ik kwam er vandaag langs. Vlak voor de Westerbouwing als je uit Heveadorp komt, mijn favoriete wandeling. Zonder mist, zonder inzoomen, mét zon.


 

Mijn dochter Fenna zou het “cheazie” noemen wat ik nu ga schrijven. Daarmee bedoeld ze: afgezaagd, cliché, voor de hand liggend, banaal en een beetje gênant. 

De mist geeft heel goed mijn situatie en mijn stemming weer. Ik kan niet zien wat verderop is en dus moet ik me richten op dichtbij, want daar kan ik het wel goed zien.

 

Ik studeerde “Wonen” . Dat was een studie vroeger, onderdeel van de studie Huishoudwetenschappen aan de uni in Wageningen. Beide studies bestaan niet meer. Mijn prof Wonen zou gezegd hebben dat het “gevoendenes fressen” was. Hij was architect en vond dat je juist alles moest gebruiken wat zich toevallig voordeed.