De heilige geest

Ik word morgen (zes april 2025) bevestigd als Diaken in mijn kerk. 

Sinds ik op social media ben, en eindelijk iets durfde, heb ik allemaal grote plannen gehad. Om de wereld te verbeteren, maar ook om mijn plek in die wereld te verdienen. Misschien zelfs wel om eindelijk gezien te worden. Het liep allemaal op niks uit. Ik besloot te stoppen met de grote plannen om ruimte te maken voor wat op mijn bad komt. Ik wilde landen in Doorwerth, het dorp waar ik woon. 

Vorig jaar lente liep ik de kerk in, en ik ontdekte dat dat een hele warme, fijne gemeenschap is. Ruimhartig en niet dogmatisch. Een plek waar mensen met zingeving bezig zijn om een manier die me aanspreekt. Ik werd lied van de kerk. Ik werd gevraagd mee te vergaderen met de kerkenraad, en toen er een Diaken nodig was, bood ik me aan om die plek te vullen.

Diaken zijn bij een kerk is iets dat helemaal nooit in me opgekomen zou zijn. Dit is écht wat op mijn pad komt. Het is mooi, want het is de actieve kant van de kerk. Niet alleen zingen praten, bidden, lezen, mediteren, maar ook daadwerkelijk iets betekenen voor de gemeenschap. 

Ik was ooit wantrouwig op kerken die goede dingen deden, wamt daar zat iets achter, dacht ik. Het was alleen voor mensen die braaf geloven, of het was een truck om zieltjes te winnen, dacht ik. Er zijn vast kerken  die dat nog steeds zo doen, maar de kerk waar ik me bij aansluit heeft geen agenda bij het goede doen, anders dan daadwerkelijk iets goeds willen doen.

Ik wilde altijd al het goed doen, het is waar ik mee ben opgevoed. Ik zocht het heel ver weg, en maakte het heel groots. En nu blijkt de plek waar ik dat kan doen aan de overkant van de straat te zijn.

Het wordt een mooie dienst morgen. Intussen leer ik steeds meer over de taal van de kerk. Morgen gaat het over de bijlage geest. Dat was iets abstracts voor mee. Ik had ook niks met Pinksteren. Maar nu besef ik dat het staat voor de bezieling die ik als kind al voelde. Het gaat om, los van alle dagma’s, in je hart te voelen wat dat goede is, en ook om het lef te vinden om dat goede te doen, ook al strijk je daarin tegen de haren van gezaghebbers. Het is gewoon activisme! Ik voelde me schuldig dat ik niet vaker demonstreer of snelwegen blokker. Maar er zijn anderen wegen, en deze weg heb ik niet gezocht. Deze weg kan naar me toe, en dat vind ik heel mooi.

Labels

Ik schrijf het nog maar een keer.

De zin en onzin van labels.

Ik reageer op labels verkeerd, want hokjes, en we zijn allemaal mensen.

Maar!

De diagnoses en labels die wij als gemarginaliseerde groepen zelf gebruiken zijn nog steeds nodig.

– herkenning
– erkenning
– positief labelen van wat negatief gekabeld is
– we kunnen elkaar vinden en dingen uitwisselen
– het geeft ons een taal om ons uit te leggen

Kortom, labels zijn nog steeds heel hard nodig. Het zou mooi zijn als we in een wereld leven waarin we er vanuit gaan dat iedereen mens is, ém anders. Dat we standaard er vanuit gaan dat wat voor veel mensen geldt niet voor iedereen geldt. Dat we altijd moeite doen om rekening te houden met wat iemand nodig heeft.

Die wereld is er niet. Die labels helpen ons om al deze dingen voor elkaar te krijgen. Zeg alsjeblieft niet dat ze slecht zijn en dat we ze niet meer moeten gebruiken.

Dit gaat over de labels die we ZELF gebruiken. Labels die we ongewild opgeplakt krijgen moet wél weg!

Oudere vrouwen

De Linda had er een voorpagina aan gewijd. Zichtbaar oud zijn als vrouw. En ik las ook een column in de NRC van Sarah Sluimer, hierover.

Het ging er over dat je als oudere vrouw niet meer mee telt. En dat je dus alles uit de kast moet halen om er zo jong mogelijk uit te zien. Ik proefde ervan af dat het kennelijk heel revolutionair is om daar niet aan mee te doen.

Mag ik even mijn eigen ervaring daar aan toe voegen, als trans vrouw die pas op haar 55’e in transitie ging?

De wereld heeft mij dus nooit als jonge vrouw gezien. Ik weet niet of dat nu een voordeel is of een nadeel. Want ik had een heel ander gevecht: hoe zou de wereld mij überhaupt als vrouw zien? Misschien was het wel een voordeel dat ik al ouder was, zodat niemand echt meer op me lette. 

Sta ik nu op een dubbele achterstand, dat ik trans ben en ook nog eens te oud? Of is mijn late-trans ervaring juist een zegen omdat ik ontstanpt ben aan de morus hoe je er als vrouw moet uit zien. Ik heb even gespeeld met make-up, maar vond dat al snel gedoe. Ik draag al een paar jaar geen make-up meer, en daarvoor alleen oogschaduw. Toen mijn baard nog zichtbaar was smeerde ik iets op mijn wangen, maar na mijn haarkezering was ik blij dat ik daar mee kon stoppen.

Ik had dikke lelijke wenkbrauwen, en die heb ik laten aanpassen. Dus ook ik deed mee aan de eisen die de wereld aan vrouwen stelt, maar aan de andere kant voel ik me ook niet gevangen in een schoonheidsideaal. Ik wil mooi zijn voor mezelf, maar heb niet het idee dat ik daarmee eerder gerespecteerd wordt. Misschien is het een zegen dat ik in mijn puberteit niet zichtbaar vrouw was. Misschien heb ik daarom minder last van het gif dat in vrouwen wordt gepompt over hoe ze eruit horen te zien. 

Vlak na mijn transitie was ik nog onzeker of ik er wel vrouwelijk genoeg uit zag. Of  ik wel zou passeren, zoals dat heet. Daar ben ik nu helemaal niet meer bezig. Alles wat ik aan mijn uiterlijk doe is voor mij, en ik vind het verdrietig dat er vrouwe zijn voor wie dat niet zo voelt.

Mijn zondagoverdenking Lazarus

Ik ga hier schrijven over mijn eigen mijmeringen naar aanleiding van de kerkdienst.
Dat is soms maar één detail. Ik ga dus niet hier een samenvatting geven van de overdenleming, ook al zijn die heel vaak zeer de moeite waard.
Ik kan wel, kort door de bocht, de essentie van de overdenking geven: herreizing uit de dood kun je zien als hoop geven waar alle hoop verloren lijkt.

Maar waar mijn mijmering ove gaat is de bijbeltekst waarin jezus de opstand uit de dood van Lazarus gebruikt om te zorgen dat mensen hem gaan volgen. Wie mij volgt heeft het eeuwige leven.

Daar ben ik een beetje ongemakkelijk bij. Ik heb een ingebakken argwaan aan het blindelings volgen van leiders, vooral als ze expliciet zeggen dat je ze moet volgen.

Daarom zoek ik naar de onderlaag. En dan kom ik bij de verhalen waarin Jezus steevast consequent is in het kiezen voor liefde. Ook, of juist als dat politiek onhandig is. Zó consequent dat hij het blijft doen, zelfs al hij weer dat het zijn dood kost.

Dat leert mij om geen water in de wijn te doen als het gaat om de weg van de liefde te kiezen. Dat zegt mij dat ik ook moet kiezen voor liefde als het moeilijk wordt, JUIST als het mogelijk wordt. Want dat is waar het op aankomt. Durven kiezen voor liefde ook al je jezelf daarmee op het spel zet. Want wat heb je precies gewonnen als je de veilige weg bewandelt en daarmee ingaat tegen waar je voor staat? Dát lef. Dát is wat ik wil volgen. Dát is waar ik mij elke week in de kerk door laat sterken. Geen concessies als het over liefdevol gaat. En liefdevol is niet weeïg. Het betekent ook streng zijn in afkeuren wat niet liefdevol is, durven benoemend, durven afwijzen.

Dat is voor mij wandelen met God in mijn hart.

Mensen aanvoelen, of …

Nu ik het niet meer nodig heb, valt het me op hoe druk mijn hoofd is met het analyseren van menselijk gedrag. Ik kan dat niet niet doen.

Ik probeer gedrag te verklaren vanuit alles wat ik weet. Dat is dus in feite uitgaan van vooroordelen, mensen indelen in categorieën, die ik de hele tijd aanpas en subtieler, fijnmaziger maak. En ik houd er altijd rekening mee dat ik het mis heb. 

Voorbeeld:

Als pleinwacht valt het me op dat een aantal kinderen behoorlijk treuzelt bij het naar binnen gaan als de bel gaat.

Mijn kennis (vooroordelen)

Bovenbouwers zijn hun zelfstandigheid aan het zoeken. Ze willen niet blindelings de regels volgen, maar gaan op zoek naar grenzen, naar hun ruimte om zelf dingen te bepalen.

Sommige bovenbouwers willen aan anderen laten zien dat ze die ruimte zoeken. Dat baseer ik op het feit dat ik die kinderen bijvoorbeeld uit zie sloven bij voetbal. Ze willen gezien worden. Dat wil iedereen, maar sommige kinderen zijn daar meer mee bezig. Dus dat treuzelen is een soort “kijk mij druiven”.

Andere bovenbouwers die ook treuzelen, zie ik nooit op andere manieren aandacht naar zichzelf trekken. Die doen dat opzoeken van grenzen vooral voor zichzelf. Die willen cool, of relaxed zijn. Ook als dat niet opvalt.

Weer anderen willen er graag bij horen. Die lopen dus mee met de kinderen waar ze bij willen horen.

En dan zijn er kinderen die zó in hun spel opgaan dat ze helemaal niet bezig zijn met wat anderen over ze denken. Ze hebben vaak ook helemaal niet door dat de bel gaat.

Ik heb zo dus grofweg vier groepen kinderen die als laatste de school in gaan. En als ik iets zie dat niet in die groepen past, probeer ik ook daar weer een verklaring voor te vinden. Ik zie ook dat kinderen soms in de ene groep en soms in de andere groep kunnen zitten. En ook dat vind ik dan weer interessante informatie. 

Ik weet intussen dat ik deze informatie gebruik in mijn interacties. En ik gebruik heel veel meer dan ik hier kan benoemen. 

Ik wil me bewust blijven van het feit dat ik dit doe, en dat mijn analyses fout zijn. Ik zorg ervoor dat ik me laat verrassen door kinderen. Dat is mijn manier om ze beter te leren kenne. 

Ik betrapte mezelf er nu op dat er dus een heel logisch systeem zit in hoe ik naar mensen kijk. Een systeem dat ik continue aanpas en verfijn. En ik zorg er actief voor dat het niet rigide is, maar het is wel een systeem. Ik weet eerlijk gezegd niet hoe andere mensen dit doen. 

Er is over mij gezegd dat ik goed mensen kan inschatten, maar het is dus niet iets dat ik aanvoel. Het is iets dat ik heel zorgvuldig, met heel veel werk construeer, en bijhoud.

Hoe doen anderen dat?

Veertig dagen tijd

Veertig dagen tijd.
Dat zou verheven moeten zijn.
Bezinning, inkeer, stilte.
Zoals ik me mediteren voorstel.
Dat zijn ook altijd mooie plaatjes,
van mooie vrouwen op mooie plekken.
Zalige rust en tevredenheid,
en dan diepe, mooie gedachten
over een betere wereld.

Maar ik ben niet goed in mediteren.
Ik ben ook niet mooi,
en ik voel al helemaal geen vrede.
Ik voel vooral onrust en ongedurigheid.
Een jeuken zonder te kunnen krabben.
Onbestemd verdriet.
Rowen zonder te weten waarover.
En toen besefte ik
dat juist dát de veertigdagentijd is.
De beproeving, de woestijn,
de leegheid van mijn ziel.
Daar is niks verhevens aan.
En de mooie gedachte dat er juist nu
ruimte komt voor zoveel nieuws biedt geen troost.
En dat is goed, want door het ongemak te verduren
kom ik bij mijn kern.
De vlinder vertelt de rups nooit 
Over pijn die het deed om pop te zijn.

Jezelf zijn

Hoe langer ik nadenk over het idee “jezelf zijn”, hoe ongrijpbaarder dat wordt.

Ik heb me altijd verzet tegen het idee dat je niet lezer kunt zijn. Ik denk dat je altijd jezelf bent, zelf als je niet wie wie of wat dat is. Ik schreef daar een gedicht over dat ik hieronder nog een keer zal plaatsen.

Laat ik eerst maar eens beschrijven wat ik bedoel met “jezelf zijn”. Ik koppel dat aan authentiek zijn. Je bent jezelf als je gedrag in overeenstemming is met wat je voelt. Je bent dus NIET jezelf als je je anders gedraagt dan dat wat past bij wat je van binnen voelt. Maar ik wil dat graag nog wat meer specificerend. Ik geloof namelijk dat er een groot verschil is of je dat bewust doet of onbewust.

Ik vind dat je pas NIET jezelf bent, en dus NIET authentiek, als je je bewust anders gedraag dan je je voelt. En dat je dat doet om iets te bereiken. Je bent dan aan het manipuleren, en ik vermoed dat dat altijd te maken heeft me macht.

Dat is gedrag wat ik aanvoel al incongruent. Dat is gedrag waarbij ik rillingen krijg. Dat is wat NIET echt voelt. Dat voelt onveilig.

Ik ben autistisch. Ik heb mijn hele leven lang mijn autisme gemaskeerd. Je zou dus kunnen zeggen dat ik mijn hele leven niet mezelf was. Maar daar verzet ik me dus tegen. Dat is waarom ik het hierboven beschreven onderscheid maakte.

Ik gedroeg me niet bewust anders. En bovendien bestond mijn anders gedragen vooral uit dingen die ik niet deed. Alles wat ik wel deed kwam uit mezelf. Ik was hooguit een uitgeklede versie van mezelf. Dat heeft ook met macht te maken, maar op een ander manier. Ik probeerde niet om macht te krijgen, ik was alleen maar bezig om niet door de macht vermorzeld te worden.

Ik gedroeg me ook niet zoals ik me van binnen voelde omdat ik niet goed in contact stond met dat gevoel. Ik wist heel vaak niet wat nu echt paste bij mij, wat ik nu echt voelde. Ik kan daar nu dichter bij komen, maar ik weet het vaak nog steeds niet goed.

Maar ik was wel altijd eerlijk in wat ik wél liet zien. Dat is waarom ik dit gedichte schreef.

Je was jezelf al, al die tijd.
Al was het begraven, diep in jou.
Je was jezelf nooit kwijt.

Voel verdriet maar voel geen spijt.
Om wat maar nooit echt komen wou.
Je was jezelf al, al die tijd.

Maak jezelf ook geen verwijt.
Zet je hart niet in de kou.
Je was jezelf nooit kwijt.

In al je aanpassen uit onzekerheid.
Bleef jij jezelf toch immer trouw.
Je was jezelf al, al die tijd.

Je masker? Dat was waarachtigheid.
Jij bént die sterke vrouw.
Je was jezelf nooit kwijt.

Voor wat nooit bloeien kon in al die tijd
is er nu ruimte voor de rouw.
Maar je was jezelf al, al die tijd.
Je was jezelf nooit kwijt.

 

Dat leek me overzichtelijk. En toen voelde ik deze week iets wat me deed schudden. En wat aan alles een diepere laag gaf. En toen werd het ongrijpbaar. Dus wat ik nu schrijf zijn eerste gedachten, die nog niet helemaal geland zijn. 

Het is trouwens goed om te weten dat ik dit schrijf omdat mijn hersen gaart hier mee bezig willen zijn. En ik laat ze, want ik vind dat spel wel interessant. Maar intussen hangt mijn geluk niet meer af van de antwoorden die ik wel of niet vind. Ik houd van mijn denken, maar neem het niet meer zo heel serieus.

Deze week dacht ik terug aan een aantal momenten waarop ik mezelf weg gaf. Ik besefte dat ik heel erg ben gaan leunen op wat andere mensen dacht wat ik was. Ik besefte ook dat dat kwam omdat ik helemaal geen idee had wie ik was. Dus als anderen dat op een beetje aardige manier wilden invullen was ik daar maar wat blij mee. Maar ik ben en er zelf aan gaan ophangen. Ik ben “de schrijver” geweest. Ik ben de “verteller” geweest. Ik ben de “persoon met de creatieve” gedachten geweest. Ik ben van alles geweest omdat ik niet wie ik was.

Ik besef nu pas dat het échte misverstand dieper lag. Het échte misverstand was dat er zoiets moest zijn al “Jezelf”. Iets dat consistent is, betrouwbaar, min of meer onveranderlijk. En daarmee maakte ik de paradox: om mezelf te zijn moest ik ergens aan voldoen. Ik moest voldoen aan dat wat ik “mezelf” noemde. 

Ik vermoed nu dat “mezelf” helemaal niet bestaat. Ik vermoed dat dat een constructie is. Ik weet niet helemaal goed wat de consequenties daarvan zijn. Maar zoals gezegd, ik licht daar niet echt waker van. Ik ben wel benieuwd. 

Liefde

Ik leer te genieten van de zon,
in de wetenschap dat een dierbare in de schaduw is.
Ik leer dat als mijn hart scheurt,
Dat het liefde is wat ik voel.
Misschien is het het leven dat ik leer.

Dialoog tussen autistisch en niet-autistisch brein

Autistisch brein (AB): Je kunt nooit weten.

Niet-autistisch brein (NAB): Ja! Je kunt nooit weten en daarom is het soms goed om voorzorgsmaatregel en te nemen.

AB: Je zegt in één zin nooit en daarna soms. Hoe kan dat jouw?

NAB: Ja, duh! Nooit zeker weten is gewoon een uitdrukking.

AB: Nee, het is gewoon letterlijk waar.

NAB: Oké, theoretisch heb je geluik, maar dat is toch helemaal niet praktisch?

AB: Dus jij bepaalt wanneer je dat wel of niet serieus neemt. Op basis van welke informatie doe je dat dan?

NAB: Gewoon zoals dat uit komt.

AB: Je gebruikt het woord praktisch, maar misschien bedoel je wel opportunistisch.

NAB: Nee, daar zie ik wel een verschil tussen.

AB: Wat is dat verschil dan precies?

NAB: Dat moet je gewoon aanvoelen!

AB: Zucht!