De Kuil

Over de tekening:
Daar beneden is de weg tussen Arnhem en Oosterbeek. Dat kleine stukje, de “kuil” zoals ik hem noem, mant je moet hier met de fiets naar beneden en daarna weer omhoog, die kuil dus is net Frankrijk. Ik tekende ze te kort maar is zijn druiven die daar staan.
Ik sta voor de foto met mijn rug naar het spoor, dat hier links afzwaa

it naar Nijmegen. Ik kijk naar het zuiden, achter die bomen is de Rijn. Achter mijn rug, aan de andere kant van het spoor, is landgoed Maariendaal. De eerste keer dat ik hier wandelde was ik verrukt, en nog steeds is dit een mooie route. Ik loop eerst een tijd beneden langs de Rijn. Hier steek ik dan over naar het noorden. Via Maariendaal kom ik boven in Arnhem noord, de weg langs de Burgers Zoo en Openluchtmuzieum. Daar kan ik via de parkem Zypendaal en Sonsbeek in het centrum van Arnhem, een route door bijna alleen maar weilanden, bossen en parken.
Ik tekende deze vorig jaar januari met potlood.

Ik heb wel iets geleerd. In de potloodtekening is de horizon te hoog, zijn de bomen langs de weg te groot, en staan de druiven te ver uit elkaar. Ook liet ik dingen weg, zoals de hoogspanningsmast, de boompartij links en de bomen langs de weg. 
Maar er zijn nog fouten genoeg om te maken. Ik ben bang dat ik door mijn kleurenblindheid een rood pastelpotlood gebruikt heb voor de bomen in de verte. Ik heb er met een dun zwart krijtje nog wat donkerder gemaakt. Het leek opeens zo te gloeien.

 

Ik zit al ruim een half jaar in een kuil. Door mijn herseninfarct roetsjte ik naar beneden. Rust! Riep mijn lijf. Stop met doordraven. Laat alles nou een los!  Dat deed ik, ik kon niet anders. Ik heb nog geen zin om uit de kuil te klimmen, wilde ik schrijven, maar dat is lulkoek!  Ik ben al lang weer aan het klimmen. Daar begon ik in het revalidatiecentrum al mee. Steile hellingen waren dat zelfs. Maar het is nu al een tijdlang vals plat. Ik voel dat ik klim, maar ik zie niet dat ik in een stijgende lijn zit. Dat maakt het ook heel vermoeiend.

Te vaak heb ik niet door hoe moe ik eigenlijk ben. Met een tekening ben ik andelhalf uur bezig. Pure concentratie, de wereld is er even niet meer. Ik voel pas dat ik moe word als mijn ogen gaan draaien. Dat gebeurde vandaag bij het tekenen van de wijnranken, alles begon te draaien. En ik maar denken dat ik al die tijd alleen maar stil zit en geen energie verbruik. Ik wil dan door met de andere dingen die nog moeten. Boodschappen, wandelen, koken, Kniebertjes naar mijn buurvrouw brengen, en straks komt mijn begeleider en daarmee moet ik achterstallige administratie gaan doen. En dan heb ik nog niet eens pleinwacht deze week. Oh, ik vergeet helemaal dat ik met mijn moeje kop meteen dit blog ben gaan schrijven. De vele vele verkeerde letters die ik kies zouden me moeten zeggen dat ik daar te moe voor ben.

Ik doe rustig aan. Maar ik besef niet dat wat ik rustig aan vind, eigenlijk nog veel te veel energie kost. En dat is een beetje dom van me, want die les leerde ik al van de psycholoog van mijn revalidatiecentrum: ook hoofdwerk kost energie.
Ik vergeet ook steeds weer dat revalideren zwaar werk is. Niet alleen het oefenen in het terug krijgen van vaardigheden, vooral ook het emotie werk, leren omgaan met wat niet meer automatisch gaat.

Er is een les die ik steeds vergeet. 
Misschien vergeet ik hem niet maar komt die les steeds in een anderen vorm terug. Misschien komt ie niet in een andere vorm terug, maar is het een steeds diepere laag die ik ontdek. 
Misschien is het alle drie.
De les gaat over moe worden zonder dat je doorhebt moe te moe wordt. 
Het gaat over doorgaan terwijl je moet rusten.
Het gaat over vinden dat je niks doet terwijl je heel hard werkt.
Ik heb hem weer geleerd, de les, en ik zal hem weer vergeten.
Of hij komt in een andere vorm weer terug, of op een diepere laag.
Waarschijnlijk alle drie.