Ik was mezelf kwijt

Over de tekening: 
Ik kijk altijd reikhalzend uit naar de dag waarop het weer lichter wordt. En alle dagen daarna tot de lente. In mijn oude huis wist ik precies op welke dag, achter welk huis de zon onder ging. Ik woon nu vijf jaar hier en ik weet het hier ook. Ik maak foto’s om het bij te houden. Deze foto is van het moment dat de zon op zaan vroegst achte de huizen zakt. Achter die boom met die leuke kromme takken. Om vier uur.
De kortste dag is geweest. We gaan naar het licht. “Ik heb het jaar gekeerd” zoals Katherine May het zegt in haar boek “Winteren”.

 

Ik was de mezelf kwijt, al een tijdje. En ik had dat niet door. Voor mij betekent mezelf kwijt zijn dat ik mijn troostende stem niet meer kan horen. De stem die weet dat het goed is, ook als het even niet zo fijn is. De stem die weet mijn bange stemmen kan sussen. Erger nog dan dat ik het niet kan horen is dat ik het niet kan voelen. Ik schreef  een tijdje terug over jeuk en krabben de onrust die ik voel die niet meer weg gaat. Als ik mezelf kwijt ben zie ik alles in een onder licht, dar wil zeggen, geen licht. Het is donker. Deze perioden zijn hél! Ik voel ongesneden pijn.

Ik kan ook niet meer voelen wat goed voor me is en maak wilde beslissingen om maar iets te doen. Ik ben dan slaaf van mijn coping mechanismes. Het heeft op dat moment, in die periode, dan ook geen zin mij advies te geven want het komt niet binnen.  Wat wel helpt zijn bemoedigende woorden, maar ze helpen nooit heel erg lang. Ik zal er zelf weer uit moeten komen, en gelukkig lukt dat uiteindelijk altijd.

Dinsdag (het is donderdag als ik dit schrijf), kwam ik er uit toen ik naar de voorstelling keek. Dat voelde als een uitgestoken hand. Ik had weer contact, met mezelf, met anderen, met god. (Dat contact voelt voor mij groter dan het contact met mezelf, het voelt als contact met alles wat er is en ik noem dat god).

Ik weet hoe het gaat, ik deed het vaker, en ik weet dat ik oké ben, dat het oké is, maar als ik mezelf kwijt ben, ben ik ook dat vergeten, en zelf als ik het wel weet: ik kan er niet bij, ik kan het niet voelen.

Nu had ik niet eens door dat ik in die hel was, ik ploeterde door. Het was alsof ik een helling opliep met een zware rugzak. De helling was vals plat, zodat ik niet door had dat ik aan het klimmen was, en ook die rugzak voelde in het begin nog niet zo zwaar. Ik snapte maar niet waarom het zo moeizaam ging.  Ik moest steeds vaker rust nemen, letterlijk, ik heb nog nooit zoveel geslapen als de laatste twee maanden.  

Ik ben er uit. Ik heb de uitgestoken hand gepakt. Ik ben er trots op dat ik die kans bakte, want dat deed ik zelf. Misschien waren er al wel eerder uitgestoken handen die ik miste. En misschien waren die handen er alleen om me verder te helpen naar dit moment waarop ik weer sterk genoeg was om mezelf overeind te trekken.

De dagen worden langer, het word weer lichter. Ik heb het jaar gekeerd.