ontprikkeldag

Het waren heftige weken. Mijn diagnose, een operatie aan mijn nek, een operatie aan mijn hak (glassplinter is er gisteren uitgehaald), een mislukt voorzitterschap, een gebroken pols op het schoolplein. Ik ben er allemaal wonderbaarlijk rustig onder gebleven. Maar het kostte kruim, veel kruim. Vannacht lang wakker gelegen van een hoofd dat op hol sloeg.

Ik voel me oké, moe, maar oké. Maar ik weet dat het op zo’n dag om kan slaan. Dat ik lelijke dingen over mezelf ga denken. Dat al die vrolijkheid van de afgelopen dagen alleen maar opgefokte nepperij is. Dat is wat mijn hoofd het liefste doet, als ik overprikkeld ben. Iets met een een hypothalamus en stresshormonen. Als dat systeem echt lekker zijn gang gaat is de connectie met mijn compassievolle ik ook weg.

Daarom heb ik voor vandaag iets klaargelegd op de tafel.

Ik red mij vandaag wel.

 

Voor mezelf

Sorry lezers die meelezen, deze is even voor mezelf. Eigenlijk is alles hier voor mezelf. Ik kijk af en toe, en dan zie ik dat er zo’n 15 mensen meelezen, alsof ik in fijn gezelfschap voor mezelf schrijf. Alsof jullie meekijken terwijl ik dit typ. Dat is een mooie manier van gezellig alleen zijn.

Ik herhaal mezelf, ik zeg weer wat ik niet kan zeggen. Eigenlijk wil ik gewoon even aan mezelf zeggen dat ik het nog steeds voel, hoewel het voelt alsof ik het steeds opnieuw voel.

Het wonder van eindelijk Emma zijn.

Ik voelde me vandaag zó mooi, en ik had er niet eens iets voor gedaan. Mijn haar even snel opgestoken, door wind en regen fietsen.

En ja, dat ook. Het jurkje passen waar ik verliefd op werd en dat in mijn brievenbus zat toen ik thuis kwam. Van een wereldvriendelijk ecologisch merk. Ik had me voorgenomen om geen kleding meer te kopen. Maar wereldvriendelijk en ecologisch, dat mag, toch? Het is zo vreselijk mooi retro. Dit is meteen ook het jurkje waar mijn kleine borsten het mooist uitkomen, met dat bij elkaar genaaide stukje stof ertussen. Alsof het jurkje speciaal voor mijn borsten gemaakt is. Het voelt vrouwelijk. Blij zijn met mijn borsten, daar heeft nog heel lang gêne op gezeten. Het mag nu.

En dat maakt me blij.

Maar wat me nog blijer maakt is het gezicht daarboven, met die sprankelende ogen. Daar kijkt iemand naar buiten die nog op een kinderlijke manier verwonderd is over deze mooie wereld. Ze mag buiten spelen, mijn Emma.

Ik voel steeds opnieuw hoe groots het is wat ik gedaan heb toen ik transitie in ging. Wat een cadeau, en wat een kracht!

En ik voel hoe ik eindelijk mijn plek op deze wereld in neem. Ik neem ruimte in. Niet omdat ik dat ergens op een workshop of cursus leerde, en toen vond dat ik dat maar eens moest gaan doen omdat het goed was om je eigen ruimte in te nemen. Niets van dat al. Gewoon helemaal vanzelf. De grootste stappen die ik zet heb ik achteraf pas door.

Het is hemels groots.

 

 

 

Vaderdag 2016 Vertelfestival bij de Duivelsberg

 

En vaderdag 2017 Vertelfestival de Duivelsberg. Voor het eerst in jurk.

 

 

Ik schuur!

Ik heb gisteren een vergadering voorgezeten. Ik wilde dat doen omdat ik een vergadertechniek geleerd heb die erg fijn werkte op de school waar ik les gaf. Ik heb daar met succes vergaderingen voorgezeten op deze manier. Lekker strak.

Maar met videobellen werkte het niet. Sowieso is het een vergadermanier waar je aan moet wennen. Dat is één. Daar heb ik niet genoeg bij stilgestaan. Maar bij een “zoomvergadering” valt er zoveel aan communicatie weg. Mijn god, alle mensen die dat nu al zo lang doen, hoe doen jullie dat in vredesnaam?

Met mijn slechthorendheid is het al helemaal niet te doen. Al mijn energie, en dat bedoel ik tamelijk letterlijk, als mijn energie gaat op aan verstaan. Ik heb geen ruimte meer in mijn hoofd om razendsnel de betekenis en implicaties van wat ik hoor op te nemen, laat staan om adequaat te reageren. En na een half uur is het al op. Ik loop dan op mijn reserve tank.

Ik heb dus geen energie meer om de directheid van mijn vergaderstijl te verzachten, waardoor ik alleen maar zakelijk en bot overkom. Ik doe het niet meer niet meer, niet alleen het voorzitten, maar überhaupt niet meer online vergaderen. Ik heb een hele nacht oorverdovende Tinnitus gehad.

Slechthorendheid en doof zijn, zijn twee verschillende dingen en ook twee verschillende werelden.

Als je vanaf je geboorte zeer slechthorend of doof bent, vormt dat je. Je bent niet alleen doof, je bent ook Doof, lid van een dovencultuur. Een hele mooie cultuur, met een schitterende taal. Maar dat is niet waarover ik schrijf.

Ik ben goedhorend opgegroeid en werd op latere leeftijd plotsdoof. Met een Cochleair Implantaat functioneer ik als slechthorende. Deze CI vervangt de haarcellen in mijn slakkenhuis. Ik ontvang in plaats van duizenden trilharen het geluid nu via 16 elektroden die stroomstootjes doorgeven aan mijn gehoorzenuw. Ik hoor digitaal, blikkerig. Muziek is bijvoorbeeld niet meer aangenaam om te horen.\

Ik kan in een 1 op 1 gesprek in een stille ruimte veel verstaan. Mijn score op een woordjestest is 90%. Maar dat wijzigt drastisch als er achtergrondgeluid is. Mijn oren kunnen niet meer filteren, alles komt even hard binnen. Mijn CI’s kunnen dat voor een deel overnemen, maar stemgeluid filteren ze niet. Als twee mensen tegelijk praten versta ik niets.

Ik hoor nooit alles. Dat wordt elke keer opnieuw duidelijk bij nieuwe, ongebruikelijke namen. Wat ik doe is van de klanken die ik wél hoor een puzzel leggen met behulp van de context. Als de context ontbreekt gaat mijn verstaan snel achteruit. Dat betekent dat ik soms op zoek ben naar een specifiek woord dat voor mij de hele zin duidelijk maakt. Ik vul dan met terugwerkende kracht alles in wat ik gemist heb. Dit vergt rekenwerk, en daarom is luisteren zeer vermoeiend. Uit onderzoek blijkt dat slechthorenden minstens 10% extra energie kwijt zijn dan goedhorenden. En soms mis ik dat ene woordje waardoor alles op zijn plaats valt. Dat is pijnlijk want dan moet ik mijn gesprekspartner vragen en het hele verhaal opnieuw te doen. Maar dan helpt het alleen als hij/zij/hen dat op een andere manier verwoordt. De kans is groot dat ik namelijk wéér over precies dat ene woord struikel, vooral als het een woord is dat ik niet verwacht. Zo duurde het eindeloos voordat ik als pleinwacht door had dat kinderen naar de mediatoren vroegen. Dat was een woord dat ik in die context niet kon plaatsen, omdat ik het meervoud vooral in het engels ken. Ik vroeg me af welke toren ze bedoelden. Grappig, maar niet leuk. Het duurt te lang voordat je eruit bent en de ergernis komt om de hoek, en er is een grote kans op het dodelijke “laat maar.”

Dat “laat maar” is één van de vreselijkste dingen die je kunt doen. Het kan best zijn dat je opmerking achteraf niet de moeite waard is, maar wat er gebeurt is dat jij als horende voor mij bepaalt wat wel en niet de moeite waard is. Je ontneemt mij de kans om dat zelf te beoordelen. 

Het is lastig om aandacht te vragen voor mijn beperking. Ik ben er assertief genoeg voor, maar het moet zo vreselijk vaak dat ik op een gegeven moment te moe en om wéér aan te geven dat er rekening gehouden moet worden. Bovendien plaats het mij elke keer weer in de uitzonderingspositie. Dit is iets wat mensen uit minderheidsgroepen zullen herkennen. Elke keer dat je aandacht vraagt waar je recht op hebt wordt pijnlijk duidelijk dat je er buiten staat. Dat is de reden dat ik al het werk te vaak in mijn eentje doe. Het zou een paradijs zijn  al de omgeving het zou kunnen zien als gezamenlijke verantwoordelijkheid. En zelfs al willen ze dat, ze vergeten het zo snel, dat die wil eigenlijk geen enkele betekenis heeft. Sterker nog, het maakt mij tot een zeur, want ze zijn toch zo goedwillend.

Ik zou eigenlijk overal deze gebruiksaanwijzing moeten delen.

Ik mis veel van het gesprek. Ik laat dat, want alles meekrijgen kost teveel energie. Ik ben erg blij dat ik de grote lijnen meekrijg. Ik let daarbij vooral op non verbale communicatie. Dat gaat verrassend vaak goed. Maar het betekent ook dat ik hele specifieke informatie kan missen. Het lastige is dat ik niet weet wat ik mis. En de ander weet het ook niet. Het is een soort bermuda driehoek. Pas veel later blijkt soms het misverstand. 

Ik mis sowieso veel informatie. Horenden hebben niet door hoeveel informatie ze oppikken. Ze kunnen naast het gesprek waaraan ze deelnemen ook een ander gesprek volgen. Ze horen vanaf hun werkplek bijvoorbeeld wat er gezegd wordt bij het koffieapparaat. Al dat soort info geeft ze een ruimere context. Ze zijn zich niet bewust dat ik die context mis. En juist die context heb ik zo hard nodig voor mijn verstaan. Ik loop altijd achter in informatie.

Er zijn hulpmiddelen, zoals een extra microfoontje, of een schrijftolk. Ook hier weer de paradox. Mensen denken dat ik alles nu wel mee krijg, maar zelf met hulpmiddelen is het voor mij behelpen. Een schrijftolk is snel, maar in een groep reageren mensen zo snel op elkaar dat ik nooit een kans zie om wat te zeggen.

Sowieso is dat snel op elkaar reageren lastig. Het is niet te geloven hoe vaak iemand al begint met spreken voor de ander de zin heeft afgemaakt. Gezelligheid is helemaal een probleem. Daar ontbreekt elke structuur. En als er gelachen wordt versta ik helemaal niets meer. Ik ben dan ook vaak de enige die niet in de vrolijkheid kan delen. Dat maakt eenzaam, en zorgt ervoor dat ik groepen mijdt. Maar dat zorgt dan weer dat ik contact mis. Het is een soort zichzelf versterkende afzondering.

Mijn ideale gesprek: heel veel pauzes. Door laten dringen wat net gezegd is. Doorvragen wat niet duidelijk is. Niet meteen een andere mening of een ander onderwerp. Eerst dit, wat gezegd is ruimte geven. Pauze en dan pas iets anders. Ik heb deze gesprekken als trainer zo kunnen leiden en het was voor iedereen geweldig. Heel af en toe heb ik het als deelnemer meegemaakt. Het waren de enige keren dat ik me in een groep gezien voelde.

Als ik in een groep wil functioneren is het nodig dat die groep mede verantwoordelijkheid neemt voor het gat dat ontstaat. Da ze voortdurend beseffen dat ik dingen gemist heb, dat ze me snel even bijpraten als ik ze dat vraag, maar ook als ze aan me zien dat ik even verloren ben. Dat ze een grap herhalen, ook al was hij vreselijk flauw. Ik hoef niet altijd alles te weten, maar het helpt al enorm als ik weet wat ik niet weet. 

Dit alles vraag eindeloos veel energie en eindeloos veel geduld. De groep moet een leercurve in, en we moeten allemaal comfortabel worden met het feit dat het oncomfortabel is. En dat is wat het zo moeilijk maakt. Ik moet niet alleen heel erg assertief zijn, ik moet mezelf erg veel waard vinden om deze energie en het geduld van anderen te vragen.

Dit is waarom alle folders over slechthorendheid waardeloos zijn. Het gaat niet om praktische tips. Die ontdek je gauw genoeg. Het gaat om een manier van zijn met elkaar.


hoofd en lijf

Mijn hak is stuk en ik kan dus niet wandelen. De huisarts is het eens met mijn vermoeden dat er nog een kleine glassplinter is achtergebleven.  Woensdag röntgenfoto en dan. als de glassplinter inderdaad te zien is, een chirurg die gaat peuteren. Hij was te klein en te diep voor de huisarts, en verdoven schijnt bij hakken niet zo goed te werken.

Fietsen dus. Dat doe ik niet zo heel veel, de heuvels hier zijn wandelend beter te doen dan op de fiets. Maar beweging en zo, dus ging ik gisteren naar de Hoge Veluwe en ik boekte een tijdslot bij het Kröller Müller.

Ik was te vroeg, maar dat was gepland, ik kon zo eerst nog even naar de winkel in het centrum voor een nieuwe jaarkaart, en om te schuilen want het licht was veranderd. Nog voor ik naar boven kijk en de wolken zie, weet ik aan het licht dat het gaat regenen. Dat licht heeft zo’n typische glanzend metalen gloed. 

Op de buienradar zag ik dat ik niet droog het museum zou bereiken. Ik overtuigde mezelf dat ik nog precies zo’n rood softshell jasje nodig had, en kocht ook nog een paraplu met herten. Ik had alleen mijn zomerjurkje, die buien zouden in het noorden vallen.

Het museum vond ik niks. De tijdelijke expo had geen schilderijen. Ik houd veel van schilderijen, andere kunst doet me niet zo veel. De vaste collectie is altijd mooi, maar het is vreselijk om daar via een vaste looproute doorheen te moeten. Ik kon niet eens lekker lang bij mijn lievelingen blijven dralen.

Naar huis dus maar. Buienradar vertelt heel leuk dat het voorlopig niet meer droog wordt en ik moet nog 25 kilometer. Het regent wel iets minder hard. Ik waag het er op.

Ik verbaas me hoe weinig chagrijnig ik ben door dit alles. Dat is helemaal niet mij. Ik ben zelfs licht geamuseerd, het is een bijzonder avontuur geworden, deze dag. 

Het blijft licht regenen, en af en toe is het zelfs even droog. Mijn nieuwe jasje dat alleen waterafstotend is houdt het goed. Het is zelfs nog warm. Ik geniet van de bijzondere sfeer die de lucht over het park tovert.

En dan besef ik dat ik al die tijd al in het nu ben, en hoe fijn dat voelt. Ik ben niet bezig met mijn hak die nu toch weer een beetje pijn  doet. Ik ben niet bezig hoe het moet nu ik deze maand geen geld opzij kan leggen. Ik ben aan het fietsen en nat aan het worden. De druppels zijn zacht, de wind streelt, de heuvels zwaar en dan weer licht. Mijn hoofd is nog wel aan het rekenen hoe laat ik thuis ben, en hoe lang elk stuk van het traject duurt, maar ik laat het, zo heeft het wat te doen, en het belet me niet om alles intens te voelen. Hoofd en lijf zijn in balans nu, elk hun eigen systeem en elk hun eigen lol, als twee kleuters die naast elkaar spelen in plaats van met elkaar. En weet je, dat is geen onverschilligheid van die kleuters, er spreekt wederzijds respect en vertrouwen uit. Dat samen spelen komt nog wel.

The lady in red

je kent haar wel, de quirky, geheimzinnige vrouw uit de romkoms, liedjes en romans.

Amélie, uit Amélie, Vivian Rocher uit Chocolat, de “watercoulour in the rain” uit “The year of the Cat”, Vivian uit “Pretty Woman”.

Ik lees nu “Tooverlantaarn” van Clare Lennart uit 1937 en daar is ze Floortje Désire, een lerares die een slapend stadje opschrikt, om vervolgens weer haar eigen weg te gaan.

Al die geheimzinnig mooie vrouwen waren waren mijn helden, ik wilde zijn zoals zij, maar ze waren altijd zo verschrikkelijk onbereikbaar.

En nu, nu besef ik dat ik haar ben, de ontwrichtende mysterieuze vrouw.

Niet omdat ik zo mooi en onweerstaanbaar ben, misschien juist wel omdat ik dat niet ben.

Mijn transitie is een paradox.

Ik heb het mooiste in mezelf ontdekt en het lelijkste. En ik heb eindelijk gevoeld hoe het lelijkste het mooiste dieper kleurt.

Mezelf zijn was niet alleen zo vreselijk moeilijk omdat de wereld mij afwees, mezelf zijn was vooral zo moeilijk omdat de wereld mijn geleerd heeft mezelf af te wijzen.

En het zit diep. Steeds dacht ik mezelf te kunnen zijn, maar steeds bleven er dingen die ik niet aan de wereld durfde te laten zien. Ik wist dat al toen ik schreef:

Ik dacht dat mijn fouten mij niet raakten
tot ik zag dat anderen veel mooiere fouten maakten

Maar weten is nog niet voelen.

Er zullen vast nog wel dingen zijn die ik verstop, maar intussen voel ik me steeds schaamtelozer.

Zo schaamteloos dat ik mezelf nu de Lady in Red durf te voelen die altijd zo onbereikbaar leek. Ik weet nu dat ik niet voor niets die bijzondere aantrekkingskracht voelde. Het was mijn ik, die mezelf toe riep.

Nu dans ik mijn ik.

Geluk

Ik heb geen bipolaire stoornis. Dat is nu ook duidelijk, na mijn diagnose.

Ik voel wel alles in uitersten. Mijn verdriet en mijn geluk. Misschien hebben de hormonen daar wat mee te maken. Ik zou het eerlijk gezegd niet anders willen.

Ik heb de kracht mezelf uit mijn tomeloze verdriet te tillen, elke keer weer. Ook al denk ik elke keer dat het deze keer niet gaat lukken, het lukt elke keer opnieuw.

En nu voel ik het geluk.

Ik zou een ode willen zingen aan dat geluk, maar ik kom met woorden niet eens in de buurt. Mijn woorden zijn een keukentrapje dat de maan wil bereiken. En zelfs al had ik een Apollo 8 tot mijn beschikking, dan nog zou blijken dat wat ik wil beschrijven niet de maan is maar de Pleiaden.

Wat ik nu zo graag wil beschrijven is het gevoel dat me raakt, en bijna vloert als ik mezelf in de spiegel zie.

Ik moet dan als achtergrond vertellen dat ik mijn spiegelbeeld haatte, en haten is niet eens het goed woord. Het was alsof dat spiegelbeeld me elke keer opnieuw neerdrukte. Hoe mooi en licht ik me van binnen ook voelde, daar was het stoffelijke bewijs dat die gevoelens toch ook maar vluchtig waren. Dit is waar ik het mee te doen had.

Maar nu!

Nu kijk ik in de spiegel en wat ik daar zie bezingt wat ik van binnen voel. Die mooie, lieve, wijze vrouw met die twinkel in haar ogen, dat ben ik. Ik val met mezelf samen. Ik voel oneindig veel dankbaarheid. De tranen springen in mijn ogen en ik loop over. Dit is elke keer weer te groot om te voelen. Ik zou willen dat ik een beetje van dit geluk kon delen.

Dit maakt het alles waard, ook die hele diepe momenten van pijn.

Diagnose

Het is dus geen autisme. En dat is jammer. Ik herkende zoveel van de dingen waar vriendinnen met autisme tegen aan lopen.

En nu heb ik al die problemen/dingetjes, maar er is geen uitleg voor en geen verklaring. Geen boeken, geen blogs, zodat ik niet kan zeggen: “lees dit, dan begrijp je me een beetje”. Natuurlijk zou ik er dan bij zeggen dat geen autist hetzelfde is en dat niet alles uit dat boek ook op mij slaat, maar toch. Het had een soort van begrip kunnen geven. Geen mensen om er mee over te praten. Geen, hé dat heb ik ook, lastig hè?

Anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met dwangmatige en vermijdende trekken. En hoogsensitief met last van prikkelverwerking. Maar dat laatste past dan weer niet in de DSM-5.

De echte diagnose is trouwens een mooie beschrijving van alles waar ik tegen aan loop. Ik heb daar ook echt wat aan, aan de diagnose. Dat zinnetje is er alleen voor de DSM-5.

Dat zinnetje is niet alleen een mond vol, maar je moet het allemaal uitleggen. Dat zinnetje maakt niets duidelijk.

Ik ben weer alleen in mijn gekkigheid.

Ik moet het zelf doen. Dat is goed, maar het is ook vreselijk zwaar. Niemand om op terug te vallen.

Ik heb hele lieve vriendinnen en ze helpen me enorm, maar dit is wat ik zelf moet doen. Het voelt als loodzware verantwoordelijkheid, mezelf opnieuw opvoeden, mezelf de veerkracht leren die ik in mijn jeugd niet leerde.

Ik heb een beeld. De vergelijking gaat natuurlijk scheef, maar het roept wel het gevoel op dat ik nu heb.

Ik ben een alleenstaande moeder, waarbij de vader uit zicht is, en die een kwetsbaar kind moet begeleiden in een wereld die nog steeds niet zo aardig is voor kwetsbare kinderen.

Als alleenstaande moeder heb je natuurlijk ook hulp. Lieve mensen om je heen die je om advies kan vragen, waarbij je kunt uithuilen. Maar de verantwoordelijkheid is van jou alleen. Die kun je nooit even op iemands schouder leggen, die is er altijd 24 uur per dag, 7 dagen per week.

En dan ben ik ook nog eens dat kwetsbare kind zelf.

Het is mijn weg. Authentiek te zijn, nergens te passen. Misschien komt daar nog eens iets heel moois van.

Het is een mooie weg.

Het is ook een hele zware weg.

 

twitter: haat/liefde

Ik heb twitter weer uitgezet.

Impulsief, maar deze keer niet als dramaqueen. Ik wilde al eerder een twitterpauze, maar dat voelde als verraad naar Black Lives Matter, alsof ik me aan mijn verantwoordelijkheid onttrok om op de hoogte te blijven en mee te vechten. Alles wat ik over racisme leerde, leerde ik van twitter.

Het verontrustte me, ik werd misselijk van de ontkenning en de racistische uitingen, maar de grote beweging die nu in gang is gekomen verwarmde me ook.

En toen kwam J.K. Rowling, en in haar kielzog heel veel transfobe gif. En toen zelfs mensen in mijn eigen timeline niet wilden snappen waarom inclusief taalgebruik nodig is, wist ik dat ik moest stoppen. Omdat ik dat dan uit ga leggen, terwijl ik weet dat het geen zin heeft.

Dat is mijn valkuil. Ik ga me bemoeien, en dat moet ik niet doen. Ik ben niet goed in argumenteren. Ik heb de boel logisch in mijn kop zitten, en dan bots ik op mensen die niet willen begrijpen. Dat veroorzaakt kortsluiting in mijn brein. Alsof ik in gesprek moet met iemand die beweert dat twee plus twee vijf is.

Andersom kan ik het hebben. Mensen die me wijzen op mijn vooringenomenheid. Het doet even pijn aan mijn ego, maar ik kan de logica wel herkennen, en zien dat ze gelijk hebben. En fuck dat ego dan maar even, die komt er wel weer bovenop.

Maar opzettelijke onwetendheid, daar kan ik niet goed tegen. Dat is een eufemisme.

Dus moet ik weg van twitter, want ik kan blokken tot ik een ons weeg, maar mensen uit mijn timeline gaan wel de confrontatie aan en dan krijg ik die shit toch allemaal te zien.

En dat is heel erg jammer want er zijn zoveel lieve mensen op twitter die ik dan mis.

Maar ook bij die lieve mensen zit een pijn. De ik-hoor-er-niet-bij pijn. Ik voel me altijd en overal een buitenstaander, ook op twitter. Ik herken  erg veel, maar kom er dan al snel achter dat het bij mij toch weer net even anders is. Bij elke herkenning bots ik op een stuk ontkenning. Dat is denk ik mijn levenspijn. Ik heb nog nooit ergens bij gehoord. Soms dacht ik een groep mensen gevonden te hebben met wie ik me kon identificeren, soms dacht ik: nu heb ik mijn tribe. Maar steeds opnieuw merk ik dat ik geen tribe heb. Ik ben de zonderling, de buitenstaander. En twitter confronteert me daarmee.

Ik zou er trots op kunnen zijn, op mijn einzelgänger status, maar er zit nog teveel trauma op. Het doet gewoon nog steeds pijn, het maakt teveel oud zeer los.

Dus ook het fijne twitter doet me zeer.

Ik moet weg, mijn account laten verlopen.

Maar dan mis ik wel heel erg veel. En ik heb straks ook nog mijn boek dat ik onder de aandacht wil brengen. Ik wil geen alleen-maar-zend account hebben, dat doe ik trouwens toch al te veel, over mezelf praten. Als ik nou het gevoel had dat anderen daar wat aan hebben. . . . het gekke is, mensen hebben me al gezegd dat ze er iets aan hebben. . . maar er is nog een te groot stuk in mij dat dat niet wil geloven.

Als ik dit lees, en ik was mijn eigen coach wist ik het antwoord wel.  Ik zou tegen mezelf zeggen dat ik nu maar eens helemaal in mijn eigen unieke ik moet stappen, en moet gaan stralen. 

En dat is natuurlijk ook wat ik ga doen. Niet nu, uit wilskracht, omdat ik weet hoe het zit. Dat is mijn gave en vloek. Ik weet altijd al hoe het zit, lang voordat ik vóel hoe het zit. Het voelt nu nog anders.

Het voelt zo godverdomde alleen, als ik niet het gevoel heb bij een tribe te horen waar ik op terug kan vallen. Alleen, eenzaam en eng.

God geef me de kracht om in die leegte te stappen en hem te vullen.

Die kracht die komt, ook dat weet ik. Ik heb altijd achteraf pas door dat ik kennelijk een stap gezet heb in mijn voelen.

Wat ik op mijn schoolplein durf, alleen maar te zijn, erop te vertrouwen dat dat genoeg is,  te voelen dat ik daarin iets waard ben . . . dat moet ik in de wereld ook maar eens gaan durven.

Maar voorlopig even zonder twitter, genieten van mezelf, op dat schoolplein.

hoofd en hart

Ik las de biografie van Clare Lennart. Ik kwam die tegen in een artikel op LinkedIn. De naam kwam me bekend voor en opeens wist ik het, het boek waar ik als kind zo van hield, de Bosjespoesen. De ondertitel van de biografie “Voor ’t gewone leven ongeschikt” trok me aan en ik bestelde het boek.

En toen moest ik natuurlijk ook de andere boeken lezen. Ik vond ze bijna allemaal op boekwinkeltjes.nl, de meeste voor maar een paar euro.

Ik herken veel van hoe het hoofd en het hart van deze schrijfster zich roeren. Over de botsing van het diepe gevoelsleven met de platheid van de wereld.

Ik lees Mallemolen uit 1936, één van de novellen uit die roodbruine omnibus hierboven. Ik kom de term soldatenbroek tegen. Het stukje blauw in de lucht dat zo groot moet zijn als een soldatenbroek in de hoop op wat meer zon. Mijn ouders vertelden me dit ook, spijkerbroek, hadden ze er van gemaakt, en zo oud is de uitdrukking dus al. Ouder nog want de schrijfster vertelt dat dit een uitdrukking uit haar jeugd is.

In de vakanties, bij slecht weer, keek ik vaak naar de lucht op zoek naar de spijkerbroek. Maar ik was in verwarring. Ik kon me best voorstellen dat je een denkbeeldige spijkerbroek tegen de lucht hield, maar het maakte nogal uit hoe ver van jezelf verwijderd je dat deed. Als ik hem in mijn handen moest houden, moest de hele lucht wel blauw zijn, Ik moest hem dus tussen mij en de lucht laten zweven, maar als ik dat deed op de hoogte waar ook de vliegtuigen vlogen . . ik stelde me dat vliegtuig voor, en de mensen die er in zaten . . dan was elke onzichtbaar stukje blauw al genoeg. Ik deed het wel, de spijkerbroek uit de blauwe lucht knippen, maar ik besefte tegelijkertijd hoe vreselijk arbitrair het was.

Dat is wat mijn hoofd doet.

Intussen huilt mijn hart. Voor ik begon te lezen in mallemolen, pakte ik nog even mijn prentenboekjes over de seizoenen bij me. Ik ken de gedichten nu alle vier uit mijn hoofd. Ik pakte ze alle vier vast, drukte ze tegen me aan en voelde de kaft. Mijn hand gleed op en neer over die zachte kaft. En zo was ik even blijven zitten, en blijven voelen, in een ritmische beweging. En toen kwamen de tranen. Van het voelen, het fijne zachte voelen, het wiegende ervan, het heel even gekoesterd weten. 

Die tranen zijn er nog, helemaal los van wat mijn hoofd doet met spijkerbroeken, huilt mijn hart dat zichzelf koestert.

Ik ben denker en sentimentele romanticus tegelijk, ongeschikt voor het gewone leven.

En dat laatste is geen diskwalificatie.

 

 

 

 

De slinger

 Ik schreef er ooit al eerder over, toen ik nog als Jacob Jan blogde.

Ik was getroffen door iets wat mijn dochter zei. Ze was een jaar of 10 en ze had een essentie te pakken die me af en toe nog steeds beroert.

“Weet je”, zei ze: “ik kan iets kleins heel belangrijk maken en er over piekeren, maar als ik het van een afstandje bekijk is het niet belangrijk meer. Maar als ik nóg meer afstand neem wordt alles onbelangrijk en dat vind ik eng.”

Ze verwoordde zo mooi iets waar ik zelf ook mee speelde. 

Ik zelf als kind al een keer begrepen dat het goed met me zou komen, maar ik wist tegelijkertijd dat dit niet betekende dat ik niks vervelends zou meemaken. Dat goed komen, dat was op een hoger niveau.

De eerste mensen met wie ik spirituele gesprekken voerde waren Sannyasins. Ik las boeken van Bahgwan en ook daar kwam ik het tegen, dat onze kleine zorgen niets betekenen op zielsniveau. Ook in de boeken van Neil Donald Walsh in zijn gesprekken met God vond ik hetzelfde. De uitspraak die me daaruit is bijgebleven is : in deze wereld maar niet van deze wereld.

Mijn dochter zou het over inzoomen (in deze wereld) en uitzoomen (niet van deze wereld) hebben.

Dit inzicht maakt dat ik me los kan maken als ik weer eens verstrikt raak in problemen die heel existentieel lijken maar dat helemaal niet zijn.

Ego is ook zo’n woord dat gebruikt wordt in deze context. Ik heb me heel lang vreselijk druk gemaakt over mijn banen, want ik zag dat als manier om mijn plek in de wereld in te nemen. Die banen moesten voor het inkomen van mijn gezin zorgen, maar ze moesten ook bijdragen aan een betere wereld. Een balans, een dans met schoteltjes die ik steeds opnieuw verloor. Tot ik zag dat het mijn ego was die er zo’n groot probleem van maakte. Ik zoomde als het ware uit. Ik besefte even dat ik niet van deze wereld was en dat mijn zielsrust niet afhankelijk was van wat soort werk ik deed.

Mijn dochter benoemde destijds al het gevaar van uitzoomen. Niets is meer belangrijk. Als je dat teveel doet kom je terecht in de spiritual bypass, mediterend, los van de wereld.

Het is een heen en weer gaande beweging en steeds blijf ik in beide uiteinden even steken, alsof de slinger van een staartklok even pauze neemt vooraleer hij terug slingert.

En nu zit ik middenin de wereld. Ik word opgevreten door afschuw over alle onrecht, vooral omdat ik maar al te goed besef dat het er altijd en overal al geweest is. Iets in mij voelt dat het afstand nemen, het uitzoomen, verraad is aan wat er nu gaande is. Datzelfde iets weet ook dat geen afstand nemen mij te gronde zal werken.

Dat is nu mijn zoektocht. Het in de wereld blijven door de keuze te maken hier niet van weg te kijken maar om mee te vechten, én het niet van de wereld zijn, door te weten dat er op een ander niveau weer heel andere dingen spelen en dat dit alles een onderdeel is en nodig voor een veel groter proces.

Ik heb die balans niet gevonden.

Wat ik wel weet is dat ik de slinger zijn werk moet laten doen.