The lady in red

je kent haar wel, de quirky, geheimzinnige vrouw uit de romkoms, liedjes en romans.

Amélie, uit Amélie, Vivian Rocher uit Chocolat, de “watercoulour in the rain” uit “The year of the Cat”, Vivian uit “Pretty Woman”.

Ik lees nu “Tooverlantaarn” van Clare Lennart uit 1937 en daar is ze Floortje Désire, een lerares die een slapend stadje opschrikt, om vervolgens weer haar eigen weg te gaan.

Al die geheimzinnig mooie vrouwen waren waren mijn helden, ik wilde zijn zoals zij, maar ze waren altijd zo verschrikkelijk onbereikbaar.

En nu, nu besef ik dat ik haar ben, de ontwrichtende mysterieuze vrouw.

Niet omdat ik zo mooi en onweerstaanbaar ben, misschien juist wel omdat ik dat niet ben.

Mijn transitie is een paradox.

Ik heb het mooiste in mezelf ontdekt en het lelijkste. En ik heb eindelijk gevoeld hoe het lelijkste het mooiste dieper kleurt.

Mezelf zijn was niet alleen zo vreselijk moeilijk omdat de wereld mij afwees, mezelf zijn was vooral zo moeilijk omdat de wereld mijn geleerd heeft mezelf af te wijzen.

En het zit diep. Steeds dacht ik mezelf te kunnen zijn, maar steeds bleven er dingen die ik niet aan de wereld durfde te laten zien. Ik wist dat al toen ik schreef:

Ik dacht dat mijn fouten mij niet raakten
tot ik zag dat anderen veel mooiere fouten maakten

Maar weten is nog niet voelen.

Er zullen vast nog wel dingen zijn die ik verstop, maar intussen voel ik me steeds schaamtelozer.

Zo schaamteloos dat ik mezelf nu de Lady in Red durf te voelen die altijd zo onbereikbaar leek. Ik weet nu dat ik niet voor niets die bijzondere aantrekkingskracht voelde. Het was mijn ik, die mezelf toe riep.

Nu dans ik mijn ik.