Wie het hoofdstuk “Kleuterschool” uit mijn nog te verschijnen boek heeft gelezen, snapt dat ik al sinds mijn 4e angstig in het leven sta.
Sinds die tijd leef ik me twee lijsten in mijn hoofd: “Wat niet te doen” en “Wat vooral wél te doen.”
De lijsten groeien al sinds mijn 4e, en ze zijn zo ingebakken dat ik het niet eens meer door heb. Op het moment dat ik ontdekte dat ik mijn leven zo aanpakte, maakte ik gewoon twee extra items aan: “Zorgen dat niemand (ook jezelf niet!) door heeft dat je deze lijsten hebt”, en “Probeer in alles zo onbevangen mogelijk te zijn. Gekte is toegestaan, zolang het op onschuldige onbevangenheid lijkt.”
Op straffe van wat? Waarom had heb ik deze lijsten? Ik vermoed dat ik wist dat ik zó onaangepast was, dat ik de hele wereld tegen me in het harnas zou krijgen, als ik mezelf liet zien. Ik wist dat ik die strijd ging verliezen.
Als je zo’n mechanisme lang in stand houdt, gaat het lijken op een oeroude vete, waarvan niemand meer weet wat nu de oorsprong was. Het waarom is gehuld in nevelen, maar aan het wat is niet meer te ontsnappen. Ik legde mijnenvelden om mijn lijsten, en bordjes met “wegblijven!”. Ik ontwikkelde angsten voor mijn angsten. Al mijn slimheid en vernuft zat in mijn overleven.
En nu weet ik niet anders meer. Het werkt zo bliksemsnel. Gisteren zei iemand me: “Je mag wat rustiger ademen, je ademhaling zit zo hoog”. Direct schiet er door mijn hoofd: “shit! Deze wist ik. Ik ben betrapt! Ik zit nu toch lekker in mijn lijf? Dat moet toch te merken zijn door een mooie buikademhaling?” Pas twee tellen later besefte ik hoe ik mezelf aan het bestraffen was. Ik stelde me gerust. Ik maakte een nieuw item aan op de “wél te doen” lijst: “Het is oké om nog niet helemaal in je lijf gezakt te zijn. Je bent nog in transitie. Opmerkingen daarover mag je gewoon incasseren. “
En ik straf mezelf omdat er al een flinke tijd “Je moet niet zo streng zijn voor jezelf!” op mijn “dit mag niet” lijst staat. Ja, die bijt zichzelf in de staart. Maar daar schrijf ik als aflaat wel een mooi gedicht over, of een blog.
Ter verdediging, want ik schrijf dit blog niet om mezelf te bashen, ik kon niet veel anders. De wereld is gek. De wereld was ook in de jaren 60 al gek, (ik ben van 1962). Ik had als kind feilloos door dat het niet klopte. Mijn vrienden uit die tijd weten te vertellen dat ik soms heldhaftig in opstand kwam, en dat ik ook vaak uit de pas liep. Maar het was een ongelijke strijd, en ik heb het ergens in de onderbouw van de middelbare school opgegeven.
Ik heb het toch steeds opnieuw geprobeerd, want de rebel in mij wilde zich niet de mond laten snoeren. En steeds weer liep ik vast.
Ik ben het aan het loslaten, denk ik. Ik laat al heel lang los, stukje bij beetje, en soms bouwde ik met het loslaten toch weer aan mijn lijsten. En soms maak ik een grote sprong, zoals mijn transitie. Ik ben nu zo’n beetje bij de harde kern aan het komen. Het resultaat is dat ik me behoorlijk ontheemd voel, en angstig en verdrietig. Als een klein kind dat niet weet wat het met die grote boze wereld aan moet.
Ik mag terug naar die vier-jarige. Ik was een meisje!
Ik voel nu hele, hele grote boosheid. IK WAS EEN MEISJE!!!
Ik was een meisje in een jongenslijf, met een hartstikke neuro-a-typisch brein. Hoe werd ik geacht dat te redden? Zonder begrip, zonder psycho-educatie, zonder wat dan ook?
Ik mag dat meisje koesteren, en ik mag al haar eigenwijsheid weer binnenhalen. En ik mag daarbij brokken maken.
Weet je? Ik mag gewoon alles!
O, shit.
Dat is pas echt eng.
Dat is waarom ik nog even niet op social media wil.