Dwang

De wanhoop die uit mijn vorige post spatte is gaan liggen, maar gat wat was is moe en kod wat ben ik nog steeds moe. Het is een soort existentiële moeheid.

Iedereen kent het gevoel dat er van alles moet. Als was het maar het stof dat steeds opnieuw neerdaalt en de wasmand die nooit leeg is.

Maar er is ook die existentiële drang dat er van alles moet. In mijn geval is het mijn copingmechanisme dat me voortdurend gespannen houdt, op zoek naar gevaar. Op zoek naar wat ik nu weer fout heb gedaan. Iets dat ontwikkeld werd omdat ik al heel vroeg voortdurend werd gewezen op hoe ik niet paste in de wereld. Maskeren, heet het bij mensen die autistisch zijn. En dan komt mijn vermoeden dat ik ook autistisch ben weer naar boven. Hoe dan ook: ik was anders, en ik moest maskeren en compenseren om te overleven. En mijn god, wat kost dát een energie. Dat voel je pas als je het loslaat. Ik schreef daar deze over.

Soms ontspan 
ik dieper dan ik kan. 
Er gaan verborgen poorten open
en alles wat ik op heb laten lopen
en wat al jaren in mij steekt
is als een rivier die uit zijn bedding breekt.

Mijn bange stem kijkt er geschrokken naar
en roept wanhopig: “ maar maar maar ..”
En ziet dan ook de zinloosheid
en laat los zonder veel spijt.

Een gewichtloos zweven zonder moeten
en tegelijk juist grond onder mijn voeten.
Mijn angst is er nu niet
maar wel onpeilbaar  diep verdriet.

In plaats van al mijn honderdduizend doelen
hoef ik alleen nog maar te voelen
en te stopen met het verzetten
tegen wat liefde is liefde in al haar facetten.

 

Die vorige post was geschreven op het moment dat ik nog niet durfde te ontspannen. Ontspannen is gevaarlijk. Want dan komt het voelen. Ik kan dat wel heel leuk opschrijven dat al dat voelen liefde is, maar die liefde doet ook pijn.

Dat is de pijn die ik nu voel.

Het is een soort spierpijn door alles wat ik jarenlang zo krampachtig strak hield staan. Het is de pijn van bloed dat opeens weer gaat stromen in handen of voeten die bevroren zijn geweest. Het is de rouw die ik voel over al die jaren onzichtbaar vechten en onveilig voelen. Het is het ongeloof dat het nu gewoon oké is zoals het is. Dat alles samen maakt dat ik naar adem moet happen als ik me echt ontspan.

Het moeilijke is dat ik tegelijkertijd moet ontspannen, én mezelf moet opvangen als ik achterover leun. Dat maakt van ontspannen een spagaat die niet echt ontspannend voelt.

Ik wordt steeds beter in mezelf koesteren en ondersteunen, maar soms wil ik dat ik dat niet zo hoeven kunnen. 

Te veel

Er zijn teveel zomers geweest, teveel winters, teveel lentes en teveel herfsten.

Mijn ingebouwde klok/radar/kompas/barometer en datgene in mijn wat naamloze indrukken ontvangt, en alles in mij laat resoneren,  al die gevoelige apparatuur is te vaak opnieuw gekalibreerd, elke wisseling van elk jaargetijde opnieuw. Alle oude indrukken, herinneringen, gevoelens gekoppeld aan die herinneringen passeren de revue, en zo langzamerhand is het gewoon te veel.

Teveel indrukken, teveel herinneringen, teveel gevoelens, teveel dat meebeweegt. Te vaak wordt alles opnieuw opgeschud, losgemaakt. Ik houd nog amper staande in dit overvloedig indrukwekkend geweld. 

Ik zie geen kans meer om het te transformeren, vorm te geven tot iets moois. Het slaat me plat. Geen gedicht, tekening of verhaal, alleen maar machteloosheid.

Dat is het dan. 

Not with a bang, but with a whimper. 

Ik schreef vorig jaar:

Soms is doorgaan de enige deuk
die je kunt slaan in het doffe verdriet.
Het leven is lastig en niet altijd leuk.
Dat het ook mooi is voel je soms niet.

En soms is de energie om door te gaan zó ver te zoeken.

Verteller

Ik ben een echte verteller.

Gisteren (1 abril 2023) vertelde in bij Mezrabd, op de LGBTQ+1 avond als deel van de Bride week in Amsterdam.

Het was afgeladen vol, er zaten ruim 200 mensen in de zaal. Ik heb ze allemaal laten lagen, ze zijn stil geweest, verbaasd, en ze zijn stil geweest. Het had nog veel mooier gekund, ik vergeet soms nog steeds woorden, maar het was geweldig.

En hé, met NAH een verhaal vertellen in het Engels en een zaal met je mee krijgen, hoe gaaf is dat.

Ik ben verteller, en ik kan dat ook goed, op mijn eigen kwetsbare, eerlijke manier.

En toch is het goed dat deze site niet meer als startpagina “Verteller” heeft staan (zie hier). Ik ga niet meer op zoek naar plekken waar ik kan vertellen. Ik val zó buiten alle categorieën, dat ik steeds wordt afgewezen als ik vraag of ik ergens kan vertellen. En dat doet bij, steeds weer. Ik doe het niet meer. Ergens in mijn hoofd zit dat verhaal dat succesvolle mensen doorgingen waar anderen stoppen. Maar weet je, ik hoef niet op die manier succesvol te zijn. Ik bén als succesvol. 

Ik ben verteller, maar ik verkoop mezelf niet meer als verteller. Als ze me vragen kom ik graag, voor niks, ik hoef er niet mee te verdienen. Ik verpest daar de markt niet mee. Ik kom niet op blekken waar ze professionele vertellers vragen. Ik ben een hobby verteller, een hele goede hobby verteller.

 

Hier een heel klein stukje van mijn begin gisteren.

 

Rust

Rust.
Na een forse burn-out een paar jaar geleden, kreeg ik vorig jaar een herseninfarct. Ik was alle visuele info over cijfers en letters kwijt. Ik moest opnieuw leren lezen (en rekenen, maar dat doe ik wel als ik klaar ben met lezen). NAH. Afgekeurd.
En dat geeft rust. Ik hoef niet meer koortsachtig na te denken hoe ik mijn geld ga verdienen met iets dat bij me past (of op zijn minst iets dat ik volhoud).
Begin deze maand stopte ik ook met Twitter en Facebook. Nog meer rust.
En ik liet een droom los. Nóg meer rust.
De droom was dat ik nog best verteller kon zijn. Dat laat ik nu los. Ik vertel heel graag, maar ik ga niet actief meer zoeken naar plekken waar ik dat kan doen. Als het op mijn pad komt, fijn! Maar ik zoek het niet meer op.
Natuurlijk wil ik nuttig zijn, er toe doen. Ik ben pleinwacht. Dat vind ik erg nuttig. Volgend jaar kom daar een boek over omdat ik denk (weet) dat mensen blij worden van mijn pleinwacht verhalen.
Ik teken, en ik schrijf. Of dat ooit ergens toe gaat leiden laat ik ook los.
En ik heb een YouTube kanaal. Ik ga daar een serie maken over dingen die ik mooi vind, die me raken, waar ik blij van wordt. Compleet prentmieloos.
Dat is een verademing: mezelf niet meer hoeven verkopen. Alleen maar doen waar ik zelf blij van wordt en me nooit meer afvragen of anderen het wel mooi vinden.
Het voelde eerst freselijk leeg, al die rust. Maar het gaat nu stromen en dat voelt heel erg goed.

Ik maak mijn huis mooi.
Ik kocht bloemen voor de bak op mijn balkon en werd zó blij van de sfeer van de bloemenwinkel! 
“Dat wil ik ook!” dacht ik. Ik had nooit bloemen uit angst ze te vermoorden. Maar ik kan ook een poes verzorgen dus waarom  niet bloemen.
Ik woord ook blij van boekenwinkels, dus ik besloot ook mijn boeken meer ruimte te geven. Ik kocht twee extra kastjes en maakte een plant waarop ik mijn prentenboeken tentoon kon stellen.
Mijn kamer wordt mijn plek, de plek waar ik blij van wordt.

 

Site gesloopt

In 2017 besteedde ik het ontwerp van mijn site uit. Ik wilde professioneel overkomen. Toen nog als coach. Dat coach zijn had ik na een jaar bekeken, en ik ben heel blei dat ik niet meer in de wereld zit.

Ik bouwde zelf mijn site om. Ik zou als verteller mezelf verkopen. Daar ging dit plog over. Dat ombouwen was nog een heel gedoe want het was gemaakt in DIVI. Heel veel mogelijkheden maar ik zag door de bomen het bos niet meer.

Vandaag wilde ik het weer ombouwen. Ik wil mezelf niet meer verkopen als verteller. Ik ben wel verteller, maar dan eentje zonder publiek. Ik heb mijn best gedaan om afgelopen jaar plekken te vinden om te vertellen. Dat is niet gelukt, en heel eerlijk gezegd ben ik klaar met afwijzingen incasseren. Ik heb er een paar gehad die behoorlijk zeer deden. Ik ben dus geen doorzetter. Dan maar geen verteller. Ik wilde alles over verteller van mij site halen, maar door mijn NAH kun ik nu helenaal niks meer met DIVI. Dus installeerde ik een heel eenvoudig Thema. Back to Basics. Ik ben pleinwacht, en dat is het. Ik schrijf nog en ik vertel nog (dat laatste doe ik eigenlijk alleen nog maar bij Mezrab in Amsterdam, een hele feine plek), maar ik roep het niet meer van de daken.

Volgend jaar komt mijn pleinwachtboek uit. Dan ga ik nog één keer op het dat klimmen om te roepen. Voor nu duik ik de annoniemteid in. Eerst mijn wonden likken.

Blauwe Maandagen

Ik las Blauwe Maandagen van Arnon Grunberg. Dat komt zo. Ik leerde via twitter een meisje kennen. Ze is 19. Ze voelt veel te volwassen aan om meisje te zeggen, maar ‘jonge vrouw; klinkt ook stom. Ze heet Ilsa en ze vroeg of ik een soort moeder voor haar wil zijn. Dat wilde ik wel, alleen denk ik dat ik niet zo’n goede moeder ben. Een goede moeder staat altijd klaar en ik sta niet altijd klaar. Ik lig ook nog al eens met mezelf overhoop, en op die momenten ben ik  niet iemand op tegen te kunnen aanleunen, en dat is toch waar een moeder voor is. Wat ik wel kan is haar geweldig vinden.
Maar goed, Ilsa heeft contact met Arnon Grunberg, met wie ze over schrijven praat. Ilsa schrijf boeken namelijk. Ze vertelde dat Arnon voor haar als een soort vader voelde. Ik ben dus een soort van co-ouder met Arnon Grunberg. Dat vind ik cool, en tegelijkertijd vind ik het stoms om het cool t vinden dat ik via via iemand gen die beroemd is. Alsof die beroemdheid dan op mij af zou stralen. Raar hoe zoiets werkt en ik zou willen dat ik zelf cool gevoeg was om geen last te hebben van dat soort gedachten, maar zo cool ben ik dus niet.

Ik ken Arnon Crunberg eigenlijk alleen door zijn 4 mei lezing die ik indrukwekkend vond. Ik had natuurlijk eerder van hem gehoord en wist zelf nog dat hij als Marek van der Jacht had geschreven, maar toen hij als schrijver bekend werd hadden we net ons tweede kind gekregen en dat was een tijd dat ik geen boeken las, geen films keek en ook de muziek niet meer volgde. Wat ook niet hielp is dat hij een tijdje een soort hiepe was, en ik hab nooit zo’n zien om dingen te lezen waarvan iedereen vind dat je ze moet lezen. Ook dat is een irreële gedachte die komt omdat ik origineel wil zijn. Allemaal oude coping uit de tijd dat ik zo onzeker was dat ik vond dat ik dingen moest zijn die ik niet ben. Deze was vooral onhandig ondat ik origineel moest zijn én er bij wilde horen. Veel van die oude coping blijft hartnekkig plakken, wat er dus ook voor zorgt dat ik vind dat ik niet de moeder ben die ik zou moeten zijn.

Omdat Ilsa over hem sprak werd ik toch nieuwschierig naar zijn boeken en dus haalde ik zijn eerste boek uit de biblieotheek.  Ik kocht ook zijn nieuwste boek, dat ga ik hierna lezen. Ik zou met Ilsa naar de boekpresentatie van dat boek, maar dat ging op het laatste moment niet door. Ilsa heeft jaren in de gesloten jeugdzorg gezeten, en zoiets laat diepe sporen naar, zodat het leven een nogal hoppelige reis is. Ilas heeft duizenden plannen waarvan lang niet alles doorgaat. Wat ik zo knap vind is dat haar niet onthoud om duizend pannen in haar hoofd te hebben, want er blijven genoeg plannen over die wel doorgaan. Bovendien heeft ze geduld, dus er komt nog veel moois, en ik geloof absoluut dat ze nog veel mooie dingen gaat maken.

Ik vond “Blauwe Maandagen” een vedrietig en confronterend boek. En goed geschreven, dat ook. De hoofbersoon (Arnon zelf, het is autobiografisch) durft en doet alles wat ik niet durfde en deed. En toch herken ik veel, vooral het eerst deel over de middelbare school. Het tweede deel gaat vooral over ervaringen met sekswerkers, en daar weet ik niks van, ik weet sowieso niks over seks.

Maar die middelbaresschooljongen herkende ik. Ik kende het gevoel in een wereld te zijn waarin alle mensen een spel spelen waarvan ik de regels niet snap. Het erge is dat ik mezelf ook niet snapte. Ik voelde aan mijn dat alles bizar en onecht was, maar ik kon nooit de vinger leggen op wat er dan niet klopte in wat ik zag. Het maakte me onzeker dat alle anderen helemaal niets vreemds zagen en deden alsof het allemaal zo hoorde. Het maakte dat ik me in mezelf terugtrok en mezelf onzichtbaar maakte.

In Blauwe Maandagen lees ik iemand die het tegenovergestelde doet. Hij gaat er tegenin, al weet hij de heft van de tijd niet waarom hij doet wat hij doet. Ook dat is iets dat ik herken, weten wat je niet wil, en ook niet weten wat je dan wel wil. Dat laatste wordt je ook onmogelijk genaakt, want wat je wel wil is er misschien wel, maar past niet in deze wereld, en er is ook geen taal om het uit te leggen. Taal is ook nodig om je gedachten te begrijpen, en als niemand je taal spreekt is er ook niemand die je kan helpen jezelf te begrijpen. Dat is ook wat ik herken in Blauwe Maandagen, dat mensen die je willen helpen, zo compleet de plan mis slaan, dat ze ergens in een andere dimensie leven, en eigenlijk alleen maar willen dat jij netjes in hun spel mee speelt. “Lieverds”, had ik vroeger willen zeggen: “jullie spelen een ander spel op een ander port met andere regels. Ik weet niet eens of mijn spel wel een bordspel is. Wat jullie doen is niet wat mij verder helpt.” Dat kon ik niet, en daarom zei ik maar niks en zocht ik nooit hulp.
De Arnon uit het boek geeft tenminste wel vorm aan zijn gevoel van onmacht en bevreemding. Ik vind het boek triest omdat ik lees dat het tegenovergestelde doen van wat ik deed, je niet minder eenzaam maakt. Ik zou nu graag iets moois schrijven over hoe het allemaal goed komt, maar dat kan ik niet. Ik weet eerlijk gezegd nog steeds niet hoe ik me moet verhouden tot deze wereld. Ik vertrouw erop dat Ilsa wel haar eigenzinnige weg vind in deze wereld, en wat rimpeltjes kan maken.

[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]

Uitrustzucht

Ik zoek weer eens een woord. Omdat ik iets wil benoemen. Het is een terugkomend iets. Dat zich in vele vormen presenteert. Als ik probeer het gevoel te beschrijven ontdek ik steeds weer dat ik dat al eens eerder wilde beschrijven.

Ik herinner me een blog waarin ik schrijf dat ik achterover wil hangen in de armen van God. Nou ja, in iedere geval iemand die de macht heeft om me op te vangen en te zeggen: “Het is goed, het is klaar, je mag rusten, je mag ontspannen, je hoeft niet meer alert te zijn op alles.”

Ik herinner me een gedicht:
Wat ik voel
als ik voel
is dat ik voel hoe
waakzaam hoe
niet aflatend hoe
nooit helemaal los hoe
moe.

Ik beschreef het ooit als duizend-meter-tranen.

Het is mijn heimwee naar vakanties die ik als kind met mijn ouders doorbracht. Waar ik drie weken lang niet waakzaam hoefde te zijn. Waar drie weken lang mijn ouders had, zonder dat ze werden afgeleid door hun werk of door al die andere dingen waar ze altijd mee bezig waren. Als mijn ouders langzamerhand tot stilstand konden komen, kon ik ook geloven dat de wereld even stil werd.

Het is de nieuwe, lege schoolagenda, en lege schriften, die zeggen dat ik zonder de fouten van het verleden opnieuw kan beginnen.

Het is wat ik voel bij deze scene. (En ook waarom ik deze film drie keer heb gezien in de bioscoop, de DVD kocht, en vervolgens op zoek ging naar een uitvoering van Oom Wanja, en deze DVD kocht (de uitvoering uit 2020 met Topy Jones, die niet doorging vanwege de eerste Corona lockdown, en waar een heel mooie opname van is gemaakt.)

Het is de oer-huil die boven komt, steeds als ik voel dat het niet hoeft, mijn waakzaamheid, mijn onrust, als ik even loskom van al mijn dwanggedachten. Een huil met snikken en stoten van ongeloof, een lichaam dat zich dieper ontspant dan het voor mogelijk houd.

Oh ja, daar schreef ik ook al een gedicht over.

Soms ontspan
ik dieper dan ik kan.
Er gaan verborgen poorten open
en alles wat ik op heb laten lopen
en wat al jaren in mij steekt
is als een rivier die uit zijn bedding breekt.

Mijn bange stem kijkt er geschrokken naar
en roept wanhopig: “ maar maar maar ..”
En ziet dan ook de zinloosheid
en laat los zonder veel spijt.

Een gewichtloos zweven zonder moeten
en tegelijk juist grond onder mijn voeten.
Mijn angst is er nu niet
maar wel onpeilbaar  diep verdriet.

In plaats van al mijn duizend doele
hoef ik niets anders dan te voelen
zonder me te verzetten
tegen de liefde in al haar facetten.

En nu weet ik ook weer waarom ik me niet vaker zo ontspan. Want de prijs die ik betaal voor het loslaten is al dat gevoel dat aanzwelt. Al dat gevoel dat ik met mijn dwanggedachten zo goed buiten boord weet te houden. Want dat dit gedicht een soort van goed afloopt is alleen maar mijn romantische wens.

Deze schreef ik voor mezelf, als aanmoediging:

Jij die zoveel dingen doet.
want anders voel je je zo klein.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

Ik weet wel dat het soms moet.
Om weg te blijven van je pijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Ik weet ook, het kost moed.
Te wachten op een volgende trein.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

En heel die lange luie stoet.
leunt achterover, vind het wel fijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Je gaat vaak door totdat je bloed.
In jouw perfectie zit het venijn.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

In alles zie ik jou mooie gloed.
Ik gun je soms alleen maar zijn.
Jij die zoveel dingen doet.
Maar weet je lieverd je bent al goed.

(geschreven in de dichtform Vialnele, omdat ik “Do not go gentje into that good night” van Dillan Thomas zo mooi vind)

Ik weet nog steeds niet of die wens om “alleen maar te oven zijn” een zegen is, of juist een vloek.

Dat is het lot van een kunstenaar:

Alleen kunnen voelen als we het vorm kunnen geven.
Proberen om de paradox op te lossen door tegelijkertijd vooruit te willen leven en, met een soort vooruit-werkende kracht, achteruit te willen begrijpen.

 Uitrustzucht is het woord niet. Het is veel meer dan een zucht die ik voel. Het zit in de buurt want het klinkt een beetje als sehnsucht, en daar zit dat onbereikbare in.

Openluchtmuzeum, jeu de boiles en een crockpot

Het is nog steeds onwennig zonder twitter en fasebook. Mijn hoofd zit altijd vol gedachten en het was fijn om die er meteen uit te kunnen laten. Het was ook fijn om daar meteen reacties op de krijgen. Geen likes, maar herkenning. Dat voelde als verbinding. Nu blijft dat allemaal in mijn hoofd tollen, en dat doet ze geen goed. Ze dringen en botsen, blijven te lang hangen, worden muffig en soms zelfs zuur.

Na deze week is het zomervakantie en heb ik zes weken geen pleinwacht. Ik dwing mezelf om wat ritme in mijn leven te brengen. Zo ben ik gisteren voor de tweede keer naar het Openluchtmuseum geweest. Een fietstocht van een klein half uur, en dan wandelen en op bankjes zitten. Ze hebben goede bankjes in het Openluchtmuseum. Het was warm, er was gelukkig veel schaduw. Ik had mijn boek mee, Blauwe Maandagen van Arnon Crunberg, want dat hoort ook bij mijn ritme: elke week een boek lezen.

Het Openluchtmuseum is mooi, het is een veine plek om te zijn. Mooie bossen, een mooie tuin, mooie huizen, en wat mensen om me heen die ik van een afstand kan zien en waar ik niks mee hoef. Mooi dus, maar soms ook pijnlijk want ik krijg enorme heimwee naar alle momenten dat ik hier met mijn kinderen was. Kennelijk wil ik wél mensen waar ik wat mee hoef om me heen, mensen die me dierbaar zijn. Het doet pijn, die heimwee. Ik huil, dat is niet erg want niemand ziet me. Nu ik het opschrijf voel ik bas de ironie daarvan.

Ik hou van museumwinkels. Ik kijk verlangend naar een set gieteizeren bannen, waar je mee op een vuur kunt koken. Ook dat is nostalgie, ik kampeer al zes jaar niet meer. Maar mijn hoofd heeft een nieuw project beet. Ik wil zo’n ban om thuis stoofpotten mee te maken. Dan bedenk ik dat mijn flat van het gas af gaat en dat zo’n ban niet fijn is op electrisch. Het moet dus een slowcooker worden, daar had ik, toen ik nog op social media zat veel goede dingen over gehoord. Mijn hoofd vind dit een veine afleiding, ik kan eindeloos gaan googelen, en ik kan naar een kookwinkel, me uitvoerig laten informeren, en dan een pan kiezen die in mijn situatie de beste ban is die je kunt vinden. Dat vind mijn dwangstoornis fijn, een pan die precies goed is, waar ik gezonde gerechten mee kan maken. Ik voel me een beetje mislukt, dus een perfecte maaltijd uit een perfecte pan, is een mooie compensatie.

Het zijn allemaal pogingen om grip te krijgen in een wereld die ik niet snap, en waar ik nooit grip op zal krijgen. Ik vermoed dat ik social media ook op die manier gebruikte. En natuurlijk is hier schrijven daar ook een onderdeel van.

In dit rijtje past ook de Jeu de Boeles set die ik net bestelde, voor in dat parkje waar ik hier over schreef. Dan kan ik straks elke dag even, als een oud mannetje. Er was een tijd dat ik geen typische mannen dingen durfde te doen, als trans vrouw. Maar ik ben vrouw, ook als ik mannen dingen doe. Dus is ga als oud mannetje een balletje gooien in het park. Zo bouw ik mijn leven vol met kleine ritueeltjes. Ik heb geen zin meer om over iets groters te dromen. Teveel van die dromen zijn kapotgeslagen. Dat doet pijn. Ik ben niet meer zo bestand tegen pijn.

Klein leven

Ik zit op een stoel in het park. Park is een te grote naam. Ik woon in een mini dorpje. Het park is niet mee dan een grasveld tussen twee wegen met wat bomen en een jeu-de-boules baan. Er staan, naast twee banken, dus ook een paar stoelen. Er is een kunstwerk dat bestaat uit een hooft en twee benen die de grond uit steken. Op het hooft een bananenschil. Een werkgroep heeft twee retro bushaltes geplaatst met mooie teksten over ontmoeting. Een poging om iets van een centrum te creëren, want dat heeft het dorp niet. Van waar ik zit zie ik het winkelcentrum, de basisschool en het buurthuis. Achter me is nog een gezondheidscentrum, en dat is alles. Achter het gezondheidscentrum is een klein bosje en daarachter nog een basisschool, de school waar ik pleinwacht doe. Links achter me zie ik mijn flat.

Als ik rondkijk besef ik dat dit mijn leven is. Deze vierkante halve kilometer.  Dit, en al het bos om het dorp waar ik wandel en zins kort ook fiets. Dat fietsen maakt mijn wereld iets groter. Arnhem, het openluchtmuseum, en het Kröller Müller museum zijn nu ook pinnen mijn bereik.

Maar dat is het. Vorige week was mijn wereld groter. Via twitter en facebook haalde ik de hele wereld binnen. Ik bleef op de hoogte van wat er speelde (meestal niet veel goeds), en ik deelde mijn gedachten en mijn creatieve oprispingen (waarvan ik nog steeds niet weet of daar wel iets soeps tussen zit).

Het voelt onwennig deze kleine wereld. Als ik eerlijk ben voelt het kut.

Ik hoop dat het afkick verschijnselen zijn die ik voel. Want de bedoeling was dat ik terug ging naar mezelf om mijn creativiteit te ontdekken. Maar daarbinnen is het vooralsnog leeg.

Vorig jaar, toen ik nog amper kon lezen, bedacht ik dat ik geluk had. Ik had mijn taal nog, en mijn verhalen. Ik hoefde geen schrijver te worden, ik kon verteller zijn. Nu, een jaar later, moet ik dat laten varen. Ik heb precies één plek waar ik kan vertellen, en daar ben ik heel blij mee. Maar meer is er niet bij gekomen. Op de start pagina presenteer is mezelf nog als verteller, maar wie hou ik daarmee nou voor de gek? Er komen geen vertelopdrachten.

Geen verteller dus. Misschien kan ik nog schrijver zijn. Dat kan ik op deze halve vierkante kilometer wel doen. Misschien komen de verhalen wel weer. Misschien leer ik nog wat sneller lezen, zodat ik terug kan zien wat ik schrijf.

Om niet gek te worden van de stilte heb ik mezelf een opdracht gegeven. Ik heb een doel nodig. Dus ik ga proberen om in de tweede helft van dit jaar, elke week een boek te lezen.

De eerste week is dat gelukt.  Ik las “De Tunnel” van Anna Woltz. Een geweldig jeugdboek. Ik heb er hard om moeten huilen. Ik heb een hele week genoten van het boek. Voor het eerst in lange tijd verdween ik in een verhaal, leefde ik mee met de personages, was mijn wereld toch wat groter. Maar ik ontdekte ook meteen een nadeel van mijn boekenplan. Ik heb ook een hele week gedacht: “Zo mooi schrijven lukt me nooit!”

We gaan het zien. Ik geef niet op. Als voelt het soms heel erg zwaar om door te gaan.

Op dagen dat de donkerte op me af komt, spreek ik mezelf moet in. “Je wil niet dood”, zeg ik dan: “je hebt alleen even geen kracht meer om door te gaan.” En dan trek ik mezelf uit het drijfzand. Ik heb mijn blog nog om mijn roerselen te delen. Niemand leest het, maar het is gezegd, en dat helpt.

Social Media en wat het met me doed

Dus Ik zat op twitter en facebook, twitter het meest. Facebook, omdat ik daar mensen volg die niet op twitter zitten. Ik gebruikte ze op dezelfde manier. Soms deel ik ook gesproken berichten op YouTube. En dat is het wel zon beetje. Al die anderen heb ik nooit echt mijn weg in kunnen vinden.

En nu ik gestopt ben, hier mijn heerste gevoelens over hoe ik er mee omging.

Twitter is voor mij een openbaring geweest. Ik kwam voor het eerst in aanraking met mensen zoals ik. Voor het eerst opende ik, en deelde ik wat er allemaal in me omging en ik was compleet verrast dat er mensen waren die dat herkenden. Ik durf te zeggen dat dit uiteindelijk, jaren later, tot mijn transitie heeft geleidt.

Twitter was mijn uitlaatklep. Ik leerde er schrijven, vond mijn eigen steil. Ik vond mijn community’s. Misschien heeft het zelfs mijn leven gered. Dus verwacht hier geen anti social media verhaal, hoe ranzig en akelig het er ook kan zijn. Ik blokte heel erg snel en veel en dat scheelde echt heel erg.

Ik heb mooie, dierbare mensen ontmoet die ik ook in real life heb gezien.

Naast creatieve uitlaatklep leerde ik ook enorm veel over privilege, racisme, en andere manieren van uitsluiting. Ook daarin vond ik mijn stem om te kunnen verwoorden hoe ik dit als trans vrouw beleefde. Dat was een soort politiek ontwaken en ook heel erg waardevol voor me.

En het was ook mijn dagelijkse klets blek. Ik ben niet zo goed in praten over koetjes en kalfjes, maar ik vind het wel heel leuk om associatieve onzingesprekken te voeren met mensen die net zulke gekke gedachtekronkels hebben als ik. Ik woon alleen, zie niet heel veel mensen en dit was een middel tegen eenzaamheid.

Maar er zaten neveneffecten aan. Het is verslavend, dus ik besteedde er elke dag tijd op. En dat betekent dat ik me elke dag moet verhouden met alles wat er op me af komt. Ik kon steeds beter beslissen dat ik me niet met alles hoef te verhouden, maar in feite is dat ook je verhouden tot iets.

Veel mensen delen dingen waar ze blij van worden en wat ze mooi vinden. Dat is een verrijking.

Maar ze delen nog vaker waar ze zich zorgen over maken, want er is op dit moment heel erg veel om je zorgen over te maken. Nu, na nog maar een baar dagen, kan ik voelen hoe zwaar al die zorgen op me gingen drukken. Ik wil niet wegkijken van de vreselijke dingen in de wereld, maar eerlijk gezegd was het bombardement van ellende op twitter me teveel.

Wat dat betreft is stoppen een hele goede beslissing.

En er is nog iets. Hoewel ik weet dat het niet oké is, ik vergelijk me met andere mensen. Op twitter zie ik eindeloos veel mensen die beter schrijven dan ik, scherper zijn in hun kritieken, mooier tekenen, veel meer dingen stoppen in hun leven, enzovoort. Vergelijken met vroeger kan ik enorm veel loslaten. Ik hoef niet te zijn zoals anderen, ik mag zijn wie ik ben. Maar toch, ik werd er dagelijks mee geconfronteerde en het sijpelde toch binnen. Ook in dat opzicht is het heel goed om even geen mensen te zien die dingen doe die ik misschien ook wel zou willen of moeten doen. Dat geeft me de rust om te vinden wat mijn plek is in de wereld.

Ik voel op deze twee gebieden de rust nu al.

Ik mis de lieve mensen die mooie dingen delen. Ik mis de kletspraat over van alles en niets. Dat geeft een grote leegte. Maar dat voelt ook al uitdaging. Het is aan mij om die leegte te vullen met iets moois.
Ik zal over een tijd hier melden hoe me dat al dan niet lukt.