Mijn gedicht op de ramen van de Rozet (bieb in Arnhem)
(er zitten erg veel links in deze blogpost, dat is omdat er nu heel veel samenvalt bij mij. Alles heb ik al een keer beschreven, en alles krijgt weer een nieuwe betekenis)
Ik zou nu graag hamertje tik spelen, mooi netjes die kleurige stukjes in een symmetrische vorm leggen, proberen van die hoekige dingen een poppetje of een dier te maken vond ik nergens op slaan.
Of in mijn caleidoscoop kijken, ook al zo mooi symmetrisch, steeds veranderend en altijd mooi.
Of in een boek van Richard Scarry lezen. Dat was een bizarre wereld, en toch was ook dat veilig. Alles had zijn eigen plek, je kon door muren heen kijken en overal gebeurde iets, Hier was een wereld die in één klap te begrijpen was. (Ik voelde als kind al aan dat in buitenlandse prentenboeken de wereld nét even anders was. Andere landschappen, andere dieren, andere gebruiken. Gek genoeg was dat niet verontrustend, het was een soort code: hier is alles anders en toch hetzelfde. Het maakte die werelden een beetje vreemd, maar ze bleven behapbaar, ik maakte ze tot míjn werelden, veiliger dan de echte bekende buitenwereld)
Later toen mijn kinderen die leeftijd hadden, dook ik nostalgisch weer in die veilige wereld. Kabouterstad was een spelletje uit de eerste PC tijd. Plaatjes waar je op kon klikken en die dan een kleine animatie lieten zien. Eindeloos ontdek plezier en met schitterende tekeningen en een mooi muziekje.
Ik schreef er al over op mijn oude blog Ook toen al had ik van die knusse buien.
Voorlezen was ook al zo’n knusse bezigheid.
Ik herschrijf mijn boek en was bezig met een hoofdstuk over de kinderboeken die ik las en voorlas. Ook daar schreef ik al eens een blog voor, en dat gebruikte ik. Het gedicht uit dat blog “Under the rose”van Walter de la Mare (het staat hier) wilde ik graag ook op papier, in een bundel. Bij die zoektocht stuitte ik op vier gedichten die elk een eigen prentenboek kregen, over de vier seizoenen.
Mijn nostalgie slaat altijd hevig aan bij seizoenswissels. Ik schreef er al veel gedichten over. Al mijn zintuigen staan aan, alle herinneringen komen boven. Deze week schreef ik over de lente.
Het lijkt wel of ik nu nóg veel meer opensta voor alles wat binnenkomt, en de hele wereld komt binnen en het is veel te veel allemaal. Het giert door mijn lijf.
Hier schreef ik al hoe dat voelt, al die natuur.
Dat is denk ik waarom ik vroeger graag veilige, duidelijke begrensde werelden zo heerlijk vond. Ik ben ze altijd heerlijk blijven vinden en ik snap nu ook waarom.
(Hier schreef ik ook al over die veilige werelden)
Dus die boekjes moest ik hebben. Veilig weg kunnen duiken in heerlijk prenten, in een wereld die te behappen is.
Kijk nou hoe mooi:
Het duurt nog even voor ze binnen zijn, dus ik heb maar even mijn boekenkast geplunderd om nu al weg te kunnen zwijmelen.
Ik liep even langs het monument voor twee minuten stilte, en daarna door naar de uiterste rand van mijn berg. Dat is de enige plek waar je ’s zomers de zon kunt zien ondergaan,
Ik had even mijn eigen “Summer evening” (met 12 graden, brr)
Ik heb alleen maar woorden als uitlaatklep.
Dat uitlaatklep moet je letterlijk zien.
Nee, wacht! Niet letterlijk natuurlijk,
maar ook niet zo sleets als het nu gebruikt wordt.
Laat dat uitlaatklep maar zitten.
Het is meer het veiligheidsventiel van een snelkookpan.
En ook dat niet.
Want als die gaat sissen is de druk al hoog.
Ik heb mijn woorden nodig om vrij te dampen
als mijn water kookt, zeg maar.
Er gaat zoveel in, zoveel aan indrukken
en naast al die ingrediënten ook nog eens allemaal kruiden.
Maar die dampen ruiken heerlijk
je kunt de soep bijna proeven.
En woorden schieten daarentegen
zo vreselijk veel tekort.
Dus wat moet ik nu
met al dat moois
en al dat verdrietigs
dat zo hevig woedt
hierbinnen?
Hoe zeg ik je
dat de meidoorn me bijna gek maakt van . . .
zie je?
daar is geen woord voor.
Hoe zeg ik je
hoe intens mijn huilen is,
een verdriet van eindeloos veel lagen diep.
Hoe zeg ik je hoe het is om deze twee tegelijkertijd te voelen.
Niet even maar voortdurend.
Is dat het leven dat ik voel?
En moet daar dan altijd zo veel van zijn?
Ik wilde iets aan iemand vragen, en activeerde even twitter, omdat ik alleen daar contact kon leggen.
Dat had ik niet moeten doen, ik bladerde per ongeluk.
Ik zag deze tweet
Ja! of liever gezegd, Nee! De vraag is helaas niet voor mij.
Ik zou dat zou nu gedaan hebben, al zes weken, elke dag, vol bewondering, het genezingsprcoes bekijken en zien hoe mooi het wordt. En dillateren natuurlijk, ik weet niet of ik dat inmiddels al zonder spiegel had gekund.
Ik kom voorlopig nog niet op twitter, teveel triggers.
ik ga nu de zak chips die ik bewaard had opentrekken.
De bloessems! De geuren!
Vooral de lijsterbes, en een wat knokerige struikachtige boom kleiner blad, ook witte bloempjes. Jammer dat ik zo weinig van bloemen weet. (Meidoorn weet ik nu, een dag later. Maar die herken ik alleen als ze als grote imposante struiken in de uiterwaarden staan).
De geuren van die twee lijken op elkaar, ze hebben hetzelfde.
Kijk, een sering ruikt ook erg lekker en zoet, maar dat is gewoon doucheschuim. De lijsterbes is wat smeriger zoet. Ik durf het bijna niet te zeggen en het klopt ook niet echt maar het lijkt een beetje op zoet met sperma. Ik vind het een heel erg erotische geur, het ruikt ondeugend lekker zoals stinkkaas dat kan. Dat zal iedereen wel gek vinden maar dat komt omdat ik net zo weinig van seks weet als van bloemetjes. En bijtjes ja.
En dan de zomeravondweemoed.
Die lange ketting van associaties die zich elk jaar weer nieuwe kralen rijgt.
Die lage zon op dat nieuwe groen, een soort gouden licht dat extra mooi afsteekt bij de lange volle schaduwen. Dat die schaduwen zo vol zijn is ook nieuw, door al dat blad.
Dat het om acht uur nog licht is. Dat is een oude, van voor de zomertijd, toen was acht uur licht een heel ding, want bedtijd, maar niet die eerste dagen dat het nog zo laat licht is, want dan ben ik nog lekker buiten. Ik vermoed dat mijn moeder voor de vorm wat mopperde over ons late thuiskomen, ze gunde het ons.
Het bos dat ruikt naar hars en warme aarde.
En het is nog zo warm zo laat.
Het licht dat door de takken schijnt en felle plekken tovert op de grond. Herinnering aan een spannende jeugdserie waar de zon de schat aan wees.
En altijd rond deze tijd, want 4 mei dodenherdenking met op de TV de klokken op de Waalsdorpervlakte en buiten nog zo licht. Dan is is de zomervakantie bijna in zicht wist ik. Die zorgeloze tijd dat ik wekenlang niet alert hoefde te zijn. En de drie weken in Frankrijk dat ik mijn ouders en grote broer helemaal voor mezelf had en niet hoefde te delen met anderen. Het leek nooit voorbij te gaan.
Dat alles in mooie verwachting. Misschien is dát wel het mooiste van de lente, dat het nog van alles belooft.
Doorwerth, 29 april 20202
Stel nou dat het zo is, dat van dat reïncarneren, dat je een leven kiest om bepaalde dingen uitwerken. Het eerste wat dan bij me op komt is: “What the fuck was I thinking? How could this ever be a good idea?”
En al doordenkende: Dan wil ik bij mijn dood wel een replay, met uitleg, van mijn beschermengelen. Zien welke levels ik gehaald heb en waar ik punten heb laten liggen. Dat ze me alles laten zien. “This is where we saved your ass!”
Dat is een grapje, maar grapjes komen ergens vandaan. En zo kom ik op het spoor van een hele diepe interne overtuiging. Ik heb er kennelijk nogal wat. Vorig maand rekende ik af met: “Ik word alleen geaccepteerd als ik onzichtbaar ben.”
Degene die ik net op het spoor kwam is:
“Heb ik het goed gedaan?”
De huilbui die me hierbij overvalt zegt me dat dit er inderdaad eentje is. Een hele oerdiepe overtuiging.
Als er iets is dat me uit het NU trekt is het deze wel. Want het NU telt niet, het NU is pas achteraf oké, als blijkt dat ik “het” goed gedaan heb.
Ik kan intussen steeds beter in dat NU zijn. Een deel van mij kon dat altijd al. Maar ik weet nu dat een deel van mij er nooit is. Een deel van mij wacht het oordeel af.
Dat oordeel kent verschillende spanningsbogen. De kortste is social media, daar krijg je meteen reacties op wat je doet, dan volgt dit blog, waarbij ik er intussen aan wen dat er amper reacties komen, maar toch: het staat er intussen wel, mijn gedachten in mooie zinnen.
Dan zijn er mijn projecten. Het kinderboek dat ik schreef, het theaterstuk dat ik maakte, en de grotere: een goede juf worden, of een goede coach, een schrijver, of een fantastische spreker.
Ik heb alles losgelaten, behalve mijn boek en dit blog. Die vormen een soort verantwoording, ongeacht wie het leest. En daarnaast is het een vorm van ambacht om het mooi te verwoorden, en gek genoeg heb ik daar geen oordeel meer over nodig. Ik ben goed. Ik heb alleen een leermeester nodig om beter te worden.
Misschien dat ik daarom weer ben gaan programmeren. Dat heeft een objectief, meetbaar en instant antwoord op de vraag of ik het goed gedaan heb. Ik weet nog hoe lekker veilig dat vroeger was, toen ik eindeloos met een zelfbedachte opdracht bezig was, en nu, ondanks de frustratie, voelt het weer zo. Want als het uiteindelijk werkt heb ik het goed gedaan. Niet dat lullige: wel-veel-complimetjes-maar-die-ene-kritische-opmerking-die-bij-je-blijft, nee gewoon 100 % goed! 1)
Maar de allerlangste spanningsboog is mijn leven. Dat ik straks de replay zie, en dat ik dan te horen krijg dat ik een kluns was maar wel een dappere,
En ook hier geldt: steeds vaker voel ik dat ik hier en nu oké ben, dat ik ben wie ik ben, dat ik ben waar ik ben en dat dat oké is. Dat kan ik dan ook helemaal voelen. Ik kan dat mezelf gelukkig geven nu.
Maar mijn tranen zeggen dat een klein maar belangrijk deel van mij nog steeds af wacht, en heel erg graag wil weten of ik het wel goed gedaan heb. En dat stuk houdt al heel erg lang de adem in. Het mag wel eens een keer uitademen, ik kom er vast nog wel achter hoe.
1)
Ik weet het, een goed werkende code kan rommelig geschreven zijn, zodat het nóg eleganter kan, maar toch: het doet wat het moet doen. Wat ik bedacht had werkt. En dat het beter kan, daar geldt hetzelfde als voor mijn schrijven: het kan altijd beter, maar dat verandert niet dat het nu al goed is.
Naschrift:
(ik heb veel naschriften, steeds als ik een blog schrijf, gebeurt er iets dat met dat blog te maken heeft, alsof ik dingen oproep)
Ik kreeg een appje van mijn schrijfcoach. Ik had 50 pagina’s herschreven. Ze vertelde dat ik dat heel erg goed gedaan had en dat ik trots mocht zijn op mijn prestatie. Ik was al trots, ik vond dat het me gelukt was, deze herschrijf, beter zelfs dan ik verwachtte. En toch voelt de bevestiging van een professionele schrijfster en schrijfcoach erg fijn.
Ik leer mezelf JavaScript, met een boek (zie boven). Het gaat langzaam, heel erg langzaam. Ik zit nu zelfs een beetje vast. Ik snap de code hierboven, maar ik heb mezelf opgedragen om het dieper te snappen dan ik het nu snap. Het wordt straks alleen nog maar moeilijker, en dan is het beter om een goede basis te hebben en niet te snel over dingen heen te stappen.
Als je geen zin hebt in wat uitleg over programmeren, kun je het cursieve stuk overslaan.
Over dat plaatje hierboven. Dat gaat over recursie, het Droste effect zeg maar. Een stukje code dat steeds zichzelf oproept totdat het een resultaat heeft. De opdracht is om bijvoorbeeld 24 te vinden door te beginnen met 1, en dan OF +5 te doen OF *3. Dat doet de code hierboven door eerst +5 te doen. Als het dan nog niet bij 24 is, roept het zichzelf op, en komt dus weer bij de keuze om +5 te doen of *3. Die * 3 komt pas aan bod als de +5 zijn doel voorbij schiet (groter dan 24). Intussen houdt de code ook nog bij welke stappen er gemaakt zijn door aan het zinnetje dat de oplossing moet laten zien (hierboven ‘history’ geheten) steeds +5 of *3 toe te voegen (met haakjes).
Het zoeken naar de oplossing gaat dus op een domme manier: gewoon alle mogelijkheden uitproberen tot je er eentje vindt die het goede antwoord geeft. Geen slimme shortcuts. Geen spoortje kunstmatige intelligentie. Makkie dus. Maar toch.
Wat me dwars zit is dat je een hele reeks foute +5-en en *3-en doet voordat je bij de goede oplossing komt. Dus steeds als je een doodlopende weg tegenkomt, moet je de boel weer oprollen en terug naar de splitsing die je nog niet uitgeprobeerd hebt. Dus de code heeft bijvoorbeeld 1+5+5+5+5+5+5 “genoteerd” in de ‘history’ en komt er dan pas achter dat dit niet werkt. Het moet al die verkeerde stappen als het ware weer vergeten en uitgaan van het punt waarop het opnieuw begint, en de ‘history’ die daarbij hoort.
Javascript onthoudt die dingen voor je. Elke keer als je een functie aanroept (een stukje code dat is voor je doet en dan het antwoord terug geeft) onthoudt het de beginsituatie. Dat heet een “STACK”. Mooi woord want het stapelt steeds gevevens van de nieuwste situatie bovenop de oude, en het kan er ook weer stuk voor stuk afhalen, zodat die ‘history’ niet ook nog alle foute geprobeerde oplossingen aangeeft. JavaScript weet dus waar je gebleven bent. Dus het doet wel die eindeloze plus vijven (en zelfs de nodige *3en tussendoor) maar daar merk je niks van, het antwoord dat je krijgt is “+ 5 gaat hem niet worden” (NULL in computertaal, niet te verwarren met 0) . Het heeft een stapeltje briefjes geschreven om bij te houden waar het is, en zelf ook weer het hele stapeltje één voor één afgelegd. Je hoeft je daar helemaal niet druk over hoeven maken.
Die || betekent OF. Maar het is in combinatie met de STACK wel een heel krachtige OF. Het zegt: “als die +5 na al dat uitproberen niks wordt, vergeet al dat uitproberen , gooi alles wat je aan oplossingen opgeschreven hebt maar weg en doe dan maar * 3 en dan gaan we op dezelfde voet vrolijk verder”
Mooi, maar dat is voor mij een black box die ik wil begrijpen. Hiervoor programmeerde ik in Basic, en die taal hield dat allemaal niet voor me bij, die had niet zo’n mooie || . Ik moest zelf zorgen dat de gegevens van elke stap bijgehouden werden, en ik moest er zelf voor zorgen dat alles wat bijgehouden werd én dat op niks uitliep ook weer verdween.
Wat ik nu aan het doen ben is de code hierboven aan het herschrijven in mijn eigen oude basic, zodat ik snap hoe die STACK van JavaSvript werkt. Ik raak steeds verdwaald. In welke lus zit ik, en hoe geef ik de juiste informatie door die zowel werkt op de heenweg, als bij het stap voor stap terugrollen. Ik moet nu zelf tegen de computer zeggen: “dat laatste stapje moet je even vergeten, we beginnen opnieuw, we zitten bij stap 5, we waren bij antwoord 26, we hebben net +5+5+5+5+5 gedaan, vergeet die maar, we gaan terug naar stap 4 en we gaan nu +5+5+5+5* 3 proberen.” (Had ik al gezegd dat deze code de domme aanpak gebruikte?)
Ik breek echt mijn hoofd hier op, en ik weet dat het antwoord uiteindelijk simpel en elegant is. Ik ben nu zover dat ik post-its ga kopen om letterlijk een stapeltje, een STACK te maken.
Ik ben er nu al dagen mee bezig. En áls het me lukt dat heb ik nog al die accolades, haakjes en puntkomma’s om aan te wennen. Ik heb er laatst een hele dag over gedaan om uit te vinden dat mijn code niet werkte omdat ik ergens = had getypt in plaats van ==.
Soms raak in een beetje ontmoedigt.
Geef niet op.
Dat is een mooie, maar dat betekent dat ik het volgende moet kunnen:
Ik leer JavaScript maar intussen leer ik hele andere dingen. Misschien leer ik voor het eerst in mijn leven wel wat leren nu eigenlijk is.
Naschrift:
Een dag later . . . so much for “elegant en simpel”
Ik ben zover dat hij keurig het rijtje +5 afwerkt, tot 26. Hij gaat dan ook nog netjes een stapje terug en doet dan 20 * 3 . . . en daar blijft het hangen.
We blijven lekker doormodderen
Het is wat het is.
Nog zo’n les waarvan ik dacht dat ik hem geleerd had. Dat had ik ook best wel, een beetje.
Maar wat ik nu leer is dat accepteren wat is pas echt kan als je afscheid hebt genomen van wat het níet is.
Dat waarvan je zo vreselijk graag had gewild dat het er wel was. En dat betekent rouw, zoals de rouw dat mijn operatie niet doorgaat. Daar komen nog steeds flarden van langs. Dat verdriet is er om te voelen.
En er is meer verdriet.
Want ik heb zo’n beetje mijn hele leven een bouwwerk gemaakt van dingen waarvan ik graag wilde dat ze er zijn. Of dingen waarvan ik vond dat ze er moesten zijn.
Leuk hoor, zo’n moment waarop je je schaamte aflegt. Dat hele bouwwerk stort nu in elkaar. Ik zit tussen de brokstukken en neem afscheid van al die dingen die ik had moeten zijn. Zeeën van verdriet voor ik toe kom aan wat er wel is.
Zo kom ik er achter zie dit blog dat ik nooit vrienden heb kunnen maken. Ik heb hele lieve vriendinnen. Maar zij vonden mij, en accepteerden mij zoals ik was. Ik heb die vriendschap aan hen te danken. Het zijn zeldzaam mooie mensen die de macht hadden iets in mij te zien dat ik zelf nog niet eens kon zien.
En ze wonen ver weg. Het lukt me niet om in mijn dagelijks leven goede contacten te leggen.
Dat is wat is. Ik ben die exentrieke oude dame. Ik ben de loner die ik nooit wilde zijn, zonder sociaal netwerk in haar buurt.
Het heeft me weken van tomeloos verdriet gekost om dit te accepteren, en een Corona crisis om me met de neus op dit feit te drukken.
Heel langzaamaan (dit blog is een heel voorzichtig beginnetje, het verdriet is nog niet weg) leer ik accepteren dat dit is wat het is, en dat ik heel blij mag zijn met die mooie vriendinnen op afstand.
Omdat het zo pril is, heb ik geen idee hoe verder. Dat kan ook nog helemaal niet. Eerst maar eens oefenen met alleen zijn zonder het niet-alleen-willen-zijn. En dan heel misschien daar maar eens van gaan genieten, ooit. En dan nog maar eens kijken of ik dat nog anders wil.
Naschrift:
En toen kwam een van die geweldige vriendinnen langs, met heel veel lekkere dingen, omdat ze aanvoelde dat ik dat nodig had. Het was precies waar ik zo naar snakte (niet de lekker dingen), en het verdreef mijn eenzaamheid en mijn verdriet.
Ze las dit stuk en ze was het niet eens met de eenzijdigheid. Ze zei: “vergeet niet wat jij voor mij betekent.” En dat kwam aan, want ik geloofde het. Maar het blijft gek, want ik geloof wat ze zegt, zoveel zelfliefde heb ik intussen, om dat toe te laten. Maar ik besefte ook dat ik dus geen idee heb wat ik voor andere mensen beteken, of hoe ze me zien, als ze me het niet expliciet vertellen.
Ik moet denken aan het sociale veiligheidsonderzoek op basisschool waar mijn kinderen aan meededen. Een van de vragen was: “Vind jouw juf of meester je aardig?” Alle vier antwoordden ze “ik weet het niet”. De interpretatie daarvan was dat ze onzeker waren over zichzelf. Dat vond ik vreemd. Het was gewoon een nuchtere inschatting. Ze wisten het niet, omdat het nooit expliciet gezegd was. Voor mij stond dat los van eigenwaarde. Ik vroeg het aan ze, en allemaal antwoordden ze dat ze zichzelf best aardig vonden, dat er waarschijnlijk geen reden was dat de meester/juf ze niet aardig vond, maar dat ze dat niet zeker wisten en dat ze daarom op die manier geantwoord hebben.
Dat was er ook zo een.
Ik wilde aardig gevonden worden. Maar als beginnende leerkracht leerde ik dat het niet goed was om aardig gevonden te willen worden.
Een mooie double bind. Nóg een spagaat, die kon er ook nog wel bij. Ik heb lang gebalanceerd met die tegenstrijdigheid, tot ik eindelijk inzag dat het nu eenmaal zo was, of ik dat wilde of niet. Ik wilde aardig gevonden worden. Daar was geen workshop of webinar tegen opgewassen.
Pas dit jaar heb ik die af kunnen leggen, 3 maart om precies te zijn. Ik ben voor niets of niemand meer bang. Ik kan eindelijk zelf kiezen met wie ik rekening houd, sowieso altijd met mezelf.
Ik ga niet uitleggen hoe ik dat gedaan heb, die schaamte afleggen. Het lijkt namelijk een simpel dingetje, maar ik vermoed dat al die dingen die ik deed, en die niet hielpen, nodig waren om dat simpele dingetje succesvol te laten zijn. Ik was er gewoon aan toe. Er zijn geen simpele oplossingen.
Ik zou me nu dus zorgeloos vrij moeten voelen. Maar ik voel me vooral verdrietig. Morgen meer daarover, want ergens zit ook daar een double bind. Die ga ik vinden als ik er over schrijf.
Schrijvend aan mijn boek zie ik nu
Ik had geen schijn van kans.
Ik dacht anders, ik voelde anders, en ik moest ook nog een jongetje zijn.
En ik was slim, veel te slim.
Ik was altijd afgeleid, maar steeds werd ik ruw bij de les gehouden. Ruw betekende voor mij dat ik werd geconfronteerd met de mening dat wat ik deed en wie ik was niet paste en niet hoorde. Het werd waarschijnlijk nog heel voorzichtig gebracht. Het werd alleen nooit als mening gebracht, maar als voldongen feit.
De eerste paar keer moet ik gedacht hebben: “Nou en? Laat me!” Maar ik werd niet gelaten. Het voorzichtige werd steeds beslissender. Nog steeds aardig, maar geen ontsnappen meer aan.
Dus ben ik gaan opletten. Ik ben ervoor gaan zorgen dat ik nooit meer op mijn vingers zou worden getikt. Daar ging al mijn slimheid aan op. Van afgeleid werd ik superoplettend als tweede natuur. Nee, het werd mijn eerste natuur. Afgeleid zijn, in mijn eigen wereld, kon ik alleen nog maar als ik alleen was. Als er mensen in de buurt waren was ik op mijn hoede, altijd.
Ik had geen schijn van kans.
Ik kan nu wel willen dat ik rebels was geweest, tegendraads, en dat ik zo mijn eigenheid had kunnen behouden. Maar die vonk, die was er niet. Ik heb nooit geweten dat de aanval een optie was, misschien juist wel omdat het altijd zo aardig gebracht werd, en ik te verbijsterd was die paar keer dat dat hardhandig gebeurde. Misschien ook wel omdat ik van huis uit mee kreeg dat zachtjes meebewegen de enige optie was.
Voor mij bestond er alleen maar terugtrekken.
Steeds verder terugtrekken.
Natuurlijk is dit een verhaal dat ik mezelf vertel.
Het is een helend verhaal.
Omdat het verhaal dat ik mezelf tot nu toe vertelde was dat ik best mezelf had kunnen zijn als ik daar maar wat beter mijn best voor had gedaan. Weet je, ik heb mijn hele leven altijd alleen maar mijn stinkende best gedaan. Eerst om niet afgewezen te worden en vervolgens om mijn unieke zelf te zijn.
Ik wil stoppen met mijn best te doen, maar daar wil ik niet mijn best voor hoeven doen.
Ik wil zo graag dat kind weer voelen, dat zei: “Nou én? Laat me.”
Steeds vaker lukt dat.