Ik heb alleen maar woorden als uitlaatklep.
Dat uitlaatklep moet je letterlijk zien.
Nee, wacht! Niet letterlijk natuurlijk,
maar ook niet zo sleets als het nu gebruikt wordt.
Laat dat uitlaatklep maar zitten.
Het is meer het veiligheidsventiel van een snelkookpan.
En ook dat niet.
Want als die gaat sissen is de druk al hoog.
Ik heb mijn woorden nodig om vrij te dampen
als mijn water kookt, zeg maar.
Er gaat zoveel in, zoveel aan indrukken
en naast al die ingrediënten ook nog eens allemaal kruiden.
Maar die dampen ruiken heerlijk
je kunt de soep bijna proeven.
En woorden schieten daarentegen
zo vreselijk veel tekort.
Dus wat moet ik nu
met al dat moois
en al dat verdrietigs
dat zo hevig woedt
hierbinnen?
Hoe zeg ik je
dat de meidoorn me bijna gek maakt van . . .
zie je?
daar is geen woord voor.
Hoe zeg ik je
hoe intens mijn huilen is,
een verdriet van eindeloos veel lagen diep.
Hoe zeg ik je hoe het is om deze twee tegelijkertijd te voelen.
Niet even maar voortdurend.
Is dat het leven dat ik voel?
En moet daar dan altijd zo veel van zijn?
Geef een geluid en gebaar zei mijn docente altijd. Laat wat je voelt niet vertaald worden maar fysiek er ziin.
Ah. Dat gebeurt steeds vaker. Mijn lijf trilt mee, en ik beweeg, maak dansjes, dans met mijn armen en vingers, wapper mijn handen, en soms ontsnapt er een soort ohm geluid.
Maar mijn dichtersbloed blijft verlangen naar schilderen met woorden.