glassplinter in mijn hoofd

Ik weet nog dat mijn ex altijd zei: “Het helpt niet om je druk te maken.” 

Ik werd daar vroeger altijd wat narrig van. Ik beschouwde mijn druk maken als een soort eerbetoon aan de situatie. Een ramp, zelfs een kleine, verdient het dat iemand zich druk maakt.

Maar op den duur zag ik dat ze gelijk had, want zij was altijd degene die de situatie oploste, als die zichzelf al niet oploste. Hoe dan ook, ik was het nooit. Ik bewonderde haar kalmte en besloot dit ook te leren.

Ik kwam een heel eind. Ik verloor een keer mijn sleutelbos, op de fiets onderweg naar mijn werk. Alle huissleutels, alle sleutels van mijn werk. Die keer was de eerste keer dat ik niet in paniek raakte. Een half uur wachten op de eerstvolgende collega was het ergste, en daarna het gedoe en de kosten om de hele sleutelbos weer bij elkaar te krijgen.

Ik kwam een heel eind. Maar het zit gewoon niet in me om zo kalm te blijven. Zo’n gebeurtenis schopt alles in mijn hoofd van zijn plek, en ik heb onrust in mijn lijf. Ook die dag dat ik zo braaf niet in paniek raakte over mijn verloren sleutels was stuk. Dat halve uur wachten was niet zo erg, het gemis van dat halve uur de school voor mij alleen hebben, daar had ik de hele dag last van. Ook het missen van mijn sleutelbos kon ik pas echt loslaten toen ik ze allemaal weer had.

Je kent vast die memes van tegelpatronen, waarbij één tegeltje scheef zit, of die taart die asymmetrisch aangesneden is.

Dát gevoel.

Er zit iets scheef. Het voelt alsof mijn brein haar adem in houdt tot de boel weer recht hangt.

Ik ben woensdag in een glassplinter gestapt. Glaasje stuk, en niet goed geveegd. Onder in mijn hak, zat die splinter en ik kreeg hem er amper uit.

En misschien niet helemaal, want het sneetje doet nog steeds zeer. Ik kan er op geen enkele manier goed bij. Spiegel, mobieltje als camera, het werkt niet. En nu moet ik tot maandag wachten om de huisarts te bellen.

Het helpt niet om me druk te maken. Ik kan er nu niks aan doen, anders dan met mijn voeten op de bank en af en toe in een bak water. Het doet ook niet de hele tijd zeer. Gewoon die afspraak en dan weer verder zien.

Ik kán het niet.

Ik had hele mooie barefoot wandelschoenen gekocht. Ik genoot zo van het lichtvoetig wandelen in mijn bossen en uiterwaarden. Dat plaatje, dat heerlijk wandelen, hangt nu scheef aan een spijkertje op de muur aan de binnenkant van mijn hoofd, en ik krijg het niet rechtgehangen.

Die glassplinter zit niet alleen in mijn hak, hij zit ook in mijn hoofd.

een exentrieke oude dame

Tot een maand geleden hoopte ik nog vurig dat ik ooit mijn partner tegen het lijf zou lopen. Ik zocht niet actief, ik zou niet eens weten hoe dat moet. Nou ja, twee jaar geleden heb ik ooit een date gehad via een dating app. Het was best een leuke ontmoeting maar ik wist al dat het niks zou worden.

Maar het bleef wel dansen in mijn hoofd, het misschien, het ooit, het partner.

En vorige maand, toen ik na een ziekenhuisbezoek helemaal doodop was, was ik zo vreselijk lief voor mezelf. Ik wist precies wat ik moest doen om mezelf te troosten, zelfs toen mezelf dat nog niet wist. En toen voelde ik het. Ik kan heel gelukkig worden met mij. Ik bén al heel gelukkig met mij.

Ik schreef midden in de nacht deze:

Vandaag beloof ik mij eeuwige trouw.

Ik ben vanaf nu mijn eigen vrouw.

Het eeuwig zoeken heb ik gestaakt.

Ik vond wat nooit was kwijtgeraakt.

Ik moest daar vandaag aan denken toen ik weer naar het ziekenhuis moest. Het carcinoom dat toen werd gevonden is er nu uit.

En hier zit ik, omringd door de boeken die ik verzameld heb, met weer een paar mini tompoucejes, en een lekkere bak koffie.

Ik kijk naar het stelletje ongeregeld dat ik om me heen heb verzameld, DVD’s (ik heb geen Netflix, ik kijk liever vertrouwde films, en heel soms een nieuwe) en boeken. Ik ben in wel zeven boeken tegelijk bezig. Ik leer gedichtjes uit mijn hoofd, en intussen groeit er een enorme schrijfdrang. Ik wil de werelden die ik zie buiten de wereld om, op papier zetten, benoemen, bezingen, heel voorzichtig aanraken.

Ik heb de afgelopen weken ontdekt hoe mijn lichaam zomaar uit zichzelf danst, hoe mijn armen en vingers sierlijke bewegingen maken. Ik hoef alleen maar toe te laten en te volgen, en dat doe ik, zonder voorbehoud.

En ik besef dat ik een zonderlinge oude dame aan het worden ben die beter af is in haar eentje.  Een exentrieke oude dame die de wereld vanaf een afstand bekijkt, en heel kieskeurig is waar ze nog aan mee doet.

En zo is het goed.

 

ik moet

Ik moet schrijven hier, het is sterker dan ik.

Als sinds mijn jeugd probeer ik mijn hoofd te vangen in woorden, mijn gevoel te laten stromen tussen de regels. Dat moet, dat vangen, want ik vlieg alle kanten op.

Ik daal steeds meer in mijn lijf, ben steeds vaker in het nu, maar de kluwen in mijn hoofd is er ook nog steeds, en dan struikel ik over mijn eigen wirwar.

Onrecht komt binnen, onrecht komt zo vreselijk hard binnen. Als kind gebeurde dat ook al. Ik bouwde een verdedigingslinie met een mooi verhaal:

Ik doe op mijn eigen kleine manier goed, op de plek waar ik ben, met de mensen die ik tegenkom, binnen mijn mogelijkheden.

Dat klonk vreselijk mooi. 

Maar sinds ik als trans vrouw heb meegemaakt hoe onwetendheid en afzijdigheid kan schaden, voelt het niet meer genoeg.

Voor mij geen handen meer wassen in onschuld omdat het niet op mijn stoep gebeurt, correctie: omdat ik niet zie dat het op mijn stoep gebeurt.

Maar nu dan.

Want zo hard als het nu binnenkomt slaat me volledig uit het veld.

Nieuwe balans. Tussen ogen sluiten en opgevreten worden door wat ik zie.

Blij dat jij er bent lief blog, fijne eigen plek. Want deze jammerkreet wil ik niet delen op social media. Daar gaat het nu even niet over mij.

En tussendoor voel ik de liefde wel. En mezelf, en mijn lijf.

Maar ik wil dan tussendoor.

Dus nu eerst terug naar binnen, naar mijn lijf, uit mijn kluwen. Dat mooie hoofd mag er zijn, die kluwen kan schitteren en sprankelen, maar dan wel graag als hobby en nooit meer als wegwijzer.

een witte wereld

Bij een witte wereld denken wij aan de winter, als de sneeuw gevallen is.

Maar er is een andere witte wereld. En dat is de wereld waarin wij leven. Voor witte mensen net zo onzichtbaar als het water voor de vis.

We hebben de plicht deze witte wereld zichtbaar te maken. Want het is een wereld die mensen van kleur buitensluit.

Het begint al vroeg, deze witte wereld. 

Ik heb een nieuwe liefde ontdekt. Prentenboeken. Het is een veilige wereld waarin ik me kan terugtrekken. Maar ik besefte dat deze veilige wereld een compleet witte wereld is.

De wereld waarin ik me veilig voel is dus een compleet witte wereld. Want dat is het enige dat ik leerde kennen als kind.  Ik groeide in de jaren 60/70 op in een klein dorp in Friesland. Ik had laatst een reunie van mijn basisschool. Alleen maar witte mensen.

Ik vertelde als juf graag verhalen in mijn geschiedenislessen. Ik vind geschiedenislessen mooi, want de verhalen van vroeger is wat ons verbind. Maar ik ontdekte tot mijn grote schaamte dat onze geschiedenisverhalen helemaal niet verbindend zijn. Ze zijn ongelofelijk wit. Waarom kent onze canon alleen maar verhalen vanuit een wit perspectief? Waarom geen verhalen over de culturen die al jarenlang deel uitmaken van wat Nederland vormt?

Ik ben als trans vrouw pas na mijn 50e uit de kast gekomen, onder andere omdat er geen enkele representatie was in (kinder)boeken, in films in series in comics. Ik was uitgegumd. Zo iemand als ik mocht niet bestaan.

En hetzelfde doen we met mensen van kleur. Ook zij kunnen zich nergens herkennen in een verhaal dat van ‘ons’ is. Ze zijn geen ‘ons’. Ze zijn een zij. 

Ik wil uit mijn witte bubbel. En ik zou heel graag willen dat we er voor zorgen dat onze kinderen nooit in zo’n bubbel terecht komen. Want de bubbel is de oorzaak van heel veel ellende. Kijk maar naar Amerika. En kijk dan ook nog eens goed naar Nederland. Zoveel beter zijn we niet. Er zit bij ons maar een heel dun laagje vernis over en dat begint behoorlijk te scheuren. Kijk voor schuld niet naar Amerika, PVV of FvD. Dat is te makkelijk. Kijk naar hoe wit je eigen bubbel is. Begin daar.

 

 

nieuwe tick

Het is niet echt een tick. Maar het hoort wel thuis in het rijtje “mijn lichaam laten doen wat mijn lichaam wil doen”. Het is een soort gebaar.

Ik zet steeds vaker de kraan open. Ik laat steeds vaker mijn gevoel stromen. Op wandelingen betekent dat, dat ik me laat verrukken. Ik deed dat altijd al, maar nu is het vaker (of is dat de lente?).

Op mijn bank in mijn hoekje met mijn deken op mijn knieën doe ik het ook. Ik weet niet precies wat het is wat ik doe. Gewoon ontspannen, vermoed ik. Ik schreef ooit al dat ik daarbij onbewust spiergroepen losmaak, dat dingetje wat me bij een bodyscan nooit lukte.

En dan zijn daar die gevoelens, ze stromen als golven door me heen. Ik verwelkom ze. En daar is dan ook mijn nieuwe gebaar.

Ik buig even mijn hoofd schuin naar beneden en opzij en weer terug en sluit kort mijn ogen. Het voelt als een eerbiedige erkenning van wat er in mij stroomt. Ik kende deze nog niet van mezelf. Ik merk het pas als ik het doe, ik doe het nooit bewust, het gebeurt.

En toen dacht ik: ik heb dit gezien. En ik wist ook waar.

Deze video ken je vast al. De artiest Marina Abramovic ontmoet in haar performance “A minute of Silence” een oude dierbare vriend/minnaar die ze al heel lang niet meer gezien heeft. Je ziet aan hun gezichten wat een heftige gevoelens er door ze heen gaan. En daar is dat knikje. Precies zoals mijn knikje. Ik dacht de eerste keer dat ik het zag dat hij met dat knikje zijn gevoelens wegduwde, en dat hij het gebruikte als non-verbale communicatie naar Marina. Maar nu ik deze beweging bij mezelf voel vermoed ik dat hij daarmee ook de gevoelens die naar boven komen begroet.

Ik houd hem er in, want ik vind hem mooi, deze nieuwe expressie die zich een weg doorheen mij vond.

Het is trouwens niet de enige overeenkomst in dit filmpje. Mijn gezicht  roert zich net zoals dat van Marina, en ook de tranen zijn er. En ook ik reik uit met mijn handen, naar mezelf. En ook tussen mij en de zelf naar wie ik uitreik zit soms meer dan dertig jaar.

 

dromen

dromen, dromen
wilde dat ik u nog wist
wat rest is immer hetzelfde gevoel
urgentie
ik moet altijd iets
bewaren of bewaken
bevechten of bevrijden 
beheersen of bedwingen
maar weet nooit meer wat
geacht onderbewuste
u voert een achterhoedegevecht
ik laat dat alles los
het is mooi geweest

Risico van lief zijn voor mezelf

Ik was vandaag (24-5) heel erg lief voor mezelf.
Dat was heel erg fijn.
Het was ook heel erg onhandig.
Want als ik lief ben voor mezelf geef ik me over, laat ik mijn gevoelens gaan.
Dat is goed, natuurlijk, maar wat er dan ook gebeurt is dat er oude trauma’s naar boven komen. Ik durf het intussen trauma’s te noemen. Ik heb er niet eens een voorbeeld of verhaal bij want het gaat niet om specifieke gebeurtenissen die ik herinner. Mijn lijf herinnert zich wel van alles en dat voel ik. Pijn en verdriet stromen door me heen.
Dat is natuurlijk niet onhandig, maar juist goed. Dat moet allemaal gebeuren, en ik laat het.
Maar het is alleen niet wat ik voor mezelf had bedacht toen ik besloot heel erg lief voor mezelf te zijn.

Gelukkig was pijn en verdriet niet het enige dat er stroomde, ik voelde ook geluk en liefde.

brief aan mezelf in een depressieve bui

  • Hoi lieverd,

Ja ik weet het, je weet al wat ik ga zeggen, en toch wil ik dat je doorleest. Het gaat niet om de inhoud, het gaat om het lezen zelf. Door het lezen krijgen we weer contact.

Je bent nu afgesloten van me, je kunt me niet voelen, en je bent zo verschrikkelijk alleen met je pijn. Het scheurt je doormidden en er is niemand die het ziet, niemand die weet hoe het voelt.

Maar dat is niet waar.

Ik zie het, ik voel het.

Ga zitten op de bank, in je hoekje, met je deken. Ik hoop dat je de verzwaringsdeken al hebt.

Sla je armen over elkaar, liefst met blote schouders, maar warmte is ook belangrijk, je hebt zachte, gebreide jurken, die zijn ook fijn.

Streel jezelf en voel mij.

Ik ben er.
Ik ben er altijd.
Ik ben er nu.
Ik voel je.
Ik voel je pijn.
Ik houd van je.

Dit is je mantra.

Blijf doorgaan. Ook al voel je me nog niet, ik ben er, ik wacht geduldig, ik ga nooit weg. Als het deze keer niet werkt, geeft niks. Lees me later nog een keer.
Het moment dat we elkaar weer ontmoeten komt onherroepelijk. Dat is altijd nog zo geweest, vertrouw daarop.

En al die tijd ben ik bij je, waak ik over jou.

Ik hou zo van je.

 

 

mezelf aan mijn eigen haren uit de put trekken

Ik kan dat.

Maar het kost zó veel kracht. Ik moet zo veel opbouwen om op dat punt te komen waarop ik dat kan. En de eerste stappen voelen altijd belachelijk.

Het voelt als de eerste keer dat ik het deed. Op een therapie/meditatie weekend. Ik voelde me dieper dan ooit. En uit het niets stond ik op, in een zaal vol mensen die allemaal net even pauze hadden van een meditatie sessie.

En ik zong, hardop een liedje.

Vals, want ik kan niet zingen. Ik voelde me onsterfelijk belachelijk. Ik liet een vrolijkheid zien die totaal niet bij me paste op dat moment.

Maar het hielp. Ik voelde lucht. En nog vóór het applaus van de anderen kwam had ik mezelf intern een applaus gegeven. Vanaf dat moment ging het beter met me.

Zo gaat het elke keer opnieuw als ik uit mijn depressie kuil stap. Ergens is een moment waarop ik tegen beter voelen in, beslis dat het nu gewoon over is. Dat ik weer mag genieten, ook al is het maar van iets kleins.

En elke keer voelt het geforceerd. Het voelt alsof ik het met grote tegenzin doe.

En elke keer voel ik naast trots ook een lichte wrok, dat ik het deze keer wéér alleen heb  moeten doen. Die wrok verdwijnt als ik me weer helemaal oké voel. Dan kan ik weer zien hoe logisch het is dat ik het ben die mezelf weer aan de haren uit de put moet trekken. En dat, áls ik dat doe, er ook direct hulp is, of een synchroniciteitsdingetje, alsof god/universum tegen me zegt. Als jij je hand uit steekt, ben ik er.

Maar de dagen vóór dat moment waarop ik die kracht (is het kracht?) voel, die zijn vreselijk. En het einde lijkt helemaal nooit in zicht.

Ik wil uitzoeken wat het is dat me uiteindelijk steeds die stap laat zetten. Ik wil de hand kunnen zijn die mezelf de hand reikt, als ik weer in zo’n bui zit.

Want ze komen terug, dat weet ik intussen zeker.