Stilte na de storm

Ik zit op de bank, op mijn vertrouwde plek in de hoek bij het raam. De zon schijnt naar binnen, het is bijna winter, de zon laag genoeg om onder de balkonrand van mijn bovenburen door te schijnen, de bomen kaal genoeg om het zonlicht door te laten. Dit is winterlicht, en er kruipt een winterstilte langs, door en over me heen. Ik voel me rustig. De spanning van een half jaar bezig met boek en voorstelling laat ik uit mijn lichaam stromen. Ik hoef even nergens meer schrap voor te staan. Ik mag de rest van dit jaar stil zijn in mezelf.

En dan moet ik huilen, als ik dat besef. Want dan voel ik pas echt hoe strak ik stond, hoe spannend het was, hoeveel ik dacht dat er van af hing. Nu kan ik het weer voelen: Het ís al goed.

Het is niet pas goed als . . .

Het is nu al goed, zonder die als.

En dat kan ik niet voelen zonder tranen.