Ik leerde als kind mijn onbevangenheid al tamelijk snel af. Mijn onbevangenheid was te onvoorspelbaar, en ik wisselde de momenten dat ik anderen overvoerde met enthousiaste verhalen af met periodes dat mijn binnenwereld me zo bezig hield dat ik onbereikbaar was. Dat enthousiast verhalen delen leerde ik af. Te vaak bleek dat mensen daar niet op zaten te wachten. Ik werd voorzichtig. Mijn gezicht stond op nadenkstand, of ik had een afwachtende blik.Ik probeerde de wereld te begrijpen, tevergeefs. Ik weet nu pas dat de dingen die ik toen niet begreep ook helemaal niet te begrijpen zijn.
In een wereld waar extraverte blije kinderen positieve aandacht kregen zal ik waarschijnlijk overgekomen zijn als teruggetrokken en misschien zelfs stuurs. Zo werd een vicieuze cirkel gecreeerd want ik werd ook niet meer uitgenodigd om te delen wat er in me omging. Fantastische werelden ontvouwden zich in mijn hoofd en niemand heeft er ooit iets van meegekregen.
Pas sinds de juiste hormonen hun werk doen in mijn lichaam ben ik in het bezit van een stralende lach, en wat maakt dit het contact met de wereld zo veel makkelijker.
Wat doen we veel kinderen tekort door zoveel positiever te reageren op blije gezichten en extraverte gezichten. Wat jammer dat we niet zien dat die terughoudende blik juist een vraag is om heel voorzichtig uitgenodigd te worden. Wat jammer dat we niet zien dat die boze blik soms alleen maar duidt op diep nadenken. Wat jammer dat we geen ruimte maken voor verhalen die op het eerste gezicht niet aansluiten. We missen daarmee eindeloos veel mooie werelden, en we doen kinderen ernstig tekort.