Maia

Knuffels hebben een ziel. Die ziel wordt door een kind de knuffel in geblazen. Daarmee ontstaat een levenslang verbond. Soms lijkt dat even weg te zijn, als kinderen ouder worden en op een gegeven moment beslissen dat ze te groot zijn voor knuffels. Gelukkig groeien veel volwassenen daar weer overheen. Voor sommigen duurt het lang, dan is er pas vlak voor de dood weer een moment waarop de band weer voelbaar is.

Voor de knuffel Maia liep het anders. Liesje werd Liesbeth. Ze vond Maia opeens stom, een Bij van een tekenfilmserie! Banaal gewoon! Maia wist wel dat dit tijdelijk was. Ze was zoveel meer dan merchandising. Liesbeth/Liesje had haar ziel toch ingeblazen? Ze zou dat ooit weer weten. Maia was weggestopt, niet weggegooid, en zelfs dan, dan nog zou er de herinnering zijn die ze verbond.

Maar Liesbeth kreeg een ongeluk. Het gebeurde zo plotseling dat de hereniging, de bevestiging van het verbond, voor Maia een beetje verloren voelde. Had ze nog wat kunnen betekenen in die laatste momenten? Ze wist het niet.

Toen het moment kwam dat Maia weer opnieuw ingeblazen zou worden en een andere naam zou krijgen, bedacht ze iets moois. Ze wilde niet in één knuffel. Er waren ook kinderen die nooit een knuffel hadden en ze wilde er voor iedereen zijn.  Wat Liesje/Liesbeth niet wist:  Maia was ook de naam van één van de sterren van de Pleiaden. Maia wist dat wel. Ze zou in de sterren te vinden zijn. Verstrooid over duizenden sterren, bereikbaar voor alle kinderen die haar nodig hadden. Ze vond het een mooi idee, en zo geschiedde.

Maia schitterde van ver, ‘s nachts zichtbaar bij heldere hemel over de hele aardbol, voor elk kind dat omhoog keek en haar nodig had. Er waren natuurlijk wolken, maar er was altijd wel ergens op aarde een gat in die wolken waar ze doorheen kon schijnen. Ze beleefde duizenden kleine schittermomenten. Zo is het beter, fluisterde ze. Dit is voor eeuwig en voor iedereen.

Maar voor eeuwig is lang, en voor iedereen betekent ook: voor niemand in het bijzonder. Ze miste de uitwisseling van verhalen van teruggekomen knuffelzielen, voor ze weer ingeblazen zouden worden. Toen hoorde ze een stem.

“Maia, voel je je niet een beetje eenzaam?”
“Nee hoor, ik heb duizenden contacten, elke nacht.” zei, Maia, maar ze voelde hoe dun ze klonk.
“Duizenden contacten”, ze de stem, “dus als één van die contacten loslaat, voel je het niet, want er zijn altijd al die andere. Dat is veilig, maar ook een beetje alleen.”
Maia begon te huilen, eerst zachtjes, maar toen steeds harder.
“Het deed pijn hè? Los te zijn van Liesje, en geen kans meer om de band weer aan te halen?”
Maia antwoordde bevestigend door nog harder te snikken.
“Je mist het maar je durft niet meer.”
Ze waren even stil, de stem en Maia.
“Helpt om het te weten dat Liesje één fractie van een seconde aan jou dacht, en dat dat moment genoeg was?”
Maia’s ademhaling werd rustiger.
“Morgen krijgt een jongetje een pop. Hij wil dat niet. Jongens hebben geen poppen, denkt hij. Wat hij niet weet is dat het een poppenkastpop is, een varkentje, met een lieve snoet. Zou je het aandurven?”

En zo werd Maia Knorrepoet.