Ze deed zo haar best. Ze moest wel, om het goed te maken. Ze maakte veel fouten, omdat ze nooit snapte hoe het hoorde. Ze begreep het hele concept van hoe het hoorde niet, want hoe het hoorde was gewoon één van de manieren om iets te doen, en vaak ook nog een niet de slimste. En toch bleek iedereen erg te staan op hoe het hoorde, en als ze vroeg waarom was het antwoord dat het nu eenmaal zo hoorde. Dat was een antwoord dat zichzelf in de staart beet, dus daar schoot ze niet veel mee op. Het was iets van vroeger, maar van wanneer dan, vroeg ze af. Het maakte dat ze zich voelde alsof ze halverwege een film was binnengekomen, en maar moest raden wie iedereen was en waarom ze deden wat ze deden. Maar ze wist niet eens wat voor film, en dat maakte het zo moeilijk.
Ze deed zo haar best. Ze lette goed op. Ze werd steeds beter in raden, als je veel films hebt gezien ga je patronen herkennen. Ze leerde de scripts te voorspellen en begon ze voor zichzelf te schrijven. Ze probeerde ze zo te veranderen dat ze wat logischer werden en mooier, maar wel zo dat anderen niet zouden merken dat ze iets veranderd had. Ze wist intussen wat mensen wilden zien en dat gaf ze. Veel van dat en een beetje van zichzelf, altijd goed verstopt in het script. Soms werd ze slordig en dan lukte dat verstoppen niet zo goed. Dan werd er Boeh! geroepen, en dan deed ze de volgende keer nóg meer haar best.
Ze deed zo haar best dat niemand haar zag. Ze zagen het script en daar kreeg ze applaus voor. Eerst was dat fijn geweest, maar ze voelde zich eenzaam. Ze wilde meer van zichzelf laten zien. Om het boeh geroep te voorkomen koos ze heel zorgvuldig uit welke stukjes zelf ze wanneer kon laten zien. En dan liefst verpakt in een verhaal. Maar dat hielp niet tegen de eenzaamheid. Mensen vonden het mooi, maar dat gaf geen goed gevoel meer. Natuurlijk was het mooi, daar had ze zo haar best op gedaan. Daar had ze zo goed voor opgelet.
Ze wilde stoppen met haar best doen, maar dat lukte niet meer. Ze was vergeten hoe dat was, toen ze nog zo verbaasd kon zijn. Het voelde nu niet verbaasd, het voelde wankel, wiebelig en mistig. Haar eigen binnenwereld kende ze met ogen dicht. Maar dit was anders. Ze struikelde, verdwaalde en viel. En er was niemand om haar op te rapen, want ze had niemand verteld waar ze heen ging.