Ik ben altijd lief en voorkomend. En het gaat altijd ten koste van mezelf. Eén keer in de zoveel tijd barst het dan natuurlijk een keer los. Dat heeft me al ruim tien keer een baan gekost. Niet omdat ik dan ruzie schop, in de meeste gevallen vertrok ik zelfs met stille trom.
Nu is mijn energie op, en nu besef ik pas hoe vaak ik op deze manier aan mezelf voorbij ga. En nu besluit ik dat niet meer te laten gebeuren. En dat gaat natuurlijk niet in één keer goed. Ik zou mooi assertief moeten handelen, en verbindend moeten communiceren. Maar ik sta mezelf toe om daar nog even geen ruimte voor te hebben.
Voorbeeld.
De sauna is voor mij een hele goede manier om in mijn lichaam te komen. Ook de laatste keer was heel fijn. Maar ineens was het op. Ik stortte in één klap compleet in en wilde alleen nog maar zo snel mogelijk naar huis. Ik maakte me ook zorgen voor de lange busreis, en het overstappen, want dit was de eerste keer dat ik nadat ik mijn auto had weggedaan.
De kleedkamer is klein en het was druk. Nergens een plaats op een bank vrij. Ik zie een compleet aangeklede meneer op een bankje zitten, kennelijk wachtend op zijn vrouw die nog bezig was. Ik ben voor hem gaan staan, en ik heb gezegd: “ik wil deze plek graag, want ik moet me nog aankleden.” En mijn verontwaardiging over hoe iemand het niet zelf snapt en even ruimte maakt heeft ongetwijfeld doorgeklonken in mijn stem. Mijn oude ik had zoiets gezegd als “als het niet héél vervelend is, zou ik graag gebruik willen maken van deze plek” of ik had niet gezegd, en gewacht.
Halverwege het aankleden ontdekte ik dat mijn handdoek nog ergens in de sauna hing. Half aangekleed ging ik die halen. Toen ik terugkwam, waren er drie vrouwen binnengekomen (voor de avond sauna). Ze namen veel ruimte in, waaronder ook het bankje waarop ik nog bezig was. Weer heb ik daar iets van gezegd. Toen ik wilde controleren of mijn kastje leeg was, zag ik dat deze al bezet was door één van de andere vrouwen. Ik zei daar iets van.
“Het was gewoon leeg hoor!”, zei de vrouw, op een ‘waar doe je zo moeilijk over?’ toon.
Ik brak. Het mag wel leeg zijn geweest, maar totdat ik zélf gekeken heb, en beslist heb dat ik klaar ben met het kastje is het míjn kastje! Ik heb mijn aankleedritueel niet af kunnen maken, en dat onaffe blijft in mijn lijf hangen. Er blijft het gevoel “dat ik het gas aan heb laten staan.” Ik brak. Ik pakte snel al mijn spullen bij elkaar en ben naar buiten gestormd, en ik heb heel fout en passief agressief hardop iets gemopperd over mensen die teveel ruimte innemen. Eén van de vrouwen kwam me achterna omdat ik mijn muts en handschoenen had laten liggen. Ik geloof dat ik nog een “dankjewel” heb gemompeld. (Maar dus niet zo hartelijk als ik dat altijd doe wanneer mensen mij redden van mijn eigen chaos)
Buiten gekomen bleek dat ik de bus gemist had.