Nu

Ze zijn in mineur, mijn blogposts. En dat is hoe het nu is. De vreugde komt wel weer terug, maar dit zijn de dagen van ontgoocheling. 

Ze zijn zwaar.

Ik vroeg me vanmorgen af, wat zou ik willen doen, als het niet om iets gaat dat ik straks aan anderen kan laten zien?

Ik schrok, want ik heb werkelijk geen idee.

Al vanaf de kleuterschool wil ik alleen maar iets moois maken dat thuis op de openstaande klep van mijn moeders kastje kan staan. Voor iedereen om met bewondering naar te kijken.

Zelfs wandelen en genieten van de natuur doet pijn, omdat ik het niet kan schilderen. En altijd wil ik het in woorden vangen, en slechts heel af en toe lukt dat een beetje.

Ik vermoed dat er niemand zo slecht is in het in het nu zijn dan ik. Mijn nu’s voelen zo vreselijk leeg, dat ik ze op wil vullen met mooie straksen.

Nou ja, ik kan het wel, in het nu zijn, dat zijn dan mijn huilbuien, met gelukkig af en toe een glimp dankbaarheid.

Gezien worden

Gisteren zat ik in de trein naar Amsterdam, mijn hoofd ging als een razende tekeer, en ik wilde de zinnen opschrijven, voordat ze zouden vervliegen. Dit is wat ik schreef:

Mijn weten gaat mij vooruit. Het is een weten dat dieper gaat dan kennis en snappen. Het is een weten van het hart. Ik kan daar mystiek over doen en zeggen dat mijn weten gechanneld wordt, maar het ligt veel aardser. Ik vermoed dat mijn weten voortkomt uit alle boeken (ik bedoel hier vooral fictie), die ik las, alle verhalen die ik hoorde, alle levens waar ik hele kleine stukjes van mocht delen. En ja ook de cursussen en zelfhulpboeken, ik heb inmiddels geleerd daar de zin en onzin van te onderscheiden. Dat is de kennis van mijn hart, levenservaring, als je het prozaïscher wil, of toch mijn talent om bullshit te herkennen.

Maar ook al is het een weten van het hart, het is daarmee nog geen voelen en ervaren. Alles wat ik al weet, weet mij onverwacht te vloeren. Het grijpt me bij de strot, ontneemt me mijn adem, schopt me in mijn buik, perst me uit. Ik word steevast gevloerd, en altijd voelt het alsof ik nooit meer overeind kom. En als ik daar uitgeteld lig, kan ik alleen nog maar stamelend uitbrengen : “maar ik wist dit toch al?”

Deze lente bracht mijn instorten, en met mijn instorten wist ik dat ik dingen los moest laten. Ik wist ook dat het pijn zou doen. Het resoneerde mooi met wat ik vijf jaar eerder schreef over loslaten, en ik kon er mooi over schrijven.

Nu is er alleen maar lucht en leegte. En pijn.

En later zal ik dit terug lezen en denken: “je wist nog niet half hoeveel.”

 

Die pijn was de reden dat ik naar Amsterdam ging, naar mijn psycholoog van het transgenderteam van het VUMC. De wachtlijst voor de SGGZ is nu nog 17 weken. Dus ik regelde alle zelfzorg die ik durf te regelen. Een extra afspraak met haar was daar één van.

En het was goed. Heel goed. Ze vertelde dat het niet zo vreemd was dat dit nu allemaal gebeurt. Ze vertelde ook dat ik vreselijk hard ga, in mijn ontwikkeling. En dat moest ik horen. Want het voelde alsof ik stil stond.

Een stuk lichter liep ik het ziekenhuis weer uit.

In de wachtkamer was het al gebeurd, en op straat, onderweg naar het centrum, gebeurde het weer. Ik werd herkend. Door mensen die me op twitter volgen.

Lieve God, wat kun jij heerlijke knipogen geven. Gisteren ging mijn blog over het loslaten om ooit nog ‘bekend te worden’, en vandaag word ik twee keer gezien. Ik zie het niet als teken dat ik alsnog bekendheid krijg. Ik zie het als teken dat je bij me bent, God, Universum, Allah, welke naam we je ook geven. Ik voel je.

In mijn gesprek met de psycholoog kreeg ik trouwens nog weer meer inzicht in die wens om bekend te zijn, om iets groots neer te zetten. Het draait allemaal om doen. Ik ben mijn hele leven al bezig om dingen te doen, om mijn bestaansrecht af te kopen, om liefde te krijgen. Het resultaat is natuurlijk dat ik voel dat ik die liefde krijg vanwege wat ik doe. Dat betekent dat ik nooit geleerd heb om liefde te ontvangen voor wie ik ben.

Auw…

Nee. Niet Auw! Deze auw is precies zo’n voorbeeld van weten en nog niet voelen. Deze auw gaat nog hevig langs komen, later, en dan zal ik zeggen: “Maar ik wist dit toch al?”

Loslaten

Elke musical heeft een lied waarin de hoofdpersoon haar worsteling uit zijn lijf zingt. Bombastische muziek, en dan opeens het moment van aarzeling en besef. De muziek valt plotseling stil. Korte zinnen. Haast staccato. Oké dan. Dit is het dus. Hier gaat het om. Berusting. En dan zwelt natuurlijk de muziek weer aan, nóg grootser en dramatischer dan daarvoor, om te eindigen met een daverend slotakkoord.

Daar ben ik nu, vóór dat aanzwellen dan.

De muziek is stilgevallen. En ik kan niet veel meer dan prevelen: “Oké dan”.

Loslaten. Loslaten van alles wat ik van mezelf moet. Gisteren leek me dat nog fijn. Ik huilde vele lasten van mijn schouders, de afgelopen dagen. Ik mocht eindelijk leunen.

Maar vandaag besef ik dat ik daarmee ook alle mooie plannen die ik ooit had los laat. Al die plannen hadden één ding gemeen. Ik moest iemand zijn. Ik moest een stempel zetten, ergens, ik moest gezien worden. Die vurige wens had ik al op de basisschool toen ik in de zesde klas het toneelspelen ontdekte. Ik haalde overal goede bolletjes voor (onze school had, heel modern voor die tijd, de cijfers afgeschaft), maar goede bolletjes waren geen prestaties. Dat was voldoen aan de randvoorwaarden voor mijn bestaan. Daarmee kocht ik de goodwill voor alle flaters die ik sloeg. Maar toneelspelen, dat was de enige manier waarop ik mezelf kon laten zien. Dat was de enige manier waarop ik echt iets betekende. In mijn onzichtbare bestaan koesterde ik op de achtergrond een stille wacht-maar-af. Een hoopvolle ooit. Dat ooit in al zijn verschijningsvormen was mijn reddingsboei, mijn baken, mijn reden om door te zetten als ik niet meer kon.

Ik laat nu mijn ooit los, en het laat een godsgruwelijke leegte achter.

Ik kan in mijn hoofd wel bedenken dat ik genoeg ben, maar mijn gevoel is daar nog niet.

Mijn muziek gaat niet meer bombastisch aanzwellen. Geen daverend slotakkoord. 

Mij rest alleen het “oké dan”.

Dat het dan oké is, dat kan ik nu nog niet voelen.

Schrijven is moeilijk

Ik gooi veel op de schop, in mijn boek.

Ik kreeg begin van de zomer een idee, en de hele zomer was ik daar blij mee. Maar nu moet het toch anders. Mijn boek bestaat uit losse stukken. Dat komt omdat ik mijn oude blogs als basis gebruik. Ik ben nog steeds tevreden met mijn besluit om alle nieuwe stukken ook als blog te schrijven.

Ik zou dan in een tweede deel de losse stukken aan elkaar praten. Ik zag drie thema’s. Mijn relatie met religie/spiritualiteit, mijn hoogsensitiviteit, en mijn vrouw zijn. De drie dingen die mij het meest bepaalden, en die er alle drie niet mochten zijn.

Van mijn hoogsensitiviteit heb ik inmiddels ‘neur-a-typisch’ gemaakt. Ik wilde het breder benoemen. Maar dat was een kleine aanpassing.

De grote schop die ik er in zette, was dat ik besefte dat de losse stukken, de blogs, dat dat scenes waren. En dat ze eenheid van plaats tijd en handeling nodig hadden. Dat ze op zichzelf moesten staan.

En dat mijn uitleg, dan eigenlijk een voice over zou kunnen zijn. Maar dan moeten ze niet achteraan. Dan is het een voice after.

Dus die drie thema’s ga ik nu door het boek heen weven. Een lastige klus, want mijn voice over weet al hoe het verder gaat. Waar kan ik welke informatie kwijt? Wat introduceer ik waar?

En ik heb al mijn breinkracht nodig om met al dit geschuif het overzicht te bewaren. Introducties schuif ik naar voren, en op de plek waar ik ze weg haal, kan ik ernaar verwijzen. Maar als het te lang duurt voordat de lezer daar is, heb ik hulpmiddelen nodig. Ankers, zodat de lezer een “oja!”krijgt. Dat levert, als het lukt, ook weer mooie dingen op. Ik ben erg blij met een vergelijking die ik vond. De kale berg uit Disney’s Fantasia staat nu voor mijn angst voor de grote boze buitenwereld, en komt op minstens twee plekken terug.

Maar er sluipt ook iets in wat het schrijven moeilijker maakt. Ik hoor mezelf praten, en ik ga mezelf saai vinden. “Dat had je al gezegd.” Het hoort er vast bij, maar op zo’n moment ga ik twijfelen aan mijn boek. Moet dit allemaal wel gezegd worden? Is het niet gewoon één grote ego-trip. Ik vermoed en hoop dat het een fase is. Dat het weer voorbij gaat.

Ik praat mezelf moed in en voeg in gedachten het volgende aan mijn inleiding toe:

(Oh! En ik heb een nieuwe werktitel. “Onder de radar.”)

Want dit boek is voor alle mensen die onder de radar vlogen omdat ze ergens afweken van wat als normaal werd gezien. Ik had een hele gewone jeugd, er zijn geen verschrikkelijke dingen gebeurd die een boek rechtvaardigen. En toch als je niet past, hoe klein ook, en je hebt al je vernuft nodig, om staande te blijven, dan ben je een held als dat lukt. Want als je nooit valt, krijg je ook nooit hulp. De mensen die onder de radar vlogen hebben alles alleen gedaan. Zonder begeleiding, zonder psycho-educatie, zonder de boodschap dat ze oké waren zoals ze waren, zonder begrip. 

Ik ben een held en dit boek is voor alle andere helden.

 

 

 

mijn mooie paadjes

Dat blog van gisteren, dat kan mooier.
Ik moet mijn hoofdstuk over hoogsensitiviteit in mijn boek toch nog herschrijven.

Op zijn meest kernachtigst, wordt het dit:

Of ik nu hoogsensitief ben, autistisch, of ADHD heb. Daar kom ik straks in mijn diagnose traject wel achter. Of niet. En misschien hoeft dat niet.

Belangrijkste is dat ik hartstikke neuro-a-typisch ben. Voor mijn betekent dat, dat in mijn hersenen andere paadjes zijn  aangelegd.

Het zijn vreselijk leuke kronkelpaadjes. Mijn probleem zijn niet die paadjes, die zijn gaaf! Mijn probleem is dat de paadjes niet nuttig zijn in termen van hoe het in de wereld geregeld is. Mijn paadjes zijn er om te wandelen en te genieten, niet om ergens naar toe te gaan.

Dat is waarom ik het steeds afleg tegen een wereld die van me eist dat ik de kortste weg vind om ergens te komen. Die wegen, die heb ik niet in mijn brein. Ik verdwaal onderweg. Ik kom uiteindelijk wel altijd terug met hele mooie dingen.

Maar ja, daar zat de wereld nooit op te wachten.

Dacht ik.

Maar nu ben ik op een punt dat ik niet meer wacht op waar de wereld zit te wachten. Ik kom gewoon met mijn mooie dingen. Er is altijd wel iemand die ze wil zien.

 

Iets in mij wil de diagnose ‘autisme’. Maar ik vermoed wat dat iets daar mee wil. Ze wil toestemming om af te wijken. Ze wil één woord om uit te leggen. Ze wil met terugwerkende kracht compassie voor alle gedragingen die ze wilde verstoppen. Vooral voor de gedragingen die zich net niet goed genoeg lieten verstoppen, en waarmee ze schuld en schaamte over zich afriep.

Ik wil mijn oude ik gaan koesteren. Niet alleen het kind, maar ook de puber en de volwassene. Ik wil de vrouw in mij gaan zien in mijn oude ik, en mijn gave anders-zijn. Ik heb daar heel erg veel in te halen.

Dit is het, meer niet

Dit, dit blog, deze teksten, elke dag.

Dat is het.

Dat is wat ik de wereld te bieden heb.

En mijn aanwezigheid, en daar zoek ik hier in de buurt dan wel mooi vrijwilligerswerk bij. Ik ben al in gesprek met een school. 

Maar verder, hier, mijn leven, de manier waarop ik naar dat leven kijk, en de woorden die ik daar voor kies. Dat is mijn talent. 

Het hoeft niet meer hemelbestormend groots. Dit blog is egotripperij genoeg.

Het mag gewoon hier, op deze ‘bladzijden’; het alledaagse en de bespiegelingen, want ik kan mijn hoofd niet laten stoppen met spiegelen, soms zelfs twee tegenover elkaar.

Vanaf nu, deze herfst 2019. Wat vooraf ging vat ik samen in een boek. Hoe het verder gaat zal dit blog leren.

Letterlijk mijn levenswerk.

Ik hoef niet meer te zoeken.

Dit is het.

Voor wie het lezen wil.

En hoe ik dan mijn geld verdien? Dat laat ik aan god over. Ik heb dat eerder zo gedaan, en dat werkte.

 

Boos

Ik ben boos. Ik ben onredelijk boos, en daar heb ik dan weer last van. Ik wil dat mijn boosheid gerechtvaardigd is, of op zijn minst therapeutisch, verwerkend, helend.

Maar nee, ik ben boos op mijn cochleair implantaten. Wat een fuckwoord om te schrijven, trouwens, als je boos bent. Ik vervloek ze elke dag omdat ik ze niet onder mijn steeds langere krullen krijg. Bij elke beweging vallen de magneetjes van mijn hoofd, en verstrikken de apparaten zich met hun snoertjes in mijn haren. Ik scheld ze verrot, elke dag weer. En ik ben boos op het pizzadeeg dat aan het aanrecht plakt (ik had een restje van gisteren en wilde even snel iets maken). Ik ben boos op de geitenkaas die ik wel kocht, maar die nergens meer te vinden is.

Ik wil smijten met dingen, maar mijn implantaten zijn te duur, pizzadeeg is te slap om impact te maken, en de geitenkaas is er niet.

En omdat ik me geen raad weet, schrijf ik er een blog over.

Maar dat helpt geen moer.

 

lummelblogje

Facebook weg, misschien moet ik dat met twitter ook doen. Maar ik ben te verslaafd aan het contact. Zonder ben ik zo alleen.

Vanmorgen voor het eerst weer langere tijd geschreven. Ik wil het weer anders dan die keer toe ik het anders wou.

De zon komt weer in mijn kamer nu de bomen kaler zijn, Het verwarmt me, maakt me blij en het roept herinneringen op, herinneringen aan hier. Morgen woon ik hier twee jaar. Het helpt me met hier aarden, om twee keer de seizoenen geproefd te hebben op deze plek.

Ik ga lopen, het is warm, en ik bak een pizza.

Zo simpel kan het leven zijn. Daarom nu ook geen hoogdravend, of diepgravend, of mooi gesponnen blog met schitterende vondsten, of ontroerende inkijkjes in mijn ziel. Gewoon dit, wat er gebeurde. Het was een goede dag.

afreageren

Iemand plaatst op facebook een ‘leuk’ stukje over genderneutraal maandverband. Ik plaats een commentaar, waarin ik aangeef dat ik dit nogal beledigend vind voor trans mensen. Er komt een ‘doe niet zo moeilijk’ reactie, en ik word boos.

En dan breekt de hel los. Want je mag als lid van een gemarginaliseerde groep de anderen niet op hun privileges wijzen (die ze glashard blijven ontkennen trouwens). En je mag al helemaal niet boos worden. Dan hebben we het aan ons zelf te wijten dat ze geen begrip voor ons hebben. “Eigen schuld. Moeten we maar niet zo drammen. Het is nou wel genoeg geweest.”

Ik ben razend, en verdrietig.

En misschien is dat maar goed ook.

Ik kreeg slecht nieuws over een dierbare. En ik wil de radeloosheid, de angst, en het verdriet nog niet aan.

 

(Ik hoorde dat mijn broer kanker heeft, en wilde dat nog niet delen)

. . . ontdaan van alles

Ik schreef het zo mooi

basis
ontdaan van alles

maar ik kan dat helemaal niet. De leegte doet pijn. Ik vind het zo moeilijk om niet iets op mijn horizon te hebben.

Want stiekem had ik dat. Ik hoopte dat mijn Linda TV vlogs me een grote bekendheid zouden geven, en dat ik daarmee mijn boek zou kunnen verkopen, en lezingen, en misschien zelfs een vervolg op Linda TV.

Ik krijg ontzettend veel lieve, mooie ontroerende reacties. Maar net als vijf jaar geleden, blijft alles in mijn eigen cirkel. Toen was die cirkel net groot genoeg om zeven keer een kleine theaterzaal vol te krijgen. En daarmee stopte het.

Ook nu dreigt het te stoppen.

Daar heb ik me bij neer te leggen, want k heb besloten om het aan het universum over te laten hoe dit verder loopt. Ik heb mijn intentie uitgesproken, ook in mijn vlog, en daar laat ik het bij.

Een stem in me schreeuwt, dat ik nu ijzer moet smeden, dat ik nu registers open moet trekken, dat ik nu kansen moet grijpen, en dat universum bij zijn lurven moet nemen.

Maar weet je? Steeds als ik dat deed, liep ik mezelf voorbij, reageerde ik uit angst.

Nu wil ik handelen uit vertrouwen. Overgave. Ik kreeg op mijn Emma-verjaardag (ik werd twee), een Koran met de post. Ik weet nog steeds niet wie de gever is. Het voelde als god die me omarmde. Islam betekent overgave. En één van de dingen die steeds weer bij me terugkomen uit de bijbel is “heer, uw wil niet de mijne”. “The last temptation of Christ” is een schitterende film die me bij blijft.

God, Allah, Universum

Ik wil haar niet bij de lurven grijpen. Ik wil me aan haar overgeven in vertrouwen. Want dat is liefde.

Maar god, wat is dat moeilijk.

 

 

(ik ga deze niet delen op social media. deze is voor mijn intimi die het vinden)