Ik ben boos. Ik ben onredelijk boos, en daar heb ik dan weer last van. Ik wil dat mijn boosheid gerechtvaardigd is, of op zijn minst therapeutisch, verwerkend, helend.
Maar nee, ik ben boos op mijn cochleair implantaten. Wat een fuckwoord om te schrijven, trouwens, als je boos bent. Ik vervloek ze elke dag omdat ik ze niet onder mijn steeds langere krullen krijg. Bij elke beweging vallen de magneetjes van mijn hoofd, en verstrikken de apparaten zich met hun snoertjes in mijn haren. Ik scheld ze verrot, elke dag weer. En ik ben boos op het pizzadeeg dat aan het aanrecht plakt (ik had een restje van gisteren en wilde even snel iets maken). Ik ben boos op de geitenkaas die ik wel kocht, maar die nergens meer te vinden is.
Ik wil smijten met dingen, maar mijn implantaten zijn te duur, pizzadeeg is te slap om impact te maken, en de geitenkaas is er niet.
En omdat ik me geen raad weet, schrijf ik er een blog over.
Maar dat helpt geen moer.
Huilen is gezond
Leg nu die krant maar even neer,
echt lezen doe je toch niet meer,
huil nou maar even.
Ja, tegen iemands lichaam aan
zou dat natuurlijk beter gaan,
maar huil nou even.
Dat jij de enige niet bent,
dat is een troost die je al kent,
dus huil maar even.
Een ander troosten voor verdriet
dat kan ook niet, dat kan ook niet,
maar huil toch even.
Altijd maar flink zijn is niet goed:
als je niet weet hoe ’t verder moet,
huil dan toch even.
Straks, met nog tranen langs je kin
denk je ineens: ik heb weer zin,
om door te leven.
-Willem Wilmink
Ik heb geen tranen meer over