1 Jaar thuis

Een jaar geleden kwam ik op 1 juli thuis uit revalidatiecentrum Klimmendaal.
Fijn, maar ook bevreemdend. Ik kon nog zoveel niet.
– Ik kon nog maar heel langzaam lezen. Met één zin kon ik wel een minuut bezig zijn omdat ik nog niet alle letters direct herkende.
– Ik kon dus ook niet schrijven (ja, zonder nadenken schreef ik korte teksten, die ik vervolgens niet terug kon lezen
– Ik wist niet meer wel eten ik lekker vond, herkende de kruiden uit mijn kastje niet, en wist geen recepten meer. Boodschappen doen was een verwarrende bezigheid.

Ik deed vooral heel veel niks. En dat kwam hard binnen, want dan is er riuimte voor gevoel, en er was nog veel oude pijn in mij.

Ik heb afgelopen jaar mijn dagboek ingesproken in twee kleine dicteer appeltaartjes. Twee, want ik had geen idee hoe ik de bestanden op mijn laptop moest zetten. Dus alles staat op de dingen zelf. Wel zo veilig, want zo heb ik niet iets andere nodig om ze terug te luisteren.

En nu is het klaar. Nu moet mijn dagboek hier maar verder. Ik kan intussen weer schrijven, als maak ik veel spelfouten.

Dus vandaag begint het elke dag bloggen, als ik dat volhoud. Afgelopen winter was ik daar ook al mee begonnen, maar in februari kwam de klad er in. Kijken hoelang ik het nu vol houd.

Morgen begin ik. Vandaag bestaat nog als gesproken dagboek.

Wat mooi samenvalt is dat Twitter onbruikbaar is geworden door Elon Musk. Dus alles wat ik normaal zou tweeten komt hier terecht. Vanaf morgen dus.

En voords ben ik van menig dat Keti Koti een nationale feestdag moet worden net zoals 5 mei dat al lang had moeten zijn. En dan 30 juni de herdenking, ook nationaal.

vervolg hier

Pleinwacht en c0mmunicatie

Vandaag ging er iets niet soepel in de communicatie van een aantal kinderen. De situatie was te hectisch om effectief in te grijpen en het loste zich min of meer op. Min of meer, want er bleef iets ongezien, en er is een grote kans dat dit steeds weer terugkomt, totdat het wel gezien is. Soms is een pauze tekort om iets te duiden. Ik zou vandaag graag de kinderen iets geleerd hebben. Ik kan dat loslaten, want er is  op deze school veel aandacht voor omgaan met elkaar. Daar vertrouw ik op.

Toch heb ik de behoefte om die les te geven. Omdat ik het heel inzichtelijk vind. Daarom doe ik het hier. Als trainer gebruikte ik een communicatiemodel van Ferdinand Cuvelier. Zij Stodn van Axen kent al een kinderversie, maar hij heeft nog een boek geschreven. “Tussen jou en mij”, dat niet meer verkrijgbaar is. Ik ga dat model hier proberen uit te leggen. 

 

Cuvelier beschrijft een communicatiecirkel in zes stappen.

 

Dit zijn de eerste drie stappen:

 

  1. Jezelf laten zien  (Tonen)
  2. De ander aanspreken (Spreken)
  3. Aandacht voor hoe het overkomt (Opletten)

 

De volgende drie zijn het spiegelbeeld van de eerste drie

 

  1. De ander zien (Zien)
  2. Naar de ander luisteren (Luisteren) 
  3. Aandacht voor wat het met je doet (Voelen)

 

Spiegelbeeld betekent dat als de één stap 1 doet, dat de ander dan stap 4 doet.

Bij stap 2 hoort als reactie stap 5 en stap 3 hoort als reactie op stap 6. 

 

Je laat jezelf zien en dat wordt gezien. Dus je voelt je gezien. Jij 1, de ander 4
Je spreekt uit wat je met/van de ander wil en daar wordt naar geluisterd.  Jij 2, de ander 5. 
Dat doet iets met de ander en daar kun je op letten, zodat je kunt zien of wat je wilde zeggen ook zo overgekomen is als je bedoelde. Jij 3, de ander 6.

 

Dan is de ander aan de beurt met zichzelf laten zien en dan is het voor jou de tijd voor stap 4.  En zo verder. 

 

Bij goede communicatie gaat de cirkel minstens één keer helemaal rond. Als een stap overgeslagen wordt, of te weinig aandacht krijgt, stokt de communicatie, of er blijft iets hangen dat op een later moment alsnog de communicatie stoort. 

 

De stappen kunnen in elkaar overlopen. Soms lijkt het niet duidelijk wat het verschil is tussen twee stappen omdat ze tegelijkertijd gezet worden, maar altijd is het merkbaar als een stap te weinig ruimte krijgt.

 

Vandaag werd er gesproken en geluisterd. Dat lijkt mooi, het lijkt compleet. Het is ook waarom het voor mij moeilijk was om uit te leggen wat er mistte. Toch misten er vier van de zeven stappen. En dat is waarom het niet af was, en niet voor iedereen bevredigend. 

 

Wat gebeurde er:

 

Een jongen, ik noem hem Freek, kwam huilend naar me toe. Onenigheid bij voetbal. Het is iets dat in deze groep vaak terugkomt bij het voetballen. Ik liep met hem mee. De anderen waren alweer druk bezig met het partijtje. Ik stopte het, en zij:

“Lieverds, er is iemand verdrietig. Wat kunnen we daar aan doen?”

De anderen stopten het spel. De betrokkenen kwamen erbij. Freek had waarschijnlijk al eerder gezecht, waar hij mee zat want ze wisten meteen waar het over ging. Ze begonnen aan de nog huilende Freek uit te leggen waarom hij het verkeerd zag. Een gewoon meningsverschil over de voetbalregels dus. Ze waren allemaal heel oprecht in hun bezwaren, en ze luisterden naar elkaar. Ik heb geen idee waar het over ging, want ik verstond niet wat ze zeiden. Misschien had Freek iets verkeerd gezien, zo leek het in ieder geval. Hij werd niet genegeerd, hij kreeg alleen maar ongelijk in zijn interpretatie van de regels.

 

Maar laten we een volgens het model kijken wat er gebeurde.

 

Freek begon met zichzelf laten zien door te huilen. Vaak is het naast je non-verbale uiting ook goed om te vertellen hoe je je voelt, maar het huilen van Freek was duidelijk genoeg.

 

De anderen hadden dus als reactie stap 4 moeten doen. Dat hebben ze overgeslagen. Ze zagen het misschien wel, maar ze hebben niet laten zien dat ze het zagen en dat is nou juist de bedoeling van stap 4. 

 

Vervolgens doet Freek stap 2, hij vertelt wat hem dwars zit en de anderen luisteren, emn doen zo stap 5.

 

De anderen doen daarna zelf stap 2, ze komen met tegenargumenten.  En Freek luistert.

 

Ze doen alleen de stappen 2 en 5, over en weer. Maar het komt steeds binnen, het eindigt in een welles nietes, en Freek verliest dat, want het is één tegen veel.

 

Wat nou als de hele cirkel stap voor stap was gedaan?

 

Dan hadden de anderen laten zien dat ze Freeks verdriet zagen, met een woord of met een gebaar. Dan hadden ze naar hem geluisterd én hadden ze ontdekt dat ze zelf ook boos of verdrietig waren, omdat Freek hen in hun ogen onterecht aanspreekt. Voor hen is dat stap 3.

Omdat Freek zich nu wél gezien voelt ziet hij de felheid van de anderen misschien niet als agressie tegen hem, maar kan hij zien dat ze het voorval oprecht op een andere manier hebben gezien. 

Als de anderen stil hadden gestaan bij waar hun onvrede vandaan komt, dus als ze stap 6 hadden gedaan: vullen. Hadden ze kunnen verwoorden waarom ze zo heftig reageren op Freek. Dat was dan de start van de tweede ronde geweest: voor de anderen stap 1, en voor Freek stap 4: de erkenning dat de anderen ook emoties hebben op wat er gebeurd is.

 

Door deze tussenstappen, het erkennen van je eigen emoties, en het zien én erkennen van de ander, wordt er beter naar elkaar inhoudelijke argumenten geluisterd. Dan kan je nog steeds verdrietig zijn met een besluit waar je niet blij mee bent, maar het voelt anders. Het is ook geen bodem meer voor een volgende ruzie. Die is er nu wel, want alles wat niet gezien is blijft borrelen en komt een keer weer omhoog.

Die stappen lopen zoals gezegd allemaal in elkaar over en dat is niet erg als ze allemaal ook maar genoeg ruimte krijgen.

 

 

Naschrift:

Ik liet mijn laatste blijnwachtstuk lezen aan een vriendin die ook het voorwoord gaat schrijven voor mijn boek. Ik koos haar omdat zij volwassenen weer leert spelen. Niet een spelen als middel om daarmee iets te leren, zoals in “serious gaming” wordt gedaan, maar spelen om het spelen zelf. Omdat in spel de verlamming van het presteren verdwijnt. Nou ja, dat kan zijn beter beschrijven, dat is ook waarom zij het voorwoord schrijft.

Het stuk dat ik haar liet lezen ging over wat ik kinderen wilde leren over communicatie. Ik schreef ook hoe mooi het is dat kinderen op het schoolplein al leren om samen te leven. Spel als voorbereiding op het echte leven.

Haar antwoord was verrassend en juist ook niet.

“Lieverd, jouw verhalen zijn zo mooi, juist omdat je laat zien wat kinderen zelf allemaal al kunnen. Het mooie is juist dat jij ze niks leert, maar dat je ze alleen af en toe de steun geeft om het zelf op te lossen.”

En toen besefte ik mijn fout. Ik had het omgedraaid. Spelen als voorbereiding op het ‘echte leven’, terwijl juist dat ‘echte leven’ juist meer op spelen zou moeten lijken. Ik was ook vergeten dat kinderen inderdaad heel goed zijn in het zelf oplossen van hun ruzies. Ik weet nu ook hoe ik dat vergat. Ik zoomde te veel in op één geval en vergat daarmee het grotere plaatje. En dat is weer een mooie les als pleinwacht: als je je te veel richt op wat er niet goed gaat zie je niet meer wat kinderen allemaal goed doen. Mooi dat ze me even terug haalde.

  

onbewuste transfobie ?

Ik ga het hebben over onbewuste transfobie. Ik vermoed dat dat in iedereen zit, het zit ook in mezelf. Het werkt subtiel, en misschien ben ik wel overgevoelig als ik dit benoem. Het is mijn persoonlijke verhaal, maar ik weet dat veel trans vrouwen dingen herkennen. Als ik voorbeelden gebruik is dat niet bedoeld om mensen aan te vallen. Ik weet dat de pijn die ik voelde bij reacties niet bedoeld is door de schrijvers ervan. Ze waren zich niet bewust van het effect van hun boodschap.

Het wordt een lang en ingewikkeld verhaal. Dingen zijn niet zwart wit en mijn gevoelens over trans zijn zijn tegenstrijdig, omdat ik nog steeds vol zit van geïnternaliseerde transhaat.

 

Voor het eerste voorbeeld moet ik even een zijpaadje nemen om iets uit te leggen.  

 

Ik voel me vrouw. Ik kan niet uitleggen waarom. Ik kan wel zeggen dat het gevoel groter is dan ik, en dat het niet werkt om het te negeren. Geloof me, ik heb dat lang geprobeerd. Het gaat niet. Dat betekent ook dat het een permanente pijn is dat mijn lichaam niet het lichaam van een cis vrouw is. Ik zou willen dat dat anders is, en daar zou ik zelfs voor over hebben om elke maand ongesteld te zijn. Ik had ook heel erg graag mijn eigen kinderen gedragen en gebaard. Hier moet ik bij zeggen dat ik niet te klagen heb omdat ik überhaupt blij moet zijn dat ik vier geweldige kinderen heb. Dat voelt wel tegenstrijdig. Er is nog iets dat tegenstrijdig voelt. Ik weet dat veel vrouwe heel erg veel klachten hebben van menstruatie. Ik heb er zelf geen ervaring mee, dus hoe kan ik dan zeggen dat ik dat er wel voorover zou hebben? Ik ken hun bijn niet. Ik ken alleen de pijn van het niet cis vrouw zijn. Het maakt dat ik me schaam voor die wens om vrouw te zijn met alles erop en eraan. Want vrouwen ervaren nog veel meer ellende, alleen maar omdat ze vrouw zijn. Wie ben ik om te zeggen dat ik dat allemaal wel op de koop toe wil nemen? 

Maar welk deel van deze schaamte is mijn erkenning van de positie van vrouwen en welk deel is mij ingefluisterd door alle anti trans propaganda? Want dit is een van de dingen die daar gebruikt wordt om trans vrouwen te diskwalificeren. Ik weet het echt niet. Ik zei al dat het niet zwart wit is, en het geeft me tegenstrijdige gevoelens. 

 

Het deed dus zeer toen ik schreef dat ik graag cis vrouw zou zijn en daarop gereageerd werd dat ik dat niet echt wil omdat ik de ellende van ongesteld zijn en andere hormonale ellende niet zou willen. Het raakte me in mijn grootste kwetsbaarheid van mijn trans zijn. Het gooit me terug naar al die jaren dat vrouw zijn voor mij een verboden terrein was. Iets dat ik niet eens zo moeten willen voelen. 

 

De reactie was niet zo bedoeld, en waarom noem ik hem dan toch als voorbeeld van onbewuste transfobie? 

 

Niet alleen omdat dit arrangement: “je weet niet wat het is om cis vrouw te zijn” gebruikt wordt door TERF’s (Trans Exclusive Radical Feminists).  Het is een reactie die zelfs al is het onbedoeld laat zien dat trans vrouwen geen echte vrouwen zijn. Net zoals mijn spellingscontrole nog steeds wil dat ik trans vrouwen aan elkaar schrijf, als een buitencategorie, en tegelijkertijd vind dat ik cis vrouwen wel los moet schrijven. Het is een zelfde mechanisme als de vraag “maar waar kom je echt vandaan?” die mensen krijgen als ze niet wit zijn. Het is een scheidingsmechanisme. Je bent vrouw, maar toch niet helemaal.

 

En dat roept bij mij de vraag op of ik dat dan wel mag vragen om er helemaal bij te horen. En daarvan weet ik weer niet in hoeverre die vraag is ingefluisterd door mijn geïnternaliseerde trans haat. 

 

 

Een week eerder kwam ik nog zo’n voorbeeld tegen van onbewust scheiden van cis vrouwen en trans vrouwen.

Iemand had een vraag voor vrouwen. Ze meldde er bij dat de vraag ook bedoeld was voor trans vrouwen. De bedoeling was goed: ze wilde ons niet vergeten. Het effect was het tegenovergestelde. Dat kun je zien als ik trans verander in lang. 

“Ik heb een vraag voor vrouwen. Ook lange vrouwen kunnen reageren.” Dat zou je nooit zo schrijven. Als je wil benadrukken dat je interesse hebt in het antwoord van lange vrouwen zou je het zo formuleren: 

“Ik heb een vraag voor vrouwen, vooral ook lange vrouwen.”

Voel je het verschil? Je mag dat pietluttig vinden, maar het laat gebruik laat zien: “Je bent vrouw, maar toch niet helemaal.”

 

Dat is wat ik bedoel met onbewuste transfobie. Misschien is fobie een groot woord, maar onder alle acceptatie licht dus nog steeds een: je hoort erbij, maar je staat ook apart.

 

En we zijn natuurlijk ook apart. Maar ik zou zo graag apart zijn zoals alle vrouwen ander zijn. Misschien is dat wel mijn oude trauma van nergens bij horen, en moet ik dat gewoon helemaal niet willen. En zoals ik eerder benoemde: ik weet niet hoeveel van deze laatste zin is ingesproken door mijn geïnternaliseerde trans haat.

Wat ik wel weet is dat het me heel herkenbaar voorkomt: de boodschap om genoegen te nemen met wat ik heb en vooral niet te veel moet willen. Dat heeft me vijftig jaar in de kast gehouden. 

Het is niet voor niets dat dit elk jaar weer terugkomt bij vrouwendag.

 

Elk jaar is er iets in mij 
dat vraagt bij vrouwendag
of ik dat ook ook wel vieren mag.
Zijn wie ik ben kwam mij niet aangewaaid
Soms voelt het alsof ik mijn vrouw zijn
als Prometheus heb weg gesnaaid. 
Het ingeslikte gif in mij
wil het nog steeds niet zien
en eist dat ik het elke dag opnieuw verdien.
Beetje bij beetje spuug ik het uit, 
dit trans-misogyne gif, deze venijnige pijn.
En eens zal vrouwendag
ook door mij echt te vieren zijn.

En het zijn deze hele klein subtiele dingetjes die dat gevoel steeds weer voeden. Kuist omdat ze komen vanuit een hoek waar ik het niet verwacht.

Het helpt om dit uit te schrijven. Mijn interne lieve stem zicht nu tegen me. 
“Het feit dat iets heel moeilijk te bereiken is beteken niet dat je niet mag wensen dat het er al is.”

 

Kaal Haarverlies Trans Vrouw

Ik heb al een tijd niet getekend. Ik verloor veel haar en dat hield me bezig. Ik ging naar de huisarts en kreeg een verwijzing voor een haarstuk. Maar intussen was ik het zat, haar dat steeds uitviel. 
31 januari besloot ik mijn hoofd kaal te laten scheren. Toen ik 21 was, had ik door bestraling als een keer een half kaal hoofd gehad. Dat stond stom. Ik nam toen mijn besluit, dat als dat nog een keer zou gebeuren ik mijn hoofd gewoon helemaal kaal zou scheren. En dat heb ik gedaan. 
Ik ben blij met mijn beslissing. Er gebeurt iets bijzonders. Mijn transitie liet me de vrouw in mij zien. Mijn kale hoofd laat me de sterke vrouw in mij zien. Ik voel me niet minder vrouwelijk met een kaal hoofd. En ik trekt het me inmiddels niet meer aan wat anderen ervan vinden. Ik ben een trans vrouw met een kaal hoofd.

Ogen te moe om te tekenen

 

Over de tekening:
De tekening is mislukt. Ik ben niet te streng als ik dat zeg. ik vind het ook niet heel erg. Wat ik wilde laten zien zijn dat geel-pleeke stoppelveld van mais. Ik krijg die kleur niet goed. Als ik het op wit papier doe zie je het niet, en als ik het op een donkere ondergrond doe dan komt het wit niet sterk genoeg naar voren. Het donkere pigment overwoeker alle lichtere kleuren. En zelfs als het zou lukken weet ik de goede kleur niet te vinden. Wit? Geel?

Wat vond ik het moeilijk, een dag overslaan. En wat vind ik het moeilijk dat ik niet terugkom met een sterke tekening. Ik vind het nóg moeilijker om nu zelfs meerdere dagen over te slaan. Mijn ogen zijn te moe. Ze draaien weg. Ik wist in deze tekening niet meer met welke rij ik aan het stippelen was. Ik moet dus rust nemen voor mijn ogen. Tekenen betekent heel geconcentreerd kijken. Dat kost me te veel nu. Ik laat het een paar dagen liggen. Kijken of ik dan straks de moed weer vind om weer te beginnen.

De tussentijd

Over de tekening:
Om de zon de zin ondergaan moet ik in de zomer helemaal naar het eind van mijn berg, waar een weiland is, of naar de hei. Het is geen zomer, en toch is dit die hij. Weer eens iets anders dan knotwilgen en rivier. Ik mag van mezelf niet te vaak bomen en luchten doen. Maar ik vind ze leuk, ze gaan me ook redelijk goed af. Luchten begin ik ook steeds beter te snappen.

 

Dit zijn de moeilijke dagen. Het aflopen is  afgelopen en het beginnen is nog niet begonnen. Hee februari is dat ook nog. Pas in mij wordt alles een beetje wakker. Dus ik winterslaap nu maar een beetje. Ik slaap heel erg veel en het lukt me om dat niet stom te vinden. Het is vast nodig. 

Het onbewuste brein

Over de tekening:
De toverhazelaar die al  begin januari te zien is. Voor mij altijd een hoopvolle bode van de lente, ook al is die nog ver weg. Ik wilde de takken en andere knoppen op de achtergrond, maar dat lukt dus echt niet met krijt. Het zachte geel (hoe vel ook) komt er niet goed overheen. Ik heb het gelaten met wat blouw, en zelfs dat was moeilijk.

 

Wat hier volgt is een persoonlijke theorie van mezelf. Niet dat ik heb uitgevonden, ik zeg niets nieuws. Het is meer bedoeld als disclaimer dat ik hier geen wetenschappelijke informatie geef, maar mijn eigen gedachten hierover.

Ik combineer een aantal dingen die ik mee kreeg:

  • Mijn revalidatiearts en therapeuten die me vertelden over hoe mijn brijn werkt.

Mijn hersens maken steeds nieuwe verbindingen, en dat wat ik vaker gebruik wordt een soort snelweg. Mijn herkenning van letter is bijvoorbeeld niet weg, maar ik moet het doen met een nieuw nog onverhard paadje om bij die informatie te komen. Kwestie van oefenen dus.

 

  • Het boek “Autisme en het voorspellende prein”  van Peter Vermeulen.

Dit boek keert me dat het prein op een snelle, kort door de bocht manier waarneemt. Het voorspelt op basis van het model dat het heeft over de wereld, wat er binnen komt. Het checkt vervolgens of dat klopt. Als het niet klopt is het prein niet zo snel van slag. “Dat is vast die uitzondering die de regel bevestigt.”  Er moet dus flink wat gebeuren voor het prein zin heeft om het wereld model aan te passen. Het werkt het liefst op de automatische piloot. Dit proces gaat geheel onbewust, het zijn dus geen beslissingen die we bewust nemen.

 

Het prein werkt dus op autopilot, en neemt voor mij beslissingen. Daar kom ik helemaal niet tussen met mijn bewuste gedachten.

Ik kan dus intussen best goed geleerd om om te gaan met mijn beperkingen. Ik leg de lat wat lager, ben liever voor mezelf, ben minder perfectionistisch. Dat is best een prestatie. Maar ja, het is wat ik allemaal bewust doe. De autopilot van mijn brein staat nog wel op standje perfectionisme, en mezelf bewijzen, mijn plek op aarde moeten verdienen.  Die snelweg is mijn hele leven heel erg drug geweest en er stonden files. Het is intussen een vijfbaans weg. Ik zou er niet gek van op kijken als er een mooi stuk hersen-natuur voor is opgeofferd. Daar zit ik met mijn lieve nieuwe baadje vol compassie en milde gedachten over mezelf. Intussen razen er nog steeds wel allemaal veroordelende gedachten over mezelf over die snelweg. En raat eens wie er eerder is?

Ik maakte vandaag geen tekening, en deze tekst schrijf ik bij een tekening van twee dagen geleden, omdat ik toen te moe was om deze gedachten op een rij te krijgen. Mijn milde bewuste prein vindt dat prima! Moet kunnen, een dag geen tekening, en zelf niet eens een tekst! Maar mijn onbewuste brein schreeuwt het uit dat dat niet kan. Ik ben ooit gediagnosticeerd met een dwangstoornis, iets in mijn hoofd wil dat het klopt volgens regels die het zelf bedacht heeft. Mild zijn is voor dat iets een regelrechte zonde, die niet ongestraft zal worden.  Wat die straf precies zal zijn is me nooit duidelijk geweest, ik hoefde er alleen maar bang voor te zijn, en wat is nu angstiger dan een niet nader benoemde dreiging?

Ik kan het dus wel, mild zijn tegen mezelf, maar voorlopig is het een pittige strijd tegen mijn onbewuste brein.  Ik hoop dat de snelweg op den duur wordt afgebroken omdat ik er steeds minder naar luister.

 

 

 

 

Sneeuw

Over de tekening:
Het sneeuwde gisteren, maar toen was ik al bezig met een andere tekening. Dus daarom vandaag. En ook al lijkt hij erg op de van 16 januari, ik wilde hem toch zo tekenen. Sneuuw is wit, maar als je recht omhoog kijkt steekt het donker af tegen de lucht.

 

Winterstilte

Ik onderdruk een nieuwe geeuw
Is er nog iets dat mij verwarmd?
Met lichte huiver draai ik kranen dicht.
Het lege ochtendritueel
dat ik met mezelf deel
heeft geen geluid en weinig licht.
Maar eenmaal buiten wordt ik onverwacht omarmd
en toegefluisterd, door de stilte van de sneeuw.

 

 

Dit gedicht schreef ik lang geleden toen ik nog werkte. Ik stond om kwart over vijf op om nog heel even rustig te kunnen zitten voor ik weg moest. Ik begon vroeg om op tijd thuis te zijn om nog zo veel mogelijk te genieten van mijn kinderen. 
Ik draag een cochleair implantaat. Als ik die uit heb hoor  ik niets. Ik wacht ‘ s ochtends altijd om hem in te doen, dis mijn ochtenden zijn stil.

Als ik het gedicht terug lees, besef ik dat ik toen al ruim over mijn grenzen ging. Ik had dat toen niet door. Er moet vaak iets heftigs gebeuren voor we dat ontdekken. 

Happy and

 

Over de tekening:
Mijn strenge ik vond dat ik niet wéér een spiegel tekening mocht maken. Ik luister niet naar mijn strenge ik, maar dat gaat niet vanzelf. Ik wilde deze al drie dagen tekenen en stelde het uit.
Berken blijven moeilijk, met dat mooie wit dat zo uitsteekt. Daarvoor moet ik de lucht eromheen tekenen. Dat heb ik hier dus gedaan. Met deze tekening kan ik wel blij zijn als ik niet luister naar het gefluister dat zegt: je maakte het jezelf wel makkelijk vandaag hé? Ja, dat deed ik, en dat mag!
En het valt trouwens wel mee, die makkelijkheid. Ik moest behoorlijk goed studeren op het patroon van de straattegels. Mijn ogen die niet zo lang op een zelfde plek willen blijven hangen, maakten me het flink moeilijk. Ik ben blij dat ik het eerst met pen deed, want ik jeb veel moeten gummen.

Ik heb weer heel erg lang geslapen en mij vermoeidheid begin nu een beetje te zakken, en mijn droevigheid is ook niet zo zwaar meer.

Ik merk dat ik mezelf censureer. Ik wil hier niet klagen. Ik heb twee hele lastige dagen achter de rug. Dagen waar ik mezelf echt doorheen moest duwen, dagen waar ik ondanks de zon maar weinig vreugde vond. 

Het is lastig om dat te delen. Mensen willen een happy and. Ze willen best je verdriet en je pijn aanhoren, maar het moet wel een gouden randje aan de wolk zitten die je ze laat zien. Als je die niet zelf geeft, vullen zei je verhaal aan met relativerende opmerken, vermomd in troost. 

De beste troost is om met iemand te zijn in het verdriet, een arm om je heen slaat en niet zo veel zegt. Hoogstens iets in de trant van “Ach lieverd toch.”

Het zo fijn zijn als rauw verdriet er gewoon mag zijn, ook als het langer duurt, ook als het steeds weer terug komt. Het zou mooi zijn als je jezelf niet zo hoeven censureren, als je anderen niet hoeft af te schermen van jouw pijn. Als het happy end er niet hoeft te zijn.

 

 

 

Je bent al goed

Over de tekening:
De Heelsumse beek net stroomafwaarts van de Wolfhezer heide. Een mooie wandeling, jammer van de A50 die er dwars doorheen gaat.
Deze tekende ik vorig jaar:

 
Ik ben mijn reken-zin kwijt. Ik weet niet goed meer wat ik wil tekenen, en het kost me meer moeite dan het plezier geeft. Ik ga stug door, want dit is ongetwijfeld een fase die er bij hoort.  

 

Ik ben nog steeds heel moe, terwijl ik heel veel slaap. Ook dat is iets wat er bij hoort.
“Accepteren blijft lastig, met die twee c’s.” Dat grapje maakte ik al voor ik zoveel moeite had met spellen. 

Ironisch genoeg schreef ik deze gisteren “nog even” voor het naar bed gaan. Omdat ik zo baalde van mijn tekening en toch nog iets wilde maken. Het is een boodschap aan mezelf, maar door hem te schrijven ga ik tegen mijn eigen advies in.

Het is een Vilanelle, een dichtvorm waarbij de eerste en laatste zin van het eerste couplet steeds terugkomen. “Do not go gentle in to that good night” van Dylan Thomas, is de mooiste die ik ken. Ik ben die uit mijn hooft aan het leren. Gedichten in mijn hoofd stampen is een van mijn bezigheden als mijn ogen te moe zijn voor iets anders. En toen wilde ik er dus zelf eentje maken.

 

Jij die zoveel dingen doet.
want anders voel je je zo klein.
Weet je lieverd, je bent al goed.

Ik weet wel dat het soms moet.
Om weg te blijven van je pijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Ik weet ook, het kost moed.
Te wachten op een volgende trein.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

En heel die lange luie stoet.
leunt achterover, vind het wel fijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Je gaat vaak door totdat je bloed.
In jouw perfectie zit het venijn.
Weet je lieverd, je bent al goed.

In alles zie ik jou mooie gloed.
Ik gun je soms alleen maar zijn.
Jij die zoveel dingen doet.
Weet je lieverd je bent al goed.