Veertig dagen tijd

Veertig dagen tijd.
Dat zou verheven moeten zijn.
Bezinning, inkeer, stilte.
Zoals ik me mediteren voorstel.
Dat zijn ook altijd mooie plaatjes,
van mooie vrouwen op mooie plekken.
Zalige rust en tevredenheid,
en dan diepe, mooie gedachten
over een betere wereld.

Maar ik ben niet goed in mediteren.
Ik ben ook niet mooi,
en ik voel al helemaal geen vrede.
Ik voel vooral onrust en ongedurigheid.
Een jeuken zonder te kunnen krabben.
Onbestemd verdriet.
Rowen zonder te weten waarover.
En toen besefte ik
dat juist dát de veertigdagentijd is.
De beproeving, de woestijn,
de leegheid van mijn ziel.
Daar is niks verhevens aan.
En de mooie gedachte dat er juist nu
ruimte komt voor zoveel nieuws biedt geen troost.
En dat is goed, want door het ongemak te verduren
kom ik bij mijn kern.
De vlinder vertelt de rups nooit 
Over pijn die het deed om pop te zijn.