Ze werd nooit gepest.
Nou ja, af en toe uitgescholden, en ze mocht vaak niet meedoen, maar dat was niet erg, vertelde ze zichzelf.
En ze werd minachtend nagekeken, maar kijken doet niet zeer, vertelde ze tegen zichzelf. Ze had toen nog niet door dat ze die oordelen langzaam in zichzelf opzoog.
Ze had een feilloos systeem voor zelfbescherming. Daar was ze op de kleuterschool al mee begonnen.
Begon het bij het klimrek, waar ze heel graag op wilde, maar niet durfde, vanwege de stoere jongens en hun blikken?
Of begon het bij de verplichte werkjes waar ze het plezier én het nut niet van in zag, maar ze niet doen, betekende een afkeurende blik van de juf.
Of was het die allereerste keer uitschelden geweest? Ze was geschrokken van de felheid, en had totaal niet gesnapt wat de oorzaak van de scheldpartij was geweest.
Of was het omdat zij als enige van de grote kleuters nog geholpen moest worden met de knopen van haar jas, terwijl ze de ogen in haar rug voelde prikken?
Iemand was vergeten haar de regels te leren van deze nieuwe wereld, dus moest ze erg goed opletten.
Ze begon aan het bouwen van een lijst van wat wél, en wat niet.
De’ wat niet’ lijst werd groter en groter.
De ‘wat wel’ lijst was een mager en saai, maar gelukkig stond daar iets op waarin ze uitblonk: “je best doen”. Ze was slim, dus dat kostte haar gelukkig niet eens zo heel veel moeite.
Ze leerde onzichtbaar zijn. Ze vloog onder de radar. Ze checkte genoeg boxjes om niemand te alarmeren.
Zo heeft ze het 55 jaar volgehouden. Niemand had door dat ze een meisje was. Ze was het zelf ook vergeten.