Ik was vroeger allergisch voor de jubel over God. Op zich was ik blij dat de jubellende mensen niks hadden met een strenge God die wilde bepalen hoe je mocht zijn, maar het was alsof ze een beetje doorsloegen de andere kant op.
Ik heb zelfs een hele lange tijd de naam God vermeden in mijn zoektocht naar spiritualiteit. Dat woord riep te veel connotaties op die niet bij mij pastten.
In die tijd was New Age een ding en ik las boeken, en later vond ik op internet allemaal mooie weisheden.
Maar ook daar vond ik het: mensen die je precies konden vertellen hoe je moest leven, en mensen die alle verdriet weg-jubelden. Daar vond ik zelfs een woord voor: Spirituele Bybas. Daar wordt mee bedoeld dat mensen de spiritualiteit gebruiken om niet bij hun vervelende gevoelens te hoeven komen. Door hard te roepen dat alles er mag zijn, omdat alles liefde is, ga je voorbij aan de pijn die je voelt. Je spring als het ware over de het dal heen naar de volgende berg.
Ik ervaar inmiddels dat het waar is dat alles er mag zijn zijn omdat alles liefde is, maar dat betekent niet dat ik alles prettig hoef te voelen. Ik spring niet meer ovedalen heen, ik ga er doorheen, ook als het diepe dalen zien. En daar is niks jubbeligs bij.
Inmiddels noem ik God weer gewoon God. En ik hoef niet precies uit te liggend woe of wat hij of zij is. Ik behoorde dat zo:
Als je me vraagt wat God is,
dan weet ik dat niet precies.
Maar ik wil er graag met je over praten.
Want dan ontdekken we samen
een glimp van het geheim van het leven.
Als je me vraagt wie God is,
dan weet ik dat precies.
Maar daar kan ik niet over praten,
want daar zijn geen woorden voor.
Ik wil er wel graag met je over zwijgen.
Want dan voelen we samen
het geheim van het leven.
Ik ga nu ruim anderhalf jaar elke zondag naar de kerk en ik ontdekte iets. Het Kristelijk geloof is ook een gemeenschappelijke taal. Een taal die met verhalen en beelden probeerde aan te raken wat je nooit echt precies kunt beschrijven. Met dat besef ontdek ik dat ik bij steeds minder woorden de negatieve connotaties los kan laten.
“Gehoorzaamheid aan God” was zo’n begrip waar ik rillingen bij kreeg. Maar nu kan ik het zien als luisteren naar de liefdevolle stem van binnen die weet wat klopt. In een andere taal zou je kunnen zeggen dat het betekent dat je niet je Ego volgt, of een snelle greep naar geld of macht, of dat je loskomt van de angst er niet bij te horen.
Mijn allergie voor die ik soms voelde rond het woord God is verdwenen. Ik kan zelfs tegen gejubel.
Ik hoorde een nummer van Van Morrison uit 1989. Ik had een LP van hem gekocht nadat ik hem live had gezien op een popfestival. Het nummer heet : “Whenever God shines his licht” . Ik vond het destijds een mooi nummer, maar dacht ook: “Nee, he! Die is ook al in de Here.” Nu ik het weer hoorde had ik die bijgedachte niet. Omdat ik de taal nu ken, snap ik nu wat hij ermee wilde uitdrukken.
Ik snap nu wel waar mijn allergie tegen de jubel vandaan komt. Want ook het kristendom kent zijn Spiritual Bybas, waarmee God een snelle oplossing is voor alle problemen. Heel hard roepen “Halleluja! Het is Gods wil!” Kan ook een manier zijn om de pijn niet te hoeven voelen.
Soms denk ik dat ik het verschil kan aanvoelen, maar daar wil ik voorzichtig mee zijn, omdat daar natuurlijk heel veel van mijn eigen gevoeligheden in mee spelen.
Dit alles ging door mijn hoofd, toen ik voor het eerst sinds hele lange tijd weer oude CD’s in mijn auto radio stopte en meezong: “When I reach out for him he is there.”
want dat is iets dat ik nu echt kan voelen. En nee, dat is voor mij niet een snelle oplossing, waarmee ik over een dal kan springen. Maar het is fijn om minder alleen te voelen in het dal.
