Huppelen en fluiten

Steeds vaker leer ik te vertrouwen.

Steeds vaker denk ik: kom maar op leven, gooi het op me, ik kan het wel aan.
Dat komt omdat ik nu weet dat dat  “aan kunnen” er anders uitziet dan ik vroeger dacht.

Ik dacht vroeger dat “aan kunnen” betekende dat ik fluitend door de ellende heen zou huppelen, zoals die man in die oude Boursin reclame: “Whatever happens, happens only for the best.”

Nu betekent “aan kunnen” slechts één ding, en dat ene ding maakt alle verschil.

Dat ene ding is dat ik weet, geloof én voel: “Ik ben geen slecht mens.”

Dat kon ik vroeger niet voelen, en dat maakte alles tien keer erger. Dat maakte dat ik mezelf verloor in een maalstroom van zelfverwijt. Dat is wat ik nu niet meer doe.

Maar het maakt niet dat alles nu een feestje is.

De afgelopen week was pittig, bovenop alle spanning die mijn boekpresentatie met zich mee brengt. En het is nog niet afgelopen, want de dag ervoor heb ik met de arbeidsdeskundige van het UWV een afspraak over mijn WIA keuring waar erg veel van af hangt.

Het is deze week niet fluitend huppelen, het is hard werken.

Als die keuring goed afloopt vlieg ik, donderdag.

Als die keuring desastreus afloopt, vlieg ik ook. Maar in dat geval heb ik woensdagavond en donderdagmorgen een heftig proces voor de boeg. En misschien is dat zelfs for the best. Maar het is niet fluiten en huppelen.