het gaat over

Het gaat over,
al kun je dat nu niet voelen.
Het gaat over.

Het gaat over,
ook als je het niet geloven kunt.
Het gaat over.

Het gaat over,
zelfs als dat
je geen donder meer kan schelen
omdat je alleen maar wil
dat het nu stopt.
Ook dan gaat het over.

Hou vol.
Het is het dapperste
dat je ooit zal doen.

 

zo moe

Toch een bericht.

Want ik wil dit uitschreeuwen naar de wereld.

Ik ben zó vreselijk moe.

Moe van het ontwarren van de logica in een wereld die geen logica kent.

Moe van het praten en verstaan in een taal die vreemd voor me is.

Moe van het zien van alles dat niet gezien mag worden.

Moe van het rekening houden met mensen die geen rekening kunnen houden met mensen.

Moe van het voor de zekerheid ook maar rekening houden met alle andere mensen.

Moe van het doen of dat alles de gewoonste zaak van de wereld is.

Ik 

ben

op.

 

 

En ik moet zo huilen als ik hier in lees.

 

 

Winterstop

Het is nog herfst, ik weet het.

Het was een mooi idee, dat elke dag bloggen. Maar dat was wat het was, een idee. Ik wil mezelf loszingen van mijn ideeën. Ik wil stoppen met mezelf verklaren. Ik doe dat toch wel, in mijn boek, maar ook daar schrap ik steeds meer mijn verklarende teksten.

Laat ik maar eens een tijd mezelf verklaren in wat ik doe, elke dag, zonder er over te schrijven. Gewoon zijn, ook al voelt dat zijn op dit moment nogal grijs.

Loslaten, steeds meer loslaten.

Ook dit.

Er komt wel weer een tijd van vastpakken.

En  in de lente is er mijn boek.

zwart wit

Ik besef steeds meer hoe ik heel erg zwart/wit ben. Hoe ik een alles of nietser ben. Dat ik me vast bijt in dingen, of juist alles los laat. Hoe alles voor mij het liefst in één keer goed moet.

Dat is natuurlijk niet handig.

Dus dat moet radicaal anders.

Het podium is mijn thuis

 

 

Altijd vind ik mezelf maar een aandachttrekker, als ik zo nodig weer eens op een podium moet.

Altijd, behalve op het moment dat ik op het podium aandacht sta te trekken.

Zodra ik een podium op loop, of zelfs als ik in de coulissen ben, voel ik het. Hier gaat mijn hart van kloppen. Dit is waar ik gemaakt voor ben.

Mijn criticus wil vele slagen om armen. Die wil op zijn minst de mogelijkheid onderzoeken of dat podium compensatie is voor al die jaren onzichtbaarheid. Ze denkt dat, als ik eenmaal klaar ben met therapie, dat ik dan iets serieus ga doen. Zoiets. En als ik dan zeg dat ik dit als kind al wilde, zegt ze: “maar toen was je al onzichtbaar.”

Laat haar maar even. Intussen genoot ik, zaterdag, toen ik de opening van de T(ransgender)-dag in Antwerpen mocht doen, in een hele mooie zaal. En het publiek was onder de indruk.

 

het was schitterend, ontwapenend, kwetsbaar en juist daarom heel sterk.

 

Eerlijk is eerlijk, ik had beloofd me niet meer te bemoeien met wat het universum voor mij in petto heeft (zie eerste gedicht op deze pagina), maar god, geef me meer zalen met publiek om er echt goed in te kunnen worden. Talent heb ik wel, het ambacht mag groeien.

 

Waar zijn mijn pieken?

Nog even over dat wandelen.

De bossen zijn zo mooi nu, onder en boven blad. De bladeren onder mijn voeten nog geen natte pulp, maar als een vijver die de kruinen boven mijn weerspiegelt. Alle kleuren goud. Het geel en oranje dat ik nu zó mooi vind, dat het in mijn kleren kruipt.

En toch.

Ik zie het. Ik bewonder het. Elk nieuw ver-, dichtbij-, en daartusseningezicht. Echt waar. Ik zeg het ook aan god: “Ik zie je”.

En toch.

Ik mis het. Het lijkt wel of ik voorzichtiger ben geworden in mijn voelen. Ik mis dat ik verpletterd word. Ik kon gisteren gewoon blijven doorademen, het happen naar lucht was vanwege de steile hellingen, niet omdat alles mij de adem benam. Ik mis dat ik helemaal stil val, gevloerd door indrukken, die van alles in mij losrammelen.

Het was zo verschrikkelijk mooi, gisteren, maar het voelde alsof ik alles voor kennismaking aannam.

Ik hoop zo dat het terugkeert, mijn kwetsbare bevattelijkheid. Dit evenwichtige vind ik maar niks. Het lijkt wel of ik medicijnen slik. (Nee ik weet daar niets van af, alleen de clichés over gevoelens die vervlakken).

Doe mij maar pieken, dan neem ik ook graag mijn dalen. 

leuk

Wilskracht. De eerste dag, Ja! Makkie! Als het nog nieuw is, net uitgepakt, dan is het nog leuk. Dan overheerst het “yes, we can!”.
Ik wil mij nog wel eens zien over 30 dagen, of 100.

Gewandeld, wel 13 kilometer! En weer buikspieroefeningen. En geen twitter. Knap hè?

Wat zei je? Ik zou een lijstje maken met dingen waar ik plezier in had?

Ja, maar ik moet nog voorbereiden voor mijn lezing zaterdag, en wandelen is leuk, toch?

Wacht! Ik heb meer gedaan, ik heb een griepprik gehaald.

Oja,

het moest leuk zijn.

Ik was trots op mijn lange wandeling, en bloemen gestuurd naar Puck van LINDA TV om haar te bedanken voor de samenwerking. Dat was leuk.

O, wacht, ik snap hem al. Dat is allemaal voldoening omdat ik iets goeds gedaan heb.

Oké, ik zoek wel iets dat volslagen nutteloos is, en waar ik plezier aan beleef.

Na zaterdag, goed?

Wacht, na zondag, dan moet ik de KOZP’ers steunen bij de Sint optocht in Den Bosch.

O, en dan maandag eerst nog een gesprek op een school, waar ik vrijwilligerswerk ga doen.

Ja . . . ik zie wat je bedoelt . . .

Woorden

Grijs, vlakte, woestenij, loden luchten, leegte, kaal, leisteen, keileem, steppe, mist, uitzichtloos, vlakte, styx, tunnel, dode moerassen, vlakte van Mordor.

Mooie woorden gaan me niet redden. Niet als ik ze gebruik om mijn gevoel te vangen en in te lijsten.

Maar woorden zijn mijn mijn gave, en ik kan daar mijn ambacht van maken.

Dat ambacht kan me redden.

Als een goudsmid, die meer geniet van het maken, dan van het resultaat.

Hierboven staan slechts grondstoffen. En de meeste daarvan kan ik niet eens gebruiken. Want het zijn clichés. Clichés mogen dan waar zijn, ze roepen de diepe waarheid in ons niet wakker. Clichés roepen slechts de plaatsvervangers van onze gevoelens aan. De oja-die-ken-ik-ook, die we klaar hebben liggen op de plank, onder handbereik, zodat we niet dieper hoeven te tasten. En we denken het te begrijpen, aan te voelen, zelfs. 

Maar het is natuurlijk een beetje als koken uit een pakje.

En dat is niet wat ik hier wil doen. Ik wil vers. Ik wil woorden die je bij de strot grijpen. Zoals het leven mij bij de strot grijpt, als ik iets voel dat ik al dacht te kennen.

Want die leegte, die is niet grijs. Grijs is een kleur. De leegte is afwezigheid van kleur. En hij woekert, de leegte. Al mijn piketpaaltjes, met hun kleurrijke vlaggetjes, zijn door een onzichtbare hand weggerukt. En daar sta ik. Ik heb, na zeven keer om mijn as te hebben gedraaid, mijn blinddoek afgenomen, en ik heb geen enkel houvast. Misselijk en onzeker zet ik mijn eerste stappen.

 

omslagpunt?

Misschien is het tijd voor een keerpunt. Stoppen met somberen. Nieuwe gewoontes.

Bijvoorbeeld een lijstje maken met alle dingen die me vreugde brengen, en die niet gebaseerd zijn op een applaus.

Dit voelt als een nieuw houvast. Maar dat is nu net het probleem. Ik vertrouw mezelf niet meer. Is dit misschien gewoon een nieuw vermijdingsdingetje? Het voelt bedacht, en als ik er aan begin is dat vanuit wilskracht, en niet vanuit gevoel.

Maar mijn gevoel, daar heb ik nu niet zo vreselijk veel aan. Mijn gevoel is vooral heel veel blèh!

Misschien is het juist goed om met wilskracht mezelf uit die blèh-put te trekken.

In deze zin staat nu al voor de vierde keer misschien.

Maar beter dan misschien heb ik niet. Misschien zijn al die misschiens wel de riemen waar ik mee miet roeien.