Grijs, vlakte, woestenij, loden luchten, leegte, kaal, leisteen, keileem, steppe, mist, uitzichtloos, vlakte, styx, tunnel, dode moerassen, vlakte van Mordor.
Mooie woorden gaan me niet redden. Niet als ik ze gebruik om mijn gevoel te vangen en in te lijsten.
Maar woorden zijn mijn mijn gave, en ik kan daar mijn ambacht van maken.
Dat ambacht kan me redden.
Als een goudsmid, die meer geniet van het maken, dan van het resultaat.
Hierboven staan slechts grondstoffen. En de meeste daarvan kan ik niet eens gebruiken. Want het zijn clichés. Clichés mogen dan waar zijn, ze roepen de diepe waarheid in ons niet wakker. Clichés roepen slechts de plaatsvervangers van onze gevoelens aan. De oja-die-ken-ik-ook, die we klaar hebben liggen op de plank, onder handbereik, zodat we niet dieper hoeven te tasten. En we denken het te begrijpen, aan te voelen, zelfs.
Maar het is natuurlijk een beetje als koken uit een pakje.
En dat is niet wat ik hier wil doen. Ik wil vers. Ik wil woorden die je bij de strot grijpen. Zoals het leven mij bij de strot grijpt, als ik iets voel dat ik al dacht te kennen.
Want die leegte, die is niet grijs. Grijs is een kleur. De leegte is afwezigheid van kleur. En hij woekert, de leegte. Al mijn piketpaaltjes, met hun kleurrijke vlaggetjes, zijn door een onzichtbare hand weggerukt. En daar sta ik. Ik heb, na zeven keer om mijn as te hebben gedraaid, mijn blinddoek afgenomen, en ik heb geen enkel houvast. Misselijk en onzeker zet ik mijn eerste stappen.