Ik deed het fout als pleinwacht

Ik deed het helemaal fout als pleinwacht.

Twee meiden uit groep drie kwamen me halen. Ze hadden een leuk stukje glad ijs gevonden onder het klimrek. Daar kon je mooi op glijden terwijl je je vasthoudt. Maar een jongen uit groep vijf had die ingepikt en wilde niet meer weg.

Dus ik ging er kort door de bocht in. Ik liep mee. Ik vroeg, waar de jongen bij was:

“Dit was jullie plek?”

Ze knikten hevig ja! Dus ik zei tegen die jongen: “Dan moet jij dus nu weer plaatsmaken.”

Maar hij ging niet weg. Dus ik zei het wat strenger. En nog ging hij niet weg. Dus ik zei het heel streng. Hij bleef heel stoïcijns zitten.

En toen werd ik het begin van boos. Ik zei hem dat ik boos was. Hij bleef stoïcijns. En toen schreeuwde ik. Niet heel hard, maar ik schreeuwde. Ik zou liever schrijven dat ik mijn stem verhefde, maar het was schreeuwen. En toen ontplofte hij. Hij liep schelden weg. Het had geen zin achter hem aan te gaan.

 

Na de pauze ging ik naar de klas om zijn juf te vragen om even met hem te spreken. Ik vind deze jongen leuk, dus met wat rust komt dit best weer goed. Het duurde even voor hij gevonden was, want hij was zo overstuur dat hij niet naar binnen wilde. Toen de juf met hem aankwam hadden ze samen het hele verhaal al besproken. Maar onze relatie moest hersteld, dus was er tijd om even te praten. De juf bleef er bij. Dat vond ik fijn, ik gunde hem die veiligheid.

 

Ik vertelde dat we op elkaar leken. Dat we allebei boos worden uit onmacht en dat het niet handig is. Ik vertelde ook dat ik naar hem had moeten luisteren. Want ook al was het heel duidelijk (hij had aan zijn juf al bekend dat hij best wist dat hij hun plek inpikte), ik had toch ook naar zijn verhaal moeten luisteren.

Ik legde ook uit dat ik hem leuk vind, zelfs als ik boos ben, en dat ik soms niet weet wat ik moet doen als hij grenzen op zoekt. Ik legde uit wat ik daarmee bedoelde. 

“Bij grenzen opzoeken hoort ook de potsing die je maakt op het moment dat je een harde grens tegenkomt. We zullen nog wel een keer botsen, maar ik beloof dat ik dan beter zal luisteren.”

Ik had alle vertrouwen dat het weer goed zou komen. Ik vind hem echt leuk, misschien juist wel omdat hij grenzen zoekt. Soms is het leuke ook juist lastige en het is goed te weten dat dat ook andersoms geldt.