Soms krijg ik een artikel over transgenders doorgestuurd door vrienden. Vaak over een jonge trans vrouw of over een trans meisje en haar ouders. Ik lees het, ben geraakt, ontroerd, en ik bedank mijn vrienden. Vanmorgen durfde ik voor het eerst te vragen om te stoppen met het sturen van dit soort artikelen. Ik vroeg het aan een goede vriendin, daarom durfde ik het.
Tot nu bedankte ik alleen, en hield ik mijn gevoelens geheim. Want wat ik voel is jaloezie, en ik schaam me daarvoor. Ik vind jaloezie ook een rotwoord. Het is geen afgunst. Ik ben oprecht blij als ik lees over ouders die hun trans dochter bijstaan, of over jonge trans vrouwen die na een worsteling eindelijk stralen.
Maar ik voel ook de pijn dat ik dat allemaal niet had. En die pijn mag er op een of andere manier niet zijn. Omdat ik daarmee het geluk van anderen ontken, of op zijn minst vertroebel, zo voelt het. En ook omdat ik er nu toch wel eens een keer overheen moet zijn. Daarom houd ik het binnen, uit schaamte. Ik ben blij dat ik het vanmorgen durfde te delen. Want binnen mij woekert het, de pijn en de schaamte.
Het was helend dat ze het direct snapte. Ik weet dat het ook anders kan. Dat mensen schrikken van mijn pijn. Dat ook zij voelen dat mijn pijn op een of andere manier het geluk van een ander vertroebelt. En dan gaan ze in de verdediging. En dan moet ik uitleggen dat ik het niet aanvallend bedoel. Pijn is zo moeilijk om te delen, en helemaal in reactie op iets dat voor anderen mooi is.
Ik wilde dat er een woord voor was, want ik vermoed dat er heel veel pijn op deze manier in krochten blijft wonen.