Woon werk op de fiets

In 2015 besloot ik op de fiets naar mijn werk te gaan.  Dat was ongeveer 30 kilometer heen en 30 kilometer terug. Van Wijchen naar Driel. Geen heuvels maar wel een rivier over, en een snelweg en een trein. Dat was ook best vlink klimmen.

Ik startte na de zomervakantie. De oogst was al begonnen, de herfst was al voelbaar. Het was zo schitterend met de mist en de zonsopgang,  dat ik een half uur eerder moest vertrekken omdat ik steeds stopte om foto’s te maken.

Dit zijn de tekeningen van die foto’s.

De foto met het zonlicht door de bomen is gemaakt op

Het mooiste stuk was het winterstraatje, niet alleen omdat ik er dan al bijna was, maar gewoon omdat de bomen zo mooi op een rij stonden en de zon er zo mooi doorheen scheen, en ik vind de naam nog steeds schattig.

De laatste tekeningen is van toen alle velden echt leeg waren en er geblougd werd. Wat is mijn fiets daar smerig van geworden, de willen gingen bijna niet meer doen door de kleuren modder die erop geleerden. Gelukkig had ik toen mij ligfiets nog niet. Daar was ik later wel heel blij mee toen ik de herfst stormen moest trotseren.  

 

Dwang

Dit schreef ik gisteren:

Mijn lieve, troostende stem zegt vaak:
”Het mag er zijn, het is niet erg.”
En dan zeg ik soms:
”Maar ik vind dit juist heel erg!”
En dan zegt ze:
”Ook dat is niet erg, ook dat mag er zijn.”

Het was een inzicht dat op een verrassende manier bij me kwam. Het kwam binnen. Ik voelde rust. Er leip van alles niet lekker, mijn zadel brak en ik moest naar huis lope, en mijn fietsenmaker, die ik koos omdat hij lekker dichtbij was, is op vakantie. En zo nog wat dingen. Maar bij alles wat niet lekker liep hoorde ik de fluister: “dit is niet erg”. En het werkt. Bij geen van deze dingen werd ik ongerust. Ik baalde zelfs niet. Ik voelde rust. Zelfs toen ik niet kon slapen door mijn drukke hoofd voelde ik dat dat niet erg was.

Dat drukke hoofd bedacht wat het verschil was tussen iets dat ik erg mag vinden, en iets wat erg IS. Want het lijkt of ik dat laatste los aan het laten ben.

Met loslaten van “dat het erg is” bedoel ik niet dat ik de ernst van de situatie ontken, maar dat ik mijn Dwang, die de ernst vast zet los kan laten. Ik ga proberen dat uit te leggen.

Alles wat ik erg vond, wás voor mij ook erg. Dat is mijn dwangstoornis. Voor dwang is iets niet zomaar erg, het is jeuk waaraan gekrast MOET worden. Het roept hal onuitgesproken gedachten op: 
je deugt niet,
de mensen om wie je geeft vinden je slecht,
dit kun je niet meer goed maken,
dit verpest datgene waar je van wilde genieten,
nu kun je überhoupt nooit meer genieten,
alles is verpest.

Nooit echt expliciet maar dit is wel zo’n beetje de teneur van het onrustige gevoel dat altijd heel hard knaagde als er iets “ergs” gebeurde, en het was hee lang in mijn leven voortdurend op de achtergrond aanwezig.

Ik kwam daar de laatste laren, sinds mijn transitie, en later na mijn therapie, als steeds losser van. Het voortdurende knagen was al vaak voor langere tijd gewoon weg. En ik raakte niet zo snel meer in paniek bij van alles.

Maar het verdriet in mijn familie, de zorgen over mijn dochter, deed mijn aarde weer schudden. Mijn balans werd weer wankel.

En die zachte stem die zei dat het niet erg was, en dat het ook niet erg was als ik het wel heel erg vond, geeft me weer een nieuw evenwicht. Zelf hele grote verdrietige dingen betekent niet langer dat er iets in mijn fundamenteel mis dat ik moet fixen. Want dát is hoe het voelde. Ik moet mezelf fixen, en dat gaat me nooit lukken, maar als ik stop met proberen dan . . . Ik had nooit een concreet beeld van wat dat “dan” nou was, en dat maakte het juist afschrikwekkend. Nu ik dit schrijf, besef ik dat mijn boek “De Tussenwerelden” daar over ging.

Het voelt alsof die koppeling nu weg is. Het zal zich vast wel weer een keer aanbieden, maar ik heb nu een stem die me verteld dat het niet erg is, en dat ik me heel erg rot mag voelen zonder dat ik iets hoef te fixen.

  

 

 

Nog wakker en iets delen

Ik bracht mijn dochter vandaag naar haar rTMS behandeling. Dat is magnetische stimulering van de hersenen om bepaalde gebieden te activeren (depressie) of juist de doven (OCD). Mijn dochter krijgt deze twee allebei.

Deze behandeling is er als je niet meer zelf op een bewuste manier, je onbewuste kunt trainen/ aansturen. En mijn dochter heeft een hele grote autistic meltdown. Dit is wat ze nog moet doen, wil ze verder met het einde-levens traject. En ze doet het. Zo dapper, want ik zie dat het pijn doet en dat ze het amper volhoudt. 

Ik durf beide niet te hopen dat dit het tij nog gaat keren, maar ik wil die hoop ook niet weggooien. Het is een wankel evenwicht tussen hoop en accepteren.

Ik was blij dat ik iets kon doen. Haar moeder doet zo vreselijk veel, die brengt haar elke dag en nu ga ik ook een keer per week. Dat is heel weinig, maar het is iets.

Ik kom mezelf heel hart tegen. Ik wil meer doen, maar ik merk nu pas hoe pepert ik ben. Ik kom mijn eigen OCD/Autsime tegen. Ik ga n.l. Ook een paar dagen achter elkaar de zorg overnemen, en daar zie ik tegen op. Ik heb al 5 jaar niet meer ergens anders geslapen dan in mijn eigen bed. Ik heb inmiddels van alles nodig voor een nacht, en ik slaap slecht. Ik schreef dit nu om half één, terwijl ik normaal om half elf naar bed ga. Maar als ik een prikkelvolle dag heb gehad heeft het niet veel zin om er vroeg in te gaan liggen. Mijn hoofd blijft dan heel lang op volle toeren bezig.

En hoewel vandaag goed was, wil ik nog niet de lichten uit doen. Het is niet fijn om in het donker te zijn met een hoofd dat alle kanten op gaat. Dat ik nu schrijf is een poging om wat dingen een plek te geven. De wereld in, want het is me nu te zwaar om alleen te dragen.

 

Ik ben Emma

Toen ze een jaar of drie was, zij ik een keer tegen mijn dochter:
“Ha, daar is papa,s kleine meid.”
Ze keek me aan en zei zeer beslist:
“Nee! Ik ben Fenna!”

Ik heb zó veel van mijn kinderen geleerd, en ik leer nog steeds van ze.

En oh, wat heb ik vreselijk veel fout gedaan als vader. Maar ook dat leerde ik van mijn kinderen: Ik deed wat ik kon, en ik deed het met heel erg veel liefde. Dat kon ik verstandelijk prima benken, en zelfs geloven, maar mijn kinderen hielpen me om het binnen te laten komen.

Ik had deze week, met mensen uit mijn kerk een leesweek. We lazen “Op het compassie van vreugde” door Nikolaas Sintobin. Over de levensweisheden van Ignatius van Loyola.

Voor mij confronteerde het met het feit dat mijn leven zo’n rommeltje is. Dat op zich niet zo zeer, maar dat mijn verdriet daarover komt uit het feit dat ik zo graag had gewild dat dat rommeltje ergens toe zou leiden.

Maar het is nog steeds een rommeltje. Ik kan geen trots voelen op dingen die ik heb gedaan. Er is niet iets waar ik heel goed in ben geworden. Eris niet iets waar al die levenslessen naar hebben geleid.

Vader zijn was iets waar ik ooit trots op was. Maar ik heb die lieve wijze dochter van me niet kunnen voorbereiden op een wereld die te veel van haar vroeg.

Ik dacht ooit dat ik een goede treiner/coach zou worden. Later dacht ik dat ik een goede juf zou worden. Dat is niet gelukt. Ik schrijf en ik teken, en soms vertel ik. Ik heb een tijdje gedacht dat dát en dan zo worden. Maar dát is het niet. Ik ben dankbaar dat er mensen zijn die het mooi vinden wat ik maak.

In de leesweek besefte ik dat ik vrede en wellicht zelfs vreugde kan hebben over alles wat ik niet ben.

En dat wist mijn dochter al. Ze liet me het zelfs nóg een keer wete.

In de eerste uren na mijn herseninvact was ik heel veel kwijt. Fenna was mee in de ambulance.
“Ik ben zelfs jouw naam kwijt!” Zei ik
“Ik ben Fenna.” Zei ze weer.
“Ik ben zelfs mijn eigen naam kwijt. En het stomme is, ik weet de naam ‘Jacob Jan’ nog wel!”
Fenna keek me aan en zei:
“Je bent Emma”.

Daar moest ik aan denken toen iemand in de leesweek precies dat zei, toen ik vertelde over wat ik allemaal niet was.

“Je bent Emma”.

Het is nu de tijd om binnen te laten komen dat dat genoeg is.

Ik ben Emma.

Dat is genoeg. Ik hoef daar ook niets trots op te zijn, en dat is fijn. Ik lan daar dankbaar voor zijn en dat is iets wat ik wél kan voelen. Dat gevoel mag gaan groeien, die dankbaarheid.

Liefde

Ik had een blaasontsteking. Ik kwam bijna niet meer van de WC af. Het deed pijn, en ik had best hoge koorts waardoor ik me ook nog beroerd voelde.

Beterschap, schreef mijn dochter, en dat ontroert me. Ik schreef teug dat ik zo graag wilde dat ik het aan haar kon zeggen, met het vertrouwen dat dat ook zou gebeuren, die beterschap. Maar wet weten beiden dat dat niet mee gebeurt. Ze antwoorde: “Maar ik ben blij om te weten dat beterschap wensen voor jou wel werkt.”

Ik weet uit haar beschrijvingen dat zij zich zo altijd voelt als ik nu deze ene dag, maar dan erger, en dag en nacht. Vooral de nacht, want ze kan niet slapen, en ze valt pas ‘s ochtend door uitputting is slaap. Ik schreef ‘erger’ want het het is niet de enige last die ze heeft, er komt nog een heel scale bovenop, en dat  is al langer dan een jaar zo. Ze zoekt afleiding maar ze heeft zware brain-fog waardoor ze maar weinig dingen kan doen die haar afleiden. 

Ze houdt het vol, want de artsen en psychiaters die haar einde levenstraject beoordelen, vinden dat er nog dingen zijn die ze moet proberen.

Ze vroeg me afgelopen week of ik haar naar het tuincentrum kon reiden. Ze grapt dat ze net als een baby moet worden rondgereden omdat ze daar rustiger van wordt. In het tuicenttrum zoekt ze voor haar moeder, haar broer en haar zussen van alles uit. Ze kent ze  goed en vindt het fijn om na te denken over wat ze leuk zou vinden. Het was heel fein om zo met haar te zijn, en haar weer even te zien stalen. En om weer te ervaren hoe veel liefde er in haar zit, dat er uit moet. Dat is ook een deel van haar verdriet, dat het door haar autisme te vaak niet lukt om haar liefde en haar creativiteit te laten stromen. Ik ben zo blij met elk moment waarop ik die vonk toch weer zie gloeien, ook al weet ik dat zij hier morgen de prijs voor betaalt. Dat weet zei ook, maar dit heeft ze nodig om vo te houden,

Voor haar broer koos ze een peper pant. Ze zoch er één uit die pepers had, maar ok nog wat bloemetjes die nog uit moesten koen. Zo is ze. Op de details letten. Het was een schoot in de roos. Mijn zoon en apte vandaag een foto om te laten zien hoe die groeide. En hij schreef er bij dat ze er peper-olie van gaan maken, wat hem veel hartjes van mijn dochter oplevert.

Ze kan ondanks haar eigen ellende goed meel leven met onze vreugdes en er blij mee zijn. We weten dat we haar helpen om deze vreugdes te toe te laten en ook kunnen voelen. Want ze laat ons zien hoe zorgzaam ze voor ons is. Dat is de reden dat ze vol houdt wat ze niet kan volhouden. 

In al dit mateloos verdriet is er ook mateloze liefde, en die voelen wen en koesteren we. 

Ik huil bij het zoen van dat mooie peper plantje en de liefde tussen mijn kinderen.

En ik heb mateloos veel respect voor mijn ex vrouw die al crisissen opvang omdat mijn dochter bij haar in woondt. 

Ze waren hier even samen, omdat mijn dochter wat oude DVD’es wilde lenen. Op mijn verzoek bracht ze wat werk mee dat ze in haar studie maakte. Gisteravond balderde ik het door en ik moest huilen hoeveel werk en hoeveel aandacht er in die tekeningen zaten. Ik schreef het in de app: “Wat heb jij ongelofelijk hard gewerkt”. Haar moeder reageerde direct en schreef: “Ja, belachelijk hard!!”. Daar moest ik weer om huilen. Ik begreep wat ze daar mee wilde zeggen. Ze wilde net als ik laten weten dat ze erkent dat we misschien niet genoeg gezien hebben hou hard onze dochter werkte, en hoe veel het haar kostte. We wilden beiden nu expliciet laten weten dat we dit nu wel zien.  Ik huil ook omdat ik weet dat mijn ex zich schuldig voelt over het feit dat ze onze kinderen aanmoedigde om alles uit zichzelf te halen. Net zo als ik mijn schuldgevoelens heb dat ik als autistische vader mijn dochter niet mee handvatten heb kunnen geven. Weten dat we deden wat we konden vanuit liefde helpt nooit helemaal om die schuld niet een beetje te blijven voelen, en ook dat is liefde.

De liefde overstijgt in ons gezin nu alles. 

Hoe het gaat

Ik ben blijnwacht, en ik wil je mee nemen in een gedachten experiment.

Stel er zij kinderen die niet lekker in hun vel zitten op school, bijvoorbeeld omdat ze zich mislukt voelen. Dat is niet zo gek. Ons schoolsysteem werkt voor heel veel kinderen niet. Nu ben ik blijnwacht op een school die er alles aan doet om dat systeem dat niet werkt zo veel mogelijk wél te laten werken. Dat doen ze echt goed. Wat helpt is dat een fantastische directeur hebben, die de leerkrachten ondesteunt in die taak.

Maar stel nu dat dat op een school niet zo goed geregeld is, bijvoorbeeld omdat er heel lang steeds een andere inval directeur is, dat er lerarentekort is waardoor de werkdruk te hoog is, dat er ook veel wisseling in leraren is. Zo’n school heeft geen ruimte en energie om kinderen echt goed te begeleiden.

Kinderen lijden daaronder. Bij sommige kinderen slaat dat naar binnen. Dat zijn de stille kinderen “waar je geen last van hebt”, maar ze dragen de pijn alleen. Bij andere kinderen slaat het naar buiten. Ze dagen de macht uit, zij worden gezien als lastig en worden gecorrigeerd, wat het alleen maar erger maakt.

Stel dat ik iemand zou zijn die alleen maar bezig is met mijn eigen glorie te vergroten. Dan zie ik een mooie kans. Ik ga aanpappen met die dwarse leerlingen. Ik vertel ze dat ik aan hun kat sta. Dat ze geweldig zijn en dat het niet hun schuld is dat ze zich zo kut voelen. (Dat laatste is trouwens nog waar ook, maar mijn volgende zet, wordt de grote leugen.) Stel nu dat ik ze zeg dat het de schuld is van de buitenlandse kinderen, kinderen van statushouders die nog niet zo goed Nederlands kunnen. Daar gaat alle aandacht heen. Laat ze eerst maar eens leren hoe het hier allemaal werk voor ze de school in komen. En dan al die aandacht voor autistische kinderen en kinderen met ADHD en dyslectische kinderen. Die mogen veel meer dan jullie! Die krijgen extra aandact, en als ze iets verkeerd doen krijgen ze een aai over hun bol in plaats van straf.

Dit verhaal valt goed, want eindelijk is er iemand die ze beter laat voelen. Ze hunkeren daar zo naar, dat veel van hen niet beseffen dat dat beter voelen ten koste gaat van anderen. Sterker nog, jezelf vergelijken met iemand die je minder waard vindt werkt op korte termijn heel goed. Maar het is een drug, het werkt maar kort en je hebt er steeds meer voor nodig. Dat is mooi, dat geeft mijn macht want ik geef het ze. Ik geef ze ook de toestemming om zich zo te voelen. Ik neem ook veel ouders mee. En erk klinkt steeds vaker dat het een rotzooi is op school en dat ik de enige ben die het goed zit. Dat is precies waar het mij om gaat. En ik doe er steeds een schepje bovenop, de mensen hebben hun dus nodig en de doses moet steeds hoger zijn. Ik krijg het voor elkaar ontevreden leraren mee te nemen, en er worden in alle medezeggenschapsraden mensen gekozen die het met mij eens zijn. Op een gegeven moment is mijn verhaal het standaard verhaal, en is iedereen die daar iets tegenin wil brengen verdacht, want ik kom op voor kinderen, en als je niet op komt voor mij gun je die kinderen niks, en ben je kwaadaardig. Het veracht maken van mensen die kritiek hebben is ook dopamine.

En zo heb ik het narratief omgedraaid. En komen er zelf voorstellen om alle kinderen die “niet op onze schoool passen” weg te sturen.

 

 

 

Hink Stap Sprong

Al weer 13 jaar gelden schreef ik een blog dat me dierbaar is. Het staat op mijn oude site, maar het beeld materiaal is daar weg. Dus plaats ik het hier opnieuw.

Leuk im terug te lezen hoe mijn toon toen heel anders was. Mijn blog werd druk gelezen, en ik voelde dat ik iets te delen had. Ik klink hier als een zelfverzekerde verteller die de lezer aan de hand mee neemt. Ik hád ook iets te vertellen. Ik héb iets te vertellen. Misschien mag ik die zelfverzekerdheid wel weer een keer terug pakken.

Dit is een blog uit de serie “Hink Stap Sprong”. Misschien wel de beste blogs die ik toen schreef. De titel wijst op dat wat ze allemaal gemeen hebben: een kijkje in mijn associatieve hoofd. Alles waar ik over vertel roept bij mij associaties op die alleen door mij te volgen zijn. Ik wilde lezers meenemen met die rare sprongen in mijn hoofd. Dit is de mooiste uit die serie.

 

 

Neem mijn hand.

Ik neem je mee deze aflevering  in, zodat je niet verdwaalt.

Want al heeft deze hink stap sprong een thema, er wordt op twee benen gehinkt, en een zijsprong gemaakt.

Laten we voorzichtig beginnen met de aanloop.

 

AANLOOP

 

The Nits, de elpee WORK, het nummer Hobbyland.

 

My world
There’s no love lost between
Me and this old great big world
That will never change
So I made my own one
In my own time true to scale
In my own house
My world
Little shops and little houses
Tiny trains that always run on time
Little men and little ladies
Everyone there is a friend of mine
My world
In my own time
In my own house

 

Dit is het thema. De miniatuurwereld waar alles klopt. Zo veilig als je eigen huis. Houd dat vast.

HINK

Hobbyland is een Droste liedje. Misschien niet expres, maar het is het wel.

 

(Een Droste is een beeld met daarin datzelfde beeld, met dáár in dat zelfde beeld etc)

 

De muziek zelf geeft mij het veilige gevoel waar de ‘ik’ in de tekst naar op zoek is. Nits muziek is ‘cleane’ muziek. Een beetje bedacht. Elk klankje zit op de goede plek.

Kortom een verwijzing naar zichzelf.

Escher doet dat ook in zijn schilderijen.

 

Dit boek laat zien wat Escher deelt met de wiskundige Gödel en de componist Bach. Dat droste effect wordt daarin mooi gebruikt.

 

Sterker nog. Een van de hoofdstukken van dat boek IS een Droste effect.

Hofstadter beschrijft dat Bach midden in een muziekstuk van toonsoort verandert. Dat roept een spanning op, die weer wordt ingelost als het stuk afsluit in de oorspronkelijke toonsoort. Dat voelt dan als thuiskomen. (let op! ik raak hier aan het thema).

Bach doet nóg iets bijzonders. Er is een muziekstuk waarin hij meerdere keren van toonsoort verandert, en dan een gemene grap uit haalt: De laatste stap terug zet hij niet.  Dat heb je als toehoorder niet door, omdat je de tel kwijt bent, maar je blijft zitten met het gevoel ‘nog niet thuis te zijn’.

Hofstadter illustreert dit in het hoofstuk zelf door de twee hoofdpersonen van zijn dialoog steeds een niveau dieper het verhaal in te brengen. Naar een schilderij –  in een verhaal – in een verhaal. En ook Hofstadter vergeet expres een stap terug te doen.

Gödel, Escher Bach, geeft mij ook een gevoel van veiligheid. Hier is iemand die de materie beheerst. Ik kan mee aan zijn hand deze wonderlijke wereld betreden.

Ik heb dit idee trouwens zelf schaamteloos gejat voor een verhaal. Schaamteloos, omdat de kracht van mijn verhaal niet allen maar in die ’truuk’ zit. 

(Edit 2025: Ik heb dit verhaal later gebruikt als afsluiter van mijn boek “Onder de Radar”, ov er mijn transitie. Toen ik dit blog schreef in 2012 besefte ik nog niet dat ik trans was)

En dat allemaal al heel lang voordat Inception gemaakt werd, een film die je aan het eind op een zelfde manier laat hangen.

 

STAP

Opnieuw. Ons uitgangspunt was hobbyland van de Nits.

Ik hield vroeger enorm van mijn Faller huisjes:

Ze bestaan nog. 

Daar had ik exact hetzelfde gevoel bij als de tekst van hobbyland beschrijft. Weten dat het niet echt is, en toch me veilig weten in de nep. Wat die nep weer heel echt maakt. Want liever echt nep, dan gemaakt authentiek.

 

SPRONG

Wat me bij blijft is de kleur groen van het nep-gras dat daar bij hoorde. (nee ik had geen spoorbaan). Die kleur kom ik weer tegen als ik door Nederland rijd in de auto. Vooral in de lente en herfst, als de zon lager staat, zijn de weilanden de weilanden van mijn huisjes.

Nóg een plaats waar ik het tegen kom. De bergen. Hoog boven op een top staan, en de flanken van de bergen in de diepte zien. Datzelfde gevoel van overzichtelijkheid. Dat pad daar ga ik wandelen. Ik kan het helemaal overzien. Het past tussen mijn duim en wijsvinger.

Faller huisjes in de diepte.

Ben je er nog? Fijn. Laatste sprong, en dan landen we:

Ook mijn sprong dreigt twee kanten op te gaan.

Die landschappen die bij mij zo binnen komen ga ik vangen in musea.

Voor een schilderij staan en mij één voelen met de schilder die gezien heeft wat ik zie is ook thuiskomen.

En vooral dat licht.

Die impressionisten vind ik het mooist.  En die schilderen juist níet precies. Vreemd.

Toch blijf ik een zwak houden voor dat neppe, dat perfecte, dat precieze.

Ik kwam dit tegen op internet. En dat is op een heel andere manier mooi.

Dit is van een schilder die achtergronden maakte voor Disney films.

Zie deze site voor meer

Deze twee schilderstijlen staan voor mij voor de spanning tussen echt en nep. Tussen wat er is en wat ik er van maak.

Die spanning moet er blijven.

Die spanning is wat mij drijft, vermoed ik.

Dat is waar ik nu land. Terwijl ik dit schrijf. Jij bent life getuige van een ontdekking.

Echt en nep zijn geen vijanden van elkaar.

“Er iets moois van maken”  kan een vorm zijn van: “laten zijn wat er is”.

Iets gemaakts, als een ode aan het echte.

Aan die ode ontleent al het gemaakte zijn aan echtheid.

 

 

Nawoord 2025

Wat ik zo bijzonder vind is dat ik alles wat ik toen schreef nu nog kan voelen. Toen was het alleen als muzeumbezoeker en gulzig kijken naar schildereien, nu is daar bij gekomen dat ik zwelf teken. In mijn tekeningen ben ik ook op zoek naar net echt en juist toch niet.

Deze tekening maakt ik zonder het bewust te zijn met deze gedachten in mijn hoofd. Ik tekende het huisje en de sierbomen heel precies. Eindeloos ben ik stipjes aan het zetten geweest. Voor en achtergrond maakte ik expres onscherp. Het geeft een beetje een bevreemden effect dat ik juist heel leuk vind.

Iemand reageerde dat ik zo als tekenaar mij de Märklin Treinlandschaps schilder kon worden. Dat trof me op een mooie manier. Ik ging op zoek en vond het plot van hier boven.

 

 

 

 

Een robot kan niet voelen

Kunstmatige Intelligentie kan steeds meer, en we hebben geen idee waar dat naar toe gaat. Het zou zomaar kunnen dat AI ooit schilderijen, boeken of muziek maakt die niet meer te onderschrijven zijn van kunst gemaakt door mensen.

Maar het gaat bij kunst er niet om een wedstrijd te winnen. 

Het gaat om gevoel. En voelen is iets wat AI mooist kan. Hoe dicht ze er ook bij komt. En ik kan dat weten. Ik ben een expert in heel dicht bij voelen komen, zonder echt te voelen. Het is wat ik deed omdat echt voelen te zeer deed.

En nu voel ik steeds vaker echt, en ik kan dat niet zonder huilen. In het begin was dat verwarrend omdat ik dat huilen wilde duiden. Dat moest dan wel oud verdriet zijn, of ontroering, opluchting of vermoeidheid. Maar nu besef ik dat dat duiden een AI achtige manier is om met dat gevoel om te gaan, en me weg haalt bij dat gevoel. Voelen is voelen, punt. Dat wist ik al, ik schreef er zelfs gedichten over maar nu voel ik dat ook.

En dat huilen hoeft niet geduid te worden. Het is wat mijn lijf doet als ik voel. Ik had een vriendin die snel huilde en er ook last van had dat iedereen om haar heen daar betekenis aan wilde geven, wilde troosten en zo. 

Dus als ik nu huil, weet ik dat ik leef, weet ik dat het stroomt in mij, en weet ik dat het goed is, zelfs al er van alles goed is. Ik kan niet continu voelen, dat is te veel, dus mijn hersenen mogen van mij op een AI achtige manier mijn leven blijven regelen. Ik weet intussen hoe ik daar liefde in kan programmeren. En elke keer dat er iets mis gaat, of als ik moet huilen, en minstens één van beide gebeurt elke dag, weet ik dat ik leef en dat het stroomt.