Een betekenisvolle tekening

Ik heb hier gisteren uren achter elkaar aan gewerkt. Ik zag ntdat het donker werd, en toen ik op de klok kee, was het opeen al 10 uur.
En vandaag verbeterde ik nog een paar dingen.
Ik houd van het slordige, dat leer ik steeds beter gebruiken.

En nu ik er naar kijk, besef ik pas hoeveel indruk dit beeld om me maakt. Wat ik er nu in zie heb ik niet allemaal van te voren bedacht. Dat is als vanzelf onstaan:

Zo ging ik bijvoorbeeld weer terug naar de originele (wat slordige) schets van Liedwij, omdat daar de ogen precies goed waren. Voor mij laten ze zien dat ze verrast is, en ook een beetje verlegen dat iemand naar haar kijkt.

Ik had twee jaar gelden bedacht dat het een Mol was, gewoon omdat ik het toen leuk vond die te tekenen. Die Mol verdween in de versie van vorig jaar. Maar ik bij zó blij dat doe weer terug is. Want ik vind het nu heel veel betekende dat degen die Liedwij voor het eerst echt ziet, uit de grond komt. Een Mol. Die weet hoe het is om weggedoken te zijn onder de grond. Iemand die weet van de diepte.

Als vanuit het niets. En dat het perspectief dat ik koos, gewoon omdat ik niet saai alles hetzelfde wil, juist voor dit moment zo mooi is, en dat contact en dat moment heel goed ondersteunt. De eerste keer dat de gezien wordt.

Dat is voor mij echt een levens thema. Ik moet echt ALTIJD huilen als ik iets zie of lees waarin mensen elkaar zien, elkaar herkennen.

(Banaal voorbeeld: Ik zag net een intevieuw met Ammie Lennox waarin ze vertelde over haar optreden met David Bowie. En hoe groot ze zelf toen ook was, dit was voor haar toch een onberijdbaar idool. Ze vertelde hoe spannend het was om hem aan te raken en beet te bakken. Ze vertelde dat David haar daarbij hiep door zijn manier van doen, dat heel geruststellend was, al tijdens de repetitie. En dan moet ik dus huilen. Sowieso is dat interview prachtig. Over hoe ze hun eerste groet hit vanuit pure depressie scheef samen met de man met wie de relatie net uit was, maar die voelde dat ze samen de muziek die ze aan het ontdekken waren te groot was om los te laten. Hoe zo ondanks hun verdriet en pijn de muziek in elkaar zagen).

Jubelen over God

Ik was vroeger allergisch voor de jubel over God. Op zich was ik blij dat de jubellende mensen niks hadden met een strenge God die wilde bepalen hoe je mocht zijn, maar het was alsof ze een beetje doorsloegen de andere kant op.

Ik heb zelfs een hele lange tijd de naam God vermeden in mijn zoektocht naar spiritualiteit. Dat woord riep te veel connotaties op die niet bij mij pastten.

In die tijd was New Age een ding en ik las boeken, en later vond ik op internet allemaal mooie weisheden.

Maar ook daar vond ik het: mensen die je precies konden vertellen hoe je moest leven, en mensen die alle verdriet weg-jubelden. Daar vond ik zelfs een woord voor: Spirituele Bybas. Daar wordt mee bedoeld dat mensen de spiritualiteit gebruiken om niet bij hun vervelende gevoelens te hoeven komen. Door hard te roepen dat alles er mag zijn, omdat alles liefde is, ga je voorbij aan de pijn die je voelt. Je spring als het ware over de het dal heen naar de volgende berg.

Ik ervaar inmiddels dat het waar is dat alles er mag zijn zijn omdat alles liefde is, maar dat betekent niet dat ik alles prettig hoef te voelen. Ik spring niet meer ovedalen heen, ik ga er doorheen, ook als het diepe dalen zien. En daar is niks jubbeligs bij.

Inmiddels noem ik God weer gewoon God. En ik hoef niet precies uit te liggend woe of wat hij of zij is. Ik behoorde dat zo:

Als je me vraagt wat God is,

dan weet ik dat niet precies.

Maar ik wil er graag met je over praten.

Want dan ontdekken we samen

een glimp van het geheim van het leven.

Als je me vraagt wie God is,

dan weet ik dat precies.

Maar daar kan ik niet over praten,

want daar zijn geen woorden voor.

Ik wil er wel graag met je over zwijgen.

Want dan voelen we samen

het geheim van het leven.

Ik ga nu ruim anderhalf jaar elke zondag naar de kerk en ik ontdekte iets. Het Kristelijk geloof is ook een gemeenschappelijke taal. Een taal die met verhalen en beelden probeerde aan te raken wat je nooit echt precies kunt beschrijven. Met dat besef ontdek ik dat ik bij steeds minder woorden de negatieve connotaties los kan laten. 

“Gehoorzaamheid aan God” was zo’n begrip waar ik rillingen bij kreeg. Maar nu kan ik het zien als luisteren naar de liefdevolle stem van binnen die weet wat klopt. In een andere taal zou je kunnen zeggen dat het betekent dat je niet je Ego volgt, of een snelle greep naar geld of macht, of dat je loskomt van de angst er niet bij te horen.

Mijn allergie voor die ik soms voelde rond het woord God is verdwenen. Ik kan zelfs tegen gejubel. 

Ik hoorde een nummer van Van Morrison uit 1989. Ik had een LP van hem gekocht nadat ik hem live had gezien op een popfestival. Het nummer heet : “Whenever God shines his licht” . Ik vond het destijds een mooi nummer, maar dacht ook: “Nee, he! Die is ook al in de Here.” Nu ik het weer hoorde had ik die bijgedachte niet. Omdat ik de taal nu ken, snap ik nu wat hij ermee wilde uitdrukken.

Ik snap nu wel waar mijn allergie tegen de jubel vandaan komt. Want ook het kristendom kent zijn Spiritual Bybas, waarmee God een snelle oplossing is voor alle problemen. Heel hard roepen “Halleluja! Het is Gods wil!” Kan ook een manier zijn om de pijn niet te hoeven voelen.

Soms denk ik dat ik het verschil kan aanvoelen, maar daar wil ik voorzichtig mee zijn, omdat daar natuurlijk heel veel van mijn eigen gevoeligheden in mee spelen.

Dit alles ging door mijn hoofd, toen ik voor het eerst sinds hele lange tijd weer oude CD’s in mijn auto radio stopte en meezong: “When I reach out for him he is there.”

want dat is iets dat ik nu echt kan voelen. En nee, dat is voor mij niet een snelle oplossing, waarmee ik over een dal kan springen. Maar het is fijn om minder alleen te voelen in het dal. 

Het grote vallen

 

De bomen houden van hun blad. Bladeren zij als kinderen voor ze. In de lente worden ze geboren. Zo schattig klein, ontkrullend in het teerste groen dat er bestaat.

De bomen genieten van het enthousiasme van het jonge blad. Ze zijn verrukt over het uitzicht en vinden alles in de wereld zo mooi. De bladeren onderaan vragen naar boven wat er allemaal te zien van zo hoog, en de bladeren van boven vragen wat er beneden op straat gebeurt, of over alle dieren die ze tussen de struiken zien, en over de wandelaars op de baden. De bladeren in het midden kletsen met de vogels die altijd met nieuwtjes komen aanvliegen. En ze leven mee met het jonge leven in de nesten. Soms zijn ze een beetje jaloers, als ze de jonge vogels zien uitvliegen.

”Wacht maar!” zeggend de bomen dan: “Jullie gaan ook uitvliegen. Maar eerst is er de zomer nog.

In de zomer zijn de bladeren hun frisse groen kwijt. Alles wordt een beetje saaier voor ze. Gelukkig zijn er zomerstormen, waardoor ze wild heen en weer worden gezwiept. De bladeren houden van zwiepen. Ze houden ook van de harde regen die lekker afkoelt, en ze genieten van het spel van na-druppelen. Als de schrik van de eerste onweer voorbij is genieten ze ook van dat spektakel van donder en bliksem.

“Wacht maar,” zeggend de bomen dan, “jullie gaan straks een veel mooier spektakel maken.”

”Vertel! Vertel!” roepend e bladeren.

En de bomen vertellen over de verkleuring, en het grote vallen.”

De bladeren kunnen het bijna niet geloven, worden ze zo mooi gekleurd als de bomen beschrijven?

”Matuurlijk!” zeggen de bomen. “Jullie zijn toch al eens verkleurd. Of zij jullie vergeten hoe schitterend jullie waren in de lente?”

Het grote vallen klinkt een beetje eng, totdat de bomen vertellen over het dwarrelen. “Dat is net zoals het vliegen van de die jonge vogels. Met een beetje wind vallen jullie niet rechtstreeks naar beneden, maar dwarrelen jullie door de lucht. Als jullie dat met heel veel tegelijk doen blijven de mensen altijd staan om te zien hoe mooi dat is.

Sommige ongeduldige balderen springen eind zomer al, om te zien of ze wel kunnen dwarrelen. Maar de meeste bladeren wachten tot na het verkleuren. Ze zijn opgewonden als ze hun nieuwe kleuren zien. 

“Kijk eens! Ik ben rood!” en een ander zegt “En ik wordt helemaal geel”. Ze strekken zich extra uit als de zon op ze schijnt zodat iedereen het goed kan zien. En ze praten eindeloos over de goreocharivie van het grote vallen. Nu snappen ze dat dat inderdaad een prachtig spektakel moet worden. Een aantal dappere planeren springen al om de termiet uit te proberen. De anderen kijken goed om te leren hoe ze de wint moeten gebruiken. 

“Wij zien jullie straks van beneden.” roepen de dappere vroegspringers. De bomen hopen dan altijd dat de bladblazers nog even niet langs komen.

”En na het groet vallen, is het dan voorbij?”

”Nee, zeggen de bomen. Jullie kunnen nog de hele herfst en het begin van de winte ritselen.” En ze vertellen hoe de kinderen, en een paar leuke volwassenen, door de bossen lopen en met hun voeten de bladeren meeslepen een hoopjes maken die ze de lucht in schoppen. 

“Met een beetje geluk kun je dan ook nog even dwarrelen. Dat kan ook nog als het hard gaat waaien.’

Dan, na de vost en heel veel regenbuien is het echt voorbij, en zijn de bomen weer kaal. De bladeren worden opgenomen in de vruchtbare bosgrond, en zo weer opgenomen door de bomen. En dan is er een nieuwe lente, met nieuw, jong blad. 

Tekeningen mei-september 2025

 

Het is 28 september 2025. Herfst.

Een half jaar geleden maakte ik een boek met de tekeningen die ik het eerst jaar maakte met mijn iPad. Dit is wat ik sinds die tijd getekend heb.

Ik weet niet of ik beter geworden ben. Ik weet ook niet of ik “mijn stijl” gevonden heb. Ik zet ze hier bij elkaar omdat ik later misschien wel kan zien of en wat mijn ontwikkeling is.

Wat in iedere geval nieuw is in een aantal van deze tekeningen, is dat ik gewerkt hebt met diepte onscherpte, een wazige achtergrond. Ik leerde dat dat Bokeh heet. Dat effect heb ik bewust gebruikt in mijn tekeningen. Ik heb gezocht welke “kwasten” daar goed voor werkten. Ik ontdekte dat de kwasten die ik maakte om de wolken mee te tekenen, een mooi onscherpe rand hadden als ik ze gebruikte als kwasten om mee te tekenen. 

In mijn middelbare-school tijd (jaren 70), fotografeerde ik veel en drukte ik zelf mijn foto’s af. Ik was toen veel bezig met compositie en scherpte. Die blik van toen heb ik nog steeds. Dat is hoe ik kijk en dat is hoe ik foto’s maak.  Ik vond dat ik moest leren om rechtstreeks vanuit de natuur zelf te tekenen. Dat zijn deze tekeningen.

Ik maak veel fouten in perspectief. Dat is techniek die ik kan leren. Maar ik merkte dat ik geen geduld heb om buiten te tekenen. Ik wordt onrustig omdat het landschap bij elke keer dat ik opkijk er weer anders uitziet, omdat ik anderen details zie. Ik wil één indruk vastleggen en daar mee werken. Dat is waarom ik blijf wreken met het tekenen wat ik gefotografeerd heb. 

Mijn fotografische blik is onlosmakelijk van mijn tekenen. Misschien is dat een deel van mijn stijl.

Een andere verandering, of het begin daarvan, is dat ik die “onscherpe kwast” niet alleen maar voor de onscherpe achtergrond ben gaan gebruiken, maar ook voor het onderwerp zelf. Het is een onderdeel van mijn wens om wat losser te komen van “precies tekenen”. Wat impressionistische, zou je kunnen zeggen.

Er is veel verschil: de bloemen tekende ik juist wel heel precies, en dat was ook fijn om te doen. Bij de tekeningen van de golven in de Rijn , deed ik het anders. Ik heb eindeloos naar die golven zitten saren. Eerst op de plek waar ik de foto maakte en later ook nog op de fot zelf. Ik wilde de golven in me voelen. Bij de tekeningen zelf heb ik alleen voor de kleuren naar de foto gekend, en toen liet ik het los. Ik tekenden zonder dat mijn hoofd er tussen kwam. Mijn handen wisten beter hoe het moest. Het was magisch om dat te ervaren. Ik ben ook heel blij met deze tekening. 

 

Ik weet nog niet waar dat heen gaat. Dat zie ik over een half jaar misschien wel. 

 

Hieronder de tekeningen die ik niet mislukt vond. 

 

Woon werk op de fiets

In 2015 besloot ik op de fiets naar mijn werk te gaan.  Dat was ongeveer 30 kilometer heen en 30 kilometer terug. Van Wijchen naar Driel. Geen heuvels maar wel een rivier over, en een snelweg en een trein. Dat was ook best vlink klimmen.

Ik startte na de zomervakantie. De oogst was al begonnen, de herfst was al voelbaar. Het was zo schitterend met de mist en de zonsopgang,  dat ik een half uur eerder moest vertrekken omdat ik steeds stopte om foto’s te maken.

Dit zijn de tekeningen van die foto’s.

De foto met het zonlicht door de bomen is gemaakt op

Het mooiste stuk was het winterstraatje, niet alleen omdat ik er dan al bijna was, maar gewoon omdat de bomen zo mooi op een rij stonden en de zon er zo mooi doorheen scheen, en ik vind de naam nog steeds schattig.

De laatste tekeningen is van toen alle velden echt leeg waren en er geblougd werd. Wat is mijn fiets daar smerig van geworden, de willen gingen bijna niet meer doen door de kleuren modder die erop geleerden. Gelukkig had ik toen mij ligfiets nog niet. Daar was ik later wel heel blij mee toen ik de herfst stormen moest trotseren.  

 

Dwang

Dit schreef ik gisteren:

Mijn lieve, troostende stem zegt vaak:
”Het mag er zijn, het is niet erg.”
En dan zeg ik soms:
”Maar ik vind dit juist heel erg!”
En dan zegt ze:
”Ook dat is niet erg, ook dat mag er zijn.”

Het was een inzicht dat op een verrassende manier bij me kwam. Het kwam binnen. Ik voelde rust. Er leip van alles niet lekker, mijn zadel brak en ik moest naar huis lope, en mijn fietsenmaker, die ik koos omdat hij lekker dichtbij was, is op vakantie. En zo nog wat dingen. Maar bij alles wat niet lekker liep hoorde ik de fluister: “dit is niet erg”. En het werkt. Bij geen van deze dingen werd ik ongerust. Ik baalde zelfs niet. Ik voelde rust. Zelfs toen ik niet kon slapen door mijn drukke hoofd voelde ik dat dat niet erg was.

Dat drukke hoofd bedacht wat het verschil was tussen iets dat ik erg mag vinden, en iets wat erg IS. Want het lijkt of ik dat laatste los aan het laten ben.

Met loslaten van “dat het erg is” bedoel ik niet dat ik de ernst van de situatie ontken, maar dat ik mijn Dwang, die de ernst vast zet los kan laten. Ik ga proberen dat uit te leggen.

Alles wat ik erg vond, wás voor mij ook erg. Dat is mijn dwangstoornis. Voor dwang is iets niet zomaar erg, het is jeuk waaraan gekrast MOET worden. Het roept hal onuitgesproken gedachten op: 
je deugt niet,
de mensen om wie je geeft vinden je slecht,
dit kun je niet meer goed maken,
dit verpest datgene waar je van wilde genieten,
nu kun je überhoupt nooit meer genieten,
alles is verpest.

Nooit echt expliciet maar dit is wel zo’n beetje de teneur van het onrustige gevoel dat altijd heel hard knaagde als er iets “ergs” gebeurde, en het was hee lang in mijn leven voortdurend op de achtergrond aanwezig.

Ik kwam daar de laatste laren, sinds mijn transitie, en later na mijn therapie, als steeds losser van. Het voortdurende knagen was al vaak voor langere tijd gewoon weg. En ik raakte niet zo snel meer in paniek bij van alles.

Maar het verdriet in mijn familie, de zorgen over mijn dochter, deed mijn aarde weer schudden. Mijn balans werd weer wankel.

En die zachte stem die zei dat het niet erg was, en dat het ook niet erg was als ik het wel heel erg vond, geeft me weer een nieuw evenwicht. Zelf hele grote verdrietige dingen betekent niet langer dat er iets in mijn fundamenteel mis dat ik moet fixen. Want dát is hoe het voelde. Ik moet mezelf fixen, en dat gaat me nooit lukken, maar als ik stop met proberen dan . . . Ik had nooit een concreet beeld van wat dat “dan” nou was, en dat maakte het juist afschrikwekkend. Nu ik dit schrijf, besef ik dat mijn boek “De Tussenwerelden” daar over ging.

Het voelt alsof die koppeling nu weg is. Het zal zich vast wel weer een keer aanbieden, maar ik heb nu een stem die me verteld dat het niet erg is, en dat ik me heel erg rot mag voelen zonder dat ik iets hoef te fixen.

  

 

 

Nog wakker en iets delen

Ik bracht mijn dochter vandaag naar haar rTMS behandeling. Dat is magnetische stimulering van de hersenen om bepaalde gebieden te activeren (depressie) of juist de doven (OCD). Mijn dochter krijgt deze twee allebei.

Deze behandeling is er als je niet meer zelf op een bewuste manier, je onbewuste kunt trainen/ aansturen. En mijn dochter heeft een hele grote autistic meltdown. Dit is wat ze nog moet doen, wil ze verder met het einde-levens traject. En ze doet het. Zo dapper, want ik zie dat het pijn doet en dat ze het amper volhoudt. 

Ik durf beide niet te hopen dat dit het tij nog gaat keren, maar ik wil die hoop ook niet weggooien. Het is een wankel evenwicht tussen hoop en accepteren.

Ik was blij dat ik iets kon doen. Haar moeder doet zo vreselijk veel, die brengt haar elke dag en nu ga ik ook een keer per week. Dat is heel weinig, maar het is iets.

Ik kom mezelf heel hart tegen. Ik wil meer doen, maar ik merk nu pas hoe pepert ik ben. Ik kom mijn eigen OCD/Autsime tegen. Ik ga n.l. Ook een paar dagen achter elkaar de zorg overnemen, en daar zie ik tegen op. Ik heb al 5 jaar niet meer ergens anders geslapen dan in mijn eigen bed. Ik heb inmiddels van alles nodig voor een nacht, en ik slaap slecht. Ik schreef dit nu om half één, terwijl ik normaal om half elf naar bed ga. Maar als ik een prikkelvolle dag heb gehad heeft het niet veel zin om er vroeg in te gaan liggen. Mijn hoofd blijft dan heel lang op volle toeren bezig.

En hoewel vandaag goed was, wil ik nog niet de lichten uit doen. Het is niet fijn om in het donker te zijn met een hoofd dat alle kanten op gaat. Dat ik nu schrijf is een poging om wat dingen een plek te geven. De wereld in, want het is me nu te zwaar om alleen te dragen.