Uitrustzucht

Ik zoek weer eens een woord. Omdat ik iets wil benoemen. Het is een terugkomend iets. Dat zich in vele vormen presenteert. Als ik probeer het gevoel te beschrijven ontdek ik steeds weer dat ik dat al eens eerder wilde beschrijven.

Ik herinner me een blog waarin ik schrijf dat ik achterover wil hangen in de armen van God. Nou ja, in iedere geval iemand die de macht heeft om me op te vangen en te zeggen: “Het is goed, het is klaar, je mag rusten, je mag ontspannen, je hoeft niet meer alert te zijn op alles.”

Ik herinner me een gedicht:
Wat ik voel
als ik voel
is dat ik voel hoe
waakzaam hoe
niet aflatend hoe
nooit helemaal los hoe
moe.

Ik beschreef het ooit als duizend-meter-tranen.

Het is mijn heimwee naar vakanties die ik als kind met mijn ouders doorbracht. Waar ik drie weken lang niet waakzaam hoefde te zijn. Waar drie weken lang mijn ouders had, zonder dat ze werden afgeleid door hun werk of door al die andere dingen waar ze altijd mee bezig waren. Als mijn ouders langzamerhand tot stilstand konden komen, kon ik ook geloven dat de wereld even stil werd.

Het is de nieuwe, lege schoolagenda, en lege schriften, die zeggen dat ik zonder de fouten van het verleden opnieuw kan beginnen.

Het is wat ik voel bij deze scene. (En ook waarom ik deze film drie keer heb gezien in de bioscoop, de DVD kocht, en vervolgens op zoek ging naar een uitvoering van Oom Wanja, en deze DVD kocht (de uitvoering uit 2020 met Topy Jones, die niet doorging vanwege de eerste Corona lockdown, en waar een heel mooie opname van is gemaakt.)

Het is de oer-huil die boven komt, steeds als ik voel dat het niet hoeft, mijn waakzaamheid, mijn onrust, als ik even loskom van al mijn dwanggedachten. Een huil met snikken en stoten van ongeloof, een lichaam dat zich dieper ontspant dan het voor mogelijk houd.

Oh ja, daar schreef ik ook al een gedicht over.

Soms ontspan
ik dieper dan ik kan.
Er gaan verborgen poorten open
en alles wat ik op heb laten lopen
en wat al jaren in mij steekt
is als een rivier die uit zijn bedding breekt.

Mijn bange stem kijkt er geschrokken naar
en roept wanhopig: “ maar maar maar ..”
En ziet dan ook de zinloosheid
en laat los zonder veel spijt.

Een gewichtloos zweven zonder moeten
en tegelijk juist grond onder mijn voeten.
Mijn angst is er nu niet
maar wel onpeilbaar  diep verdriet.

In plaats van al mijn duizend doele
hoef ik niets anders dan te voelen
zonder me te verzetten
tegen de liefde in al haar facetten.

En nu weet ik ook weer waarom ik me niet vaker zo ontspan. Want de prijs die ik betaal voor het loslaten is al dat gevoel dat aanzwelt. Al dat gevoel dat ik met mijn dwanggedachten zo goed buiten boord weet te houden. Want dat dit gedicht een soort van goed afloopt is alleen maar mijn romantische wens.

Deze schreef ik voor mezelf, als aanmoediging:

Jij die zoveel dingen doet.
want anders voel je je zo klein.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

Ik weet wel dat het soms moet.
Om weg te blijven van je pijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Ik weet ook, het kost moed.
Te wachten op een volgende trein.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

En heel die lange luie stoet.
leunt achterover, vind het wel fijn.
Jij die zoveel dingen doet.

Je gaat vaak door totdat je bloed.
In jouw perfectie zit het venijn.
Maar weet je lieverd, je bent al goed.

In alles zie ik jou mooie gloed.
Ik gun je soms alleen maar zijn.
Jij die zoveel dingen doet.
Maar weet je lieverd je bent al goed.

(geschreven in de dichtform Vialnele, omdat ik “Do not go gentje into that good night” van Dillan Thomas zo mooi vind)

Ik weet nog steeds niet of die wens om “alleen maar te oven zijn” een zegen is, of juist een vloek.

Dat is het lot van een kunstenaar:

Alleen kunnen voelen als we het vorm kunnen geven.
Proberen om de paradox op te lossen door tegelijkertijd vooruit te willen leven en, met een soort vooruit-werkende kracht, achteruit te willen begrijpen.

 Uitrustzucht is het woord niet. Het is veel meer dan een zucht die ik voel. Het zit in de buurt want het klinkt een beetje als sehnsucht, en daar zit dat onbereikbare in.