Vorige week schrok ik van mijn eigen onverdraagzaamheid tijdens het pleinwachten. Ik kon het niet hebben dat bovenbouwers steeds de grenzen zochten en ontwijkend antwoordden als ik ze daar op aansprak.
Dat kende ik niet van mezelf. Ik vind het namelijk heel normaal dat ze dit doen. Het hoort bij hun stap naar meer zelfstandigheid, en ze hebben het recht om daar niet altijd even handig mee om te gaan. Dat is precies wat ze ontdekken. Het is aan mij als pleinwacht om daar goed op te reageren.
Het heeft helemaal geen zin om daar geïrriteerd over te zijn. En dat was ik eerder ook nooit. Maar door mijn NAH heb ik soms minder ruimte in mijn hoofd om daar goed mee om te gaan. Ik voel die irritatie nu wel, en ik herken hem. Het is de irritatie die ik vaker voel als dingen niet lopen zoals ik vind dat ze horen te lopen. Ik weet nu dat dit onderdeel is van mijn autisme.
En nu realiseer ik me iets. Ik kon er vroeger niet alleen soepeler mee omgaan, ik had toen niet eens last van die irritatie! En dát is de dubbele bodem van aanpassen, compenseren en maskeren. Die irritatie was er toen gewoon ook, maar ik stond mezelf niet toe om die te voelen. Om te aanpassen, compenseren en maskeren vol te houden moest ik mijn eigen gevoel onderdrukken. Dat deed ik volkomen onbewust. Dat is waarom ik niet zo van dat woord maskeren houd. Dat lijkt veel te veel op een bewust proces, waarbij je jezelf bewust inhoudt, of een rol speelt.
Ik heb nu dus iets nieuws te leren. Ik wil leren om het beiden toe te staan. Ik wil leren dat mijn irritatie er mag zijn, maar om niet vanuit deze irritatie te handelen. Dat lijkt logisch, maar ik heb dat nooit geleerd omdat het mijn tactiek was om die irritatie te elimineren. Nu ik weet hoe het zit, kan ik met dit soort dingen beter omgaan. En als dat even niet lukt, weet ik dat ik ook aan het leren ben, en net als die bovenbouwers er recht op heb om daar niet altijd even handig mee om te gaan.