Liedwij is een verhaal dat ik ooit maakte voor één van mijn leerlingen.
Ik schreef het op in versvorm om er een prentenboek van te maken. Dat proces is nog in wording omdat ik, na twee versies getekend te hebben, nog niet tevreden ben over de tekeningen. Dus nog even geduld.
Hier kun je het verhaal horen.
Ik heb de laatste pagina herschreven omdat ik het te uitleggerig vond. Het gaat nu zo.
De kleine lijster Liedewij
hoorde er niet bij.
Ook al deed ze zo haar best
het zuiver zingen goed te leren,
ze klonk anders dan de rest
dus ze stopte met proberen.
Geen fraaie klank of mooie thriller.
Liedewij werd steeds maar stiller.
Totdat ze ontdekte
dat anderen haar gekte
wel een beetje grappig vonden.
Dat was een pleister op haar wonden.
Ze ging grapjes maken, imiteren.
Dát hoefde ze niet eens te leren.
Het zware krassen van de Kraai.
De zachte G van de Vlaamse Gaai.
De Kraai had zich verdedigd.
Hij voelde zich beledigd.
Kraaien vinden lijsters
toch al van die eigenwijsters.
Maar de Vlaamse Gaai
gad Liedewij een aai.
Omdat hij wel zag
wat er diep van binnen lag.
Een smeulend hoopje smart.
Dat verstopt zat in haar hart.
“Waarom zing je niet?” vroeg hij
aan de kleine Liedewij.
“Ik doe het toch altijd verkeerd,
ik krijg dat zingen nooit geleerd!”
De Gaai zei: “Dat geloof ik niet.
In jou zit een prachtig lied.
En ik weet wie dat er uit kan halen.
Wie jou weer kan laten stralen.
Dus luister naar een oude Gaai,
en maak nu vriendschap met de Kraai.”
Liedewij stond niet te springen.
“Graaien kunnen toch niet zingen?”
“Ik dacht dat jij was uitgekeken
op die rare lijster streken!
Beter zijn dan anderen
nooit eens iets veranderen.
Bang zijn voor mislukken.
Dat zijn echte Lijster nukken.
Met schaamrood op de kaken
ging Liedewij toen vriendjes maken.
“Ik zal mijn best doen, echt!
Ik doe alles wat je zegt.
En al ga je fluisteren,
ik zal niet Lijsteren maar luisteren.”
De Kraai had al meteen een test.
“Doe nou een keertje NIET je best.
Weet je wat het is met jouw?
Je wilt het veel te mooi, mevrouw.
En wat ik daarom mis.
Je zingt niet wat er van binnen is.
Dus al klinkt dit wel een beetje raar,
roepen, schreeuwen, krijsen maar!”
Liedewij begon heel zacht
maar langzaam kreeg ze steeds meer kracht.
Haar stem klonk door het hele bos.
Ze schreeuwde al haar boosheid los.
En toen, na een paar keer slikken,
kwamen ook de eerste snikken.
Heel diep van binnen uit
kwam haar aller eigenste geluid.
Zo maakte Liedewij van haar verdriet
een heel bijzonder prachtig lied.
Alle dieren spitsten hun horen
om het lied van Liedewij te horen.
De andere lijsters zongen eerst gedwee,
en toen steeds luider met haar mee.
Toen gingen ook alle andere vogels los.
En dat hoor je nu nog,
elke lente in het bos