De pijn

De pijn klopte aan, en ik liet hem binnen. Ik gaf hem mijn beste stoel en vroeg of hij iets wilde drinken. De pijn schudde zijn hoofd.

“Ik kom alleen maar om gevoeld te worden”, zei hij.

Ik king op een andere stoel tegenover hem zitten, en wachtte, maar er gebeurde niks.

“Moet je nou niet transformeren of zo?” vroeg ik, toen ik het wachten beu was: “ik heb je binnen gelaten toch?”

De pijn schudde weer zijn hoofd.

“Ik kom om gevoeld te worden.” herhaalde hij, en hij stak zijn hand uit. Ik schoof mijn stoel dichterbij en pakte zijn hand vast. Het verdriet benam letterlijk adem. 

“Blijf doorademen.” zei de pijn.

Ik ademende en huilde.

“Got, wat doet dat pein!” zuchtte ik.

“Als het geen pijn zou doen, zou ik mijn werk niet goed doen.” zei de pijn: “voor wat het waard is, er zit veel liefde in je voelen.”