De fouten die je maakt als ouder

Nee wordt niet wakker, slaap maar lekker door.

Ik fluister lieve woordjes in je oor.

Ik zoek je knuffel, leg je dekens goed.

Dit moment is als het wezen moet.

Maar straks ga jij alleen de wereld in,

moet ik je laten gaan.

Je groeit zo vreselijk snel,

je speelt je eigen spel,

maar ik zal aan de zijlijn staan.

Ik kijk naar jou en zie mijn eigen angst.

En juist daarvoor ben ik het allerbangst.

Ik weet mijn lessen zijn de jouwe niet,

jij hebt ook recht op jouw verdriet.

Bij alles wat ik doe of laat voor jou:

te weinig en te veel.

Weet dat ik van je hou,

weet dat ik je vertrouw

weet dat ik ook je vreugde deel.

Nee wordt niet wakker, het is nog lang geen dag.

Geniet ervan dat jij nog dromen mag.

Als jij straks wakker wordt

en jij jezelf in het leven stort,

weet het is goed

dat jij doet wat je doet.

Maak je fouten voel je vrij.

Het is zoals mijn vader zei,

ik weet opeens,

dat geldt ook nog steeds voor mij.

Dit liedje schreef ik voor mijn oudste zoon, toen hij een jaar of drie was. Ik schreef het ook voor mezelf. Ik wist het dus, van dat fouten maken.

Maar weten is niet voelen. Weten is niet doen.

Ja, natuurlijk! Ik liet ze fouten maken, mijn kinderen, en ik was mild voor mijn eigen fouten. Maar dat waren de fouten die er niet toe deden. Zoals perfectionisten ook hier en daar een steekje durven laten vallen om te bewijzen dat ze niet perfectionistisch zijn. Maar de echte grote schaamfouten, daar blijven we bij weg. En de fouten waarin onze kinderen ons het meeste spiegelen, die willen we toch het liefst voorkomen.

We gaan ons zorgen maken, en als we zorgen maken, weven we een web waarin we onszelf en onze kinderen in verstrikken.

Mijn zorgen gingen uit naar Fenna. Ik had nog niet eens door dat ik teveel herkende en projecteerde. Fenna was de meest sensitieve. Er was nog amper internet. Een zegen, voor opvoeders. En een ramp. Want wat had ik graag meer geweten over hoogsensitiviteit. We hebben haar last met de kleren die ze droeg bijvoorbeeld niet serieus genomen. Zo erg kon het toch niet zijn? Wel dus, en dat heeft ze in haar eentje moeten dragen.

Ik was bezig met mijn eigen persoonlijke ontwikkeling, en begon in te zien hoe ik zelf verantwoordelijk was voor mijn ervaringen. Ik vertaalde dat in mijn naïviteit op een compleet verkeerde manier naar Fenna. Fenna kon boos zijn op de hele wereld. Ze kon de stoep vervloeken dat die te dichtbij kwam, als ze viel met haar fietsje. In plaats van te zien dat zij alle reden had voor haar boosheid, en haar bij te staan wilde ik haar helpen. Ik dacht nog dat ik goed bezig was ook, omdat ik het doseerde. Ik wilde af en toe tegengas geven, niet alleen maar troosten, maar ook af en toe de muur zijn waar ze tegenop botste. Dat was niet eens zo verschrikkelijk geweest, als ik niet tegelijkertijd vol zat met afwijzingsangst. Ik ontwikkelde een (van mijn kant gezien) borderline-achtige aantrekkings- afstotings- relatie met mijn dochter. Het is niet helemaal zo zwart/wit, we had our moments. En toch, er zijn niet veel dingen in mijn leven waar ik blijvend spijt van heb, zelfs mijn late transitie niet, maar dit had ik zo graag anders gedaan.

En Fenna hielp me met mijn eerste kledingkeuze als vrouw.

Ze woonde weer thuis. Het constant op haar tenen moeten lopen had haar tol geëist. Ze had alles gered. Ondanks een VMBO advies, deed ze VWO en haalde haar propedeuse. En toen stortte ze in, een zware burnout. Te lang, te veel aangepast aan de wereld. Mijn transitie hielp niet echt. Ze was net herstellende, en nu zou ze haar vertrouwde plek moeten opgeven.

Fenna was vaak nog laat wakker vanwege slaapproblemen. Ik had net de jurk gekocht waarin ik mezelf voor het eerst al vrouw kon zien. Mijn ex had gezegd dat ik alles buiten mijn gezichtsveld moest doen, maar mijn kinderen waren erg meelevend en nieuwsgierig. Ik trok mijn jurk aan op mijn kamer (we sliepen al een tijdje apart), en liep de trap af. Ik stak mijn hoofd om de huiskamerdeur.
“Ik heb een jurk aan. Wil je hem zien, of heb je daar juist helemaal geen zin in?”, vroeg ik.

Fenna, wenkte met haar beide wijsvingers.

“Komkomkom” fluisterde ze, en toen na een stilte: “Wat gek, dit staat jou!”

Ik voelde een grote opluchting.

Ik liet vaker mijn aankopen zien, en Fenna, die erg kritisch is, kon mijn smaak waarderen.

“Jou staat ook alles!” zei ze een keer jaloers. Voor haar was het confronterend, want juist goede kleren vinden was een van de pijnlijke dingen in haar leven.

Die avonden kwamen Fenna en ik dichter bij elkaar.

“Je bent zachter”, zei Fenna.

Een van die avonden kon Fenna kwijt hoe ze mij als vader gemist heeft.

Ik liet haar tot diep in de nacht praten. Ze vertelde hoe het voelde om niet serieus genomen te zijn in haar kledingallegieen. Ze vertelde hoe ze het op school had moeten verbergen, en hoe eenzaam dat voelde, omdat het niet een geaccepteerd ‘ding’ was waar ze door het te delen gemakkelijk begrip voor kon krijgen. Ze vertelde hoe ze onze ruzies gezien.

“En dan kwam jij naar boven om het goed te maken, en dan ging je uitleggen dat je mij snapte, met een verhaal over jou. En je zag niet in dat het dan weer over jou ging. En dan lag ik later te piekeren, want ik kon zien dat jij er ook niks aan kon doen, omdat je ook worstelde, maar dan dacht ik weer: maar ik ben toch het kind, ik ben toch niet degene die het moet snappen?”

Het deed zo’n pijn om dit te horen, maar ik was haar zo vreselijk dankbaar. Ik voelde weer verbondenheid en het was Fenna die het lijntje legde. Ik hield mijn tranen binnen, het minste wat ik kon doen was er deze keer voor zorgen dat het niet om mij ging.

Onlangs hielp ik Fenna met verhuizen. Ze woont weer op zichzelf.

“Vroeger had ik je niet gevraagd. Ik had geen zin gehad in je gemopper, maar nu vertrouw ik je.”

We zetten met zijn tweeën een te grote kast in elkaar. We werkten als een geolied team. Maar toen we de achterwand pakten, zakte hij krakend scheef en viel dwars door een buitenraam. Fenna schoot heel even in paniek. Natuurlijk waren al haar stresshormonen weer hevig tekeer aan het gaan. Ik liet de kast de kast en ging naast haar zitten. Fenna was binnen een kwartier uit haar paniekbui. Ik ruimde snel het rondslingerende glas op, we trokken de deur van het rampgebied achter ons dicht en zochten een terrasje op. Grote broer hielp later de kast alsnog op te zetten. Een andere verhuisdag liep zo relaxed! Geen enkele tegenslag kreeg ons goede humeur te pakken.

“God, wat is het fijn om veerkracht te hebben.”

Fenna beaamde dit.

“Wat jammer dat ik het als kind niet leerde, en dat ik het jou niet heb kunnen leren.”

“Geeft niet” zei Fenna, “Ik kan het mijn kinderen wel leren.”

.

Ik ben zo vreselijk trots op dit kind, en zo blij met de relatie die we hebben.

Communicatie 2

De Cirkel van bejegening

cirkel van bejegening.jpg

HET GESPREK Stap 1  Uitdrukken

Je afvragen waarom je iets zegt is de eerste stap in een goed gesprek.

Of de laatste, want de gesprek-cirkel is rond. praten-luisteren-praten-luisteren

Luisteren is zelfs een beter begin.  Maar dat is te moeilijk voor velen. (nee niet voor jou natuurlijk)

Daarom begin ik bij wat iedereen graag wil: ergens iets over zeggen.

Waarom ZEG jij dat?

Waarom zeg JIJ dat?

Waarom zeg jij DAT?

Allemaal goede vragen. Voordat je je mond open doet. Voordat je op ‘send’ of ‘enter’ drukt.

Je moet alleen iets zeggen als je op alle drie vragen een antwoord hebt.

Vooral die middelste is belangrijk.

Als je alleen maar een doorgeefluik bent van andermans opinies, heb je niets toe te voegen in een gesprek.

Want het gaat om jou.

Ik wil weten wie jij bent, wat je voelt, wat je denkt.

Dat is waarde.

Elke keer als jij jezelf laat zien voeg je waarde toe.

Elke keer als je zelf buiten schot blijft, ben je lucht en leegte, en is je bijdrage slechts ruis op de lijn. Ik hoor slecht, ik heb een hekel aan ruis.

Ik hoor je denken:

Moet ik nu overal over gaan nadenken? Kan ik nooit meer iets spontaan roepen? En waar blijft het grapjes maken en keten? En het slap ouwehoeren?

Natuurlijk mag je slap ouwehoeren. Graag zelfs!

As je sla ouwehoert geef je iets anders dan de inhoud van je woorden. Je geeft je bijzijn.

Die woorden zijn achtergrondmuziek. Voor de sfeer. Het gaat er helemaal niet om wat je zegt. We aaien en kietelen elkaar met woorden.

Dat geven van bijzijn, dat komt van de Axenroos.

Die Axenroos kan behulpzaam zijn bij het zuiver uitdrukken. 

Inhoudelijke boodschap (de letterlijke tekst) kan namelijk nog al verschillen met de intentie waarmee je het zegt.

“Wat bedoel je?” kan een vraag zijn, maar ook een verdedigende opmerking, of zelfs een aanval.

De Axenroos kan je helpen bewust te worden van je intenties. Vervolgens kun je de inhoud van wat je zegt aanpassen op die intentie. Want eigenlijk wil je iets anders zeggen. Misschien wel dit:

Verdediging: “Ik heb nu even geen ruimte voor wat je tegen me zegt. Later misschien.”

Aanval: “Ik vind het vervelend dat je me onderbreekt.”

Ja, en dat is spannend. Dat snap ik ook wel. Maar het is zoals het is. Je voelt je zoals je je voelt.  Non-verbaal straal je het toch wel uit. Dus de boel verzachten door je boodschap inhoudelijk een andere lading te geven is alleen maar verwarrend.

Maar misschien is er wat anders aan de hand.

Misschien is die aanval niet eens helemaal zuiver. Misschien ontdek je op het moment dat je het uitspreekt dat het jóuw last is, en dat dat helemaal niet zo veel te maken heeft met de opmerking die de ander plaatste.

Als je daar even bij stil staat, wordt jouw ‘uitdrukken’ anders. Je maakt er een IK-boodschap van, en geeft daarmee informatie over jezelf (geven van de persoon). En misschien koppel je daar een vraag aan: “wil je me eerst even mijn verhaal laten doen?” (daarmee gebruik je de Ax van het nemen).

Deze dingen ontdek je door met aandacht te communiceren. Stil te staan bij wat er met je gebeurt. 

HET GESPREK Stap 2  Beïnvloeden

De eerste stap ging over jou.

De tweede stap gaat over de ander.

De eerste stap ging om wat er uit moest.

De tweede stap gaat over datgene wat ook nog eens ergens moet aankomen.

Je moet die ander wel zien te bereiken. 

Zonder die ander is er geen gesprek. Dat is zingen onder de douche. Heerlijk, en het maakt niet uit hoe vals het is. Maar zingen onder de douche is een monoloog, en geen gesprek.

Voor een gesprek heb je die ander nodig.

Laten we even doen alsof ik die ander ben. Jij wil iets van mij, met mij. Dat is waar ons gesprek over gaat. Als je mij onberoerd laat, als je mij, mij  speciaal, niks te zeggen hebt, als je alleen maar even stoom af wil blazen, dan heb je mij gemist als schip in de nacht.

Jij moet me raken.

Dus richt je pijlen, doe het met eerbied, en doop ze alsjeblieft niet in het gif.

voetnoot:

In de praktijk is er bijna geen onderscheid te maken tussen stap 1 en stap 2.

Kijk maar even naar het voorbeeld dat ik gaf bij stap 1: die aanval die misschien geen aanval was. Daar loopt uitdrukken en beïnvloeden vloeiend in elkaar over. De Ik-boodschap en het verzoek dat daar aan gekoppeld is.

HET GESPREK Stap 3 Effect

Daar zijn we toch alsjeblieft klaar mee hè?

Met het “Ik ben niet verantwoordelijk voor hoe jij je voelt”.

Natuurlijk is dat waar, maar dat is toch alsjeblieft geen excuus om je te gedragen als een hork? De misvatting over het recht van meningsuiting is dat je zo maar alles kunt roepen. Daar is dat recht niet voor bevochten! Elke recht bestaat alleen maar als je er zorgvuldig mee om gaat.

Daar is niet zo heel veel zelfcensuur voor nodig hoor. Alles wat nodig is kan gewoon gezegd worden. (Om te bepalen wat nodig is: zie stap 1)

En zelfs dan kun je rekening houden met hoe iets over komt.

De kans dat iets anders overkomt dan jij bedoelt is heel erg groot. Want we zijn allemaal anders, hebben allemaal andere dingen meegemaakt. Dus je kunt nooit weten welke rimpels jouw steentje in (soms hele diepe) andere vijvers veroorzaakt.

Je bent dus niet klaar, als je iets gezegd hebt. Je hebt rekening te houden met het effect van je woorden.

“Dan zeg ik wel helemaal niks meer”

“Je kunt toch niet voor anderen gaan nadenken?”

“Het is niet gezond om met alles en iedereen rekening te houden.”

Nu niet meteen gaan overdrijven.

Nee je moet niet voor anderen nadenken.

Nee je bent niet verantwoordelijk voor wat er bij die ander gebeurd.

Nee je moet je niet voor iedereen en alles wegcijferen. En natuurlijk moet je je eigen grenzen bewaken.

Maar je hebt er wel mee te maken.

Het zijn niet jouw diepe wateren, maar het was wel jouw steentje.

Er buiten blijven is wel een heel laffe keuze.

Rekening met jezelf én de ander kan trouwens heel goed samen. Dat staat hier.

HET GESPREK Stap 4 Erkennen

Het moment waarop de slinger heel even stil hangt.

Daar zijn we, in ons gesprek.

Jij hebt gesproken.

Je hebt naar buiten gebracht wat in jou zat. (stap1)

Je hebt het naar mij gebracht, mij aangesproken, mij geraakt.  (stap 2)

Je bent alert geweest, gemerkt aan mij, hoe het binnen kwam, en wat het daar deed. (stap 3)

Misschien heb je een paar van deze stappen opnieuw gedaan. Net zo lang tot het klopte:

Net zo lang tot jij je begrepen voelde.

Net zo lang tot het aan kwam.

Net zo lang tot het zo over kwam zoals jij het bedoelde.

En dan ben je klaar met spreken,

en begint het luisteren.

Nu breng ik naar buiten wat in mij is.

En jij maakt dat mogelijk door mij te horen, te zien, te voelen.

Want dat is wat wij doen met onze eerste stap, dat is waarom we ons uitdrukken.

We willen gehoord worden.

We willen gezien worden.

Ik kan mezelf alleen kennen in contact met jou.

Jij bent mijn spiegel.

Jij geeft mij mezelf terug. Door te luisteren naar mijn spreken.

Daarvoor moet jij al je beelden opzij zetten, en proberen met een nieuwe blik naar mij te kijken, met nieuwe oren naar mij te luisteren.

Door jouw luisteren wordt jij mijn schepper.

Elke keer dat je me ‘ziet’ wordt er iets in mij geboren.

HET GESPREK Stap 5 Open staan

Je luistert naar me.

Je ziet me, hoort me.

Je knikt begrijpend.

Je zegt: “Ik snap je helemaal.”

Je kunt zelfs verwoorden hoe ik me voel.

Ik voel me helemaal begrepen.

Maar dan.

Durf je verder te gaan?

Durf jij je te laten raken?

Gaat je hart open, en kom ik binnen?

Of bekijk je me van een afstand, heb je me begrepen omdat jij daar ook ooit was, maar ben je al weer verder, wil je wel een luisterend oor zijn, omdat je mij dat gunt, maar wil je niet te zeer geraakt worden door wat ik zeg?

Als jij bij mij laat, wat bij mij hoort . . .

. . . dan blijf je dicht.

Je gaat je bijna gedragen als een coach of therapeut. Je geeft misschien nog net geen advies, omdat jij zo wijs weet, dat ik mijn eigen weg moet gaan.

Maar je blijft wel op afstand. Echt contact hebben we dan niet. Hoe goed je me ook snapt. Er blijft een kloof. Je laat me niet binnen.

Als jij onveranderd, ongenaakbaar blijft in ons contact, waarom hebben we dan contact?

Waar is dan de gelijkwaardigheid?

Ben ik je vriend of je cliënt?

Luisteren is niet alleen begrijpen.

Luisteren is ook geraakt durven worden.

Luisteren is de bereidheid de ander binnen te laten.

Luisteren is jezelf laten veranderen.

Hoe, dat bepaal jezelf. (Ik kan vast verklappen dat dat stap 6 is.)

Maar nooit dezelfde blijven.

Want nu . . .

. . . nu moet je jezelf openen voor echt contact.

HET GESPREK Stap 6 Verwerken

Als jij jezelf helemaal open stelt voor de ander, word je dan niet zelf weggeblazen?

Moet je niet je eigen grenzen bewaken?

Ja. En dat doe je nu. Door het te verwerken.

Het komt binnen,

zoekt er een weg,

maakt een praatje met alles wat daar is,

of botst ergens tegenop.

Er gebeurt van alles daarbinnen. En jij bepaalt uiteindelijk waar het een plekje vindt.

of niet. Als het geen plek kan krijgen, onverenigbaar is met wat daar binnen al is,

kun je het weer laten gaan. Je hoeft niet alles te bewaren.

Hier citeer ik Cuvelier zelf. Ja, het is zijn model. “Tussen jou en mij” is het boek dat hij na “de Stad van Axen” geschreven heeft. Samen vormen ze een prachtige beschrijving van zorgvuldige, intermenselijke communicatie. In “Tussen Jou en Mij” beschrijft hij dit model met de zes stappen, aan de hand van gefingeerde dagboekfragmenten van zijn voorouders uit de 19e eeuw.

Nu ben ik te oud voor kindergebedjes,

zegt onze tienjarige Bart.

Leer mij bidden zoals grote mensen.

– Welaan, ga dan ‘s avonds voor je bed staan,

beide voeten stevig op de grond,

en laat heel zachtjes je hart rusten

op het golven van je middenrif.

Ga dan in je hart naar binnen.

Open het voor al het goede

wat je deze dag hebt meegemaakt.

Doorsta wat je bezwaart,

wat je verwart, je eenzaam maakt.

Leer keuren en kiezen.

Behoud wat je vrij maakt.

Bewaar dat in je hart, wens het te ruste

en laat het rijpen terwijl je slaapt.

Laat het als bloed doorstromen

en zeg dan, traag en met aandacht:

Dank u, God. het zij zo. Amen.

(Oreye, winter 1783)

HET GESPREK Samenvatting, hoe het in elkaar grijpt.

Het gesprek kent 6 stappen. (1, 2 en 3 is als jij spreekt. 4, 5 en 6 is als jij luistert)

1. uitdrukken, laten zien wie je bent, zeggen wat op je hart ligt

2. beïnvloeden, de ander raken, iets teweeg brengen bij de ander

3. effect, beseffen dat wat jij zegt en doet, effect heeft, vaak anders dan wat jij bedoelde

4. Erkennen, de ander zien voor wie hij is, snappen en erkennen wat hij zegt

5. Open staan, dat wat gezegd is ook echt binnen laten komen, niet veilig op een afstand blijven

6. Verwerken, dat wat binnen is gekomen tot dat van jezelf maken. (Of er alsnog afstand van nemen, ja dan pas.)

Ze zijn twee aan twee gekoppeld

Jouw ‘uitdrukken’ vraagt om mijn ‘erkennen’

Jouw ‘beïnvloeden’ vraagt om mijn ‘open stellen’

Het ‘effect’ dat jij ziet is mijn ‘verwerken’

En andersom:

cirkel van bejegening.jpg

De buitencirkel is het ‘praten’

De binnencirkel is het ‘luisteren’

Cuvelier schrijft terecht dat het geen zin heeft je af te vragen waar het begint.

Het is zelfs moeilijk te bepalen waar welke stap begint en eindigt. In een gesprek vloeit het in elkaar over.

De stappen worden opeens wel heel erg zichtbaar als het gesprek stokt:

Als je ik je niet erken, blijf jij hangen in jezelf uitdrukken. Je wordt steeds feller. Je gaat steeds harder roepen.

Als ik me niet open stel, voel jij geen verbinding met mij. Onze verhouding gaat scheef staan.

Als ik geen tijd neem om te verwerken wat je tegen me zegt, het me niet eigen maak, wordt ik jouw papegaai.

Als ik me niet duidelijk uitdruk, niet weet waar ik voor sta, hoe kun jij me dan erkennen? Dan wordt ik niet gezien.

Als ik niet probeer jou te beïnvloeden, je te raken, dan hebben mijn woorden geen zeggingskracht voor jou.

Als ik geen rekening houd met het effect van mijn woorden, dan weet ik nooit of ze goed zijn aangekomen.

Dit gaat allemaal over interpersoonlijke communicatie. Zakelijke communicatie heeft weer eigen regels. Wat het ingewikkeld maakt, is dat zakelijke communicatie gedaan wordt door personen, en er dus altijd ook persoonlijke dingen meespelen. Dat is niet te voorkomen. Beter is het om daar dan gewoon duidelijk en open in te zijn En dat is nu juist het grote probleem: mensen hebben nooit het lef om open te zijn. Ze verbergen dingen en spelen spelletjes. En als ze dat doen, dan verlies je altijd. Ik heb gekozen het spel niet meer mee te spelen, maar dat maakt me meteen een buitenbeentje, en het zorgt dat ik me afzonder. Ik wil eigenlijk alleen nog maar in omgevingen zijn waar het spel niet gespeeld wordt.

de hulpverlener en de engel

De medewerkster van het zorg en welzijn loket schrok toen ze haar volgende klant zag. Een verfomfaaide man in gescheurde kleren en vies. Mijnheer Engel verstond ze, en wees hem een stoel in een spreekkamer.

Toen hij zat begon hij zijn verhaal.

Kijk, ik heet niet Engel. Ik bén een engel. Ik ben uit de hemel gevallen..

Even wilde ze hem direct doorverwijzen naar de dichtstbijzijnde kliniek.  Maar iets hield haar tegen. Geen enkele kliniek had trouwens plaats.

U bént een engel, zegt u?

Ja. Ik ben door de val mijn vleugels kwijtgeraakt, en ook mijn geheugen. Ik weet nu niet meer wat mijn opdracht hier op aarde is. En het helpt ook niet dat ik nu opeens niet meer onzichtbaar ben.

Ze wist niet wat ze hier mee moest. Hem doorverwijzen naar de daklozenopvang dan? Iets in de man deed haar weer aarzelen. Wat was dat toch?

Ik ben echt een engel. Gelooft u niet in engelen?

Nee, ze geloofde niet in engelen. Maar er was iets met deze man. Ze wist dat ze moest doorverwijzen naar iemand van de sociaal raadslieden. Dit kostte teveel tijd, en haar volgende klant wachtte waarschijnlijk al. Maar ze was intussen gefascineerd door deze man.

Ze keek de man aan die rustig terug staarde, en toen gebeurde het. Het leek wel of de man langzamerhand onzichtbaar werd. Steeds ijler werd hij. Vlak voordat hij helemaal verdween zag ze dat hij ook zijn vleugels weer had.

De engel kwam weer terug in de hemel. Hij wilde weten wat zijn opdracht was.

O, dat is simpel. Jij had de opdracht om iemand in de steeds meer bureaucratische sociale zorg weer te laten geloven in haar klanten.

 

Dit verhaal schreef ik twintig jaar geleden. Ik werkte als consultant op een arbeidsbureau. Ik was toen die hulpverlener. Ik las het weer terug. Nu besef ik dat ik mijn eigen hulpverlener ben en mijn eigen engel.

 

je ziet het niet als je het niet zelf mee maakt

Lieve mensen die niet tot een minderheidsgroep behoren.

Ik dacht tot voor kort dat ik bij jullie hoorde. Heb eindeloos mijn best ervoor gedaan totdat ik ontdekte hoe ik mezelf van binnenuit opvrat.

Ik ben transgender, nu pas.

Nu pas, nu de wereld er eindelijk een beetje voor open staat.

Nu pas, nu ik eindelijk zo sterk ben dat ik het aan kan.

En nu pas zie ik hoeveel ik geslikt heb, hoe ik mijn eigen transfobie en homofobie geïnternaliseerd had. Hoe ik zelf mee deed met uitsluiten om er zelf bij te horen.

En nu pas zie ik hoe je geen flauw idee hebt, als niet-minderheidsgroep.

Echt geen.flauw.idee.

Niets.

Nada.

Hoe zeg ik dit zonder te beschuldigen?

Jullie lopen straal voorbij aan alle duizenden kleine signalen die ons wijzen op het feit dat we er toch eigenlijk niet bij horen. Als we geluk hebben, en ik heb geluk, niet in onze vriendenkring. Maar daarbuiten? Eindeloos.

En jullie doen er zonder het te weten aan mee. Niet kwaad bedoeld. Helemaal niet. Je ziet het niet eens. Dus hoe kun je het nu kwaad bedoelen? En wij laten het dan ook honderden keren stilzwijgend voorbij gaan, omdat we weten: jullie bedoelen het niet zo.

Ik liet het voorbij gaan, elke keer als er in een mannengroep denigrerend werd gesproken over meisjes of vrouwengedrag. Elke keer als mannen zich giechelend als vrouw verkleedden,  omdat het vooral grappig was. Elke keer dat ik er met mijn neus op gedrukt werd dat ik niet stoer genoeg was. Elke keer dat ik niet tegen een geintje kon. Ik deed niet actief mee. Ik liet het wel passief gebeuren.

Al die momenten heb ik gevoeld, en vervolgens heb ik geleerd om dat gevoel te negeren. Al die  tijd hadden de anderen geen flauw idee. Ik leerde hard om ook geen idee meer te hebben. Dus ik snap het, hoe je volkomen onwetend kunt zijn van al deze afwijzingssignalen.

Ik heb mijn transitie te danken aan al die dappere mensen die tegen de stroom in zijn gaan ageren tegen die signalen. De eersten werd het leven onmogelijk gemaakt. Vervolgens werden ze aan de kant gezet als zonderling, en langzamerhand bevochten ze hun plek. Maar ze bleven lastig volgens jullie. Omdat ze wezen op wat jullie niet konden zien. En jullie bedoelden het toch niet zo?

En nu, nu ik het zelf zie, en af en toe het lef heb om iemand er op te wijzen, nu zie ik pas hoe het werkt.

Om gehoord en gezien te worden moeten we jullie eerst gerust stellen. We moeten jullie duidelijk maken dat we weten dat jullie het zo niet bedoelen. En dat moeten we ook nog een keer doen zonder neerbuigend te zijn. Dan pas kunnen we heel voorzichtig iets benoemen. Want we snappen wel dat het voor ons de duizendste keer is, maar dat het voor jullie de eerste keer is. 

Het probleem is dat als we te voorzichtig zijn, het voor jullie wel heel makkelijk is om het af te doen als niet zo belangrijk. Jullie voelen onze pijn niet, en jullie zien alleen die ene, niet de andere 999.

Als we minder voorzichtig zijn, schrikken jullie. Je voelt je aangevallen. Je hebt het niet zo bedoeld. En het gesprek gaat vervolgens alleen maar over dat het zo niet bedoeld is. Daar moeten wij dan weer heel veel energie in steken, om jullie er van te overtuigen dat we dat echt, heus wel zien. En dan héél misschien gaan jullie snappen wat we zeggen. Snappen. Voelen gaat jammer genoeg niet. En dat is dan nog maar die ene.

Gelukkig zijn er lieve bondgenoten, die dit proces hebben leren zien. Ze schrokken, maar durfden verder te kijken dan hun eigen schrik.

Jammer genoeg zijn er ook steeds meer mensen die roepen dat het maar eens uit moet zijn met al die aandacht voor minderheidsgroepen, omdat er opeens niks meer kan.

Weet je, het kon eigenlijk al die tijd al niet. Al die tijd deed het ons al pijn. Alleen laten we ons nu wél horen. Seksitische, racistische, homofobe, transfobe grappen zijn nooit leuk geweest. Ze zijn altijd al veel meer geweest dan alleen maar een geintje.

Lieve mensen die niet tot een minderheidsgroep horen, we hebben jullie nodig. Zouden jullie het aankunnen om niet meteen gekwetst in de “Ik bedoel het niet zo” stand te schieten? Dat zou ons een hoop energie schelen. Energie die we hard nodig hebben.

Lieve mensen, help ons met zichtbaar maken van al die kleine onbedoelde uitzonderingssignalen. Laten we ze uitbannen. Het is ons met het roken ook gelukt. Niet rokers waren ooit ook de lastige mensen die niet zo moesten zeuren. 

 

 

Nooit gepest

Ze werd nooit gepest.

Nou ja, af en toe uitgescholden, en ze mocht vaak niet meedoen, maar dat was niet erg, vertelde ze zichzelf.

En ze werd minachtend nagekeken, maar kijken doet niet zeer, vertelde ze tegen zichzelf. Ze had toen nog niet door dat ze die oordelen langzaam in zichzelf opzoog.

Ze had een feilloos systeem voor zelfbescherming. Daar was ze op de kleuterschool al mee begonnen.
Begon het bij het klimrek, waar ze heel graag op wilde, maar niet durfde, vanwege de stoere jongens en hun blikken?
Of begon het bij de verplichte werkjes waar ze het plezier én het nut niet van in zag, maar ze niet doen, betekende een afkeurende blik van de juf.
Of was het die allereerste keer uitschelden geweest? Ze was geschrokken van de felheid, en had totaal niet gesnapt wat de oorzaak van de scheldpartij was geweest.
Of was het omdat zij als enige van de grote kleuters nog geholpen moest worden met de knopen van haar jas, terwijl ze de ogen in haar rug voelde prikken?

Iemand was vergeten haar de regels te leren van deze nieuwe wereld, dus moest ze erg goed opletten.
Ze begon aan het bouwen van een lijst van wat wél, en wat niet.
De’ wat niet’ lijst werd groter en groter.
De ‘wat wel’ lijst was een mager en saai, maar gelukkig stond daar iets op waarin ze uitblonk: “je best doen”. Ze was slim, dus dat kostte haar gelukkig niet eens zo heel veel moeite.

Ze leerde onzichtbaar zijn. Ze vloog onder de radar. Ze checkte genoeg boxjes om niemand te alarmeren. 

Zo heeft ze het 55 jaar volgehouden. Niemand had door dat ze een meisje was. Ze was het zelf ook vergeten.

 

 

 

 

Ode aan de stille LGBTQ’ers

Soms voel ik me schuldig, en een lafaard.

Vorig jaar op mijn 55e, kwam ik uit de kast als transgender. Nou ja, uit de kast. Dat doet vermoeden dat ik bewust achter hield dat ik trans was. Feit is: ik had het ook voor mezelf verborgen.

De openbaring was voor mij net zo groot als voor mijn omgeving. Achteraf zijn er signalen geweest. Maar ik was veel te goed geworden in het negeren van die signalen.

Je zou kunnen zeggen dat ik heb gewacht tot het veilig was. Ik heb de anderen de kastanjes uit het vuur laten halen en ik ben ze erg veel verschuldigd.

Maar dat heb ik dus onbewust zo gedaan. Ik denk dat het mijn overlevingsstrategie geweest is. Dus dat schuldgevoel mag ik weglaten.

Dit is een ode aan alle “stillen”. 

Allen die zo verdomd goed zijn geweest in verstoppen.

We maakte het tot onze tweede natuur, wat zeg ik? Eerste!

We maakten het tot wie we waren, en we geloofden er zelf in.

We waren nooit geschikt voor de confrontatie, het gevecht. We waren aan het overleven, op de enige manier die we kenden.

Als je een beetje op mij lijkt, dan wil ik dit tegen je zeggen:

Je bent dapper!

Je was altijd al dapper.

Je hebt het overleefd en dat is een behoorlijke klus voor iemand die ‘anders’ is.

Ja, we mogen de voorvechters dankbaar zijn. Nee we hoeven ons niet schuldig te voelen.

We mogen trots zijn dat we er zijn, zoals we zijn.

Je bent schitterend, zelfs als jij je nu nog verstopt: je bent mooi zoals je bent, neem je eigen tijd. Dank dat jij er bent.

 

Liefs

 

Emma

Here’s to the silent ones

Sometimes I feel guilty and a coward.

Last year at 55 I came out as transgender. You could say I waited to see if it was safe outside. But is was my subconsciousness that did that.

Last year was the fist time in my life I saw myself as transgender, consciously. I hid it so well. I hid it even for myself. O, yes, with hindsight there have been signals, but I was too good at ingnoring them.

I feel guilty when I think of all these courageous people who have led the way, fought the battles, stil fight the battles.

Shouldn’t I have been among them?

No, because I couldn’t.

So here is to all the silent ones.

The ones who just were too damn good at hiding.

We made that our second nature.

We made that us, so perfect that we believed it ourselves.

We weren’t cut out for the fighting the confrontations, we were surviving, the only way we knew.

If you are like me:

I would like to say:

You are brave! ,

Allways have been. You survived, that is a hell of a job, being different.

And yes we owe so very much to the ones who led the way, but we don’t have to feel guilty.

We can feel proud of the fact that we are here.

You are beautiful, you are you, even if you are still hiding out. Take your own time, you are beautiful either way, thank you for being there.

 

Love,

Emma

 

 

Een kerstverhaal

Peter was nu oudste kleuter. Na de zomer mocht hij naar groep drie. En dat was gaaf, want dan mocht hij het echte werk gaan doen. Maar het was nog lang geen zomer. Sterker nog, het was kerst. En weer was hij met de hele klas bezig aan werkjes die ze mee konden nemen naar huis.

Stomme werkjes!
“Als heuse kerstversiering!” had de juf gezegd. En dat was precies het probleem. Peter vond  werkjes het stomste wat er bestond! En een heuse kerstversiering was het al helemáál niet. Dat juf het allemaal prachtig vond, zei helemaal niks. Dat was haar beroep. Maar Peter zag zo wel dat de armetierige dingen die ze knutselden totaal niet leken op die mooie spulletjes van de kerstmarkt. De ‘echte’ glitter die ze mochten gebruiken maakte het alleen nog maar erger, want die bleef niet goed zitten. Je zag de lijmvlekken onder de glitter uit komen. En je moest altijd knippen. En Peter kon niet knippen. Zijn oudere zus pestte hem daar soms mee. De juf zei dat als hij maar hard genoeg probeerde het wel zou lukken. Hij had het zijn hele kleutertijd al geprobeerd, en hard proberen maakte het erger. Zijn handen schoten dan in de kramp, en dan lukte er helemaal niks meer.

Een plan
“Hé Peter”,  Peter schrok, hij was zo verdiept in zijn gedachten dat hij niet door had, dat meneer Ben achter hem stond. Meneer Ben was er de tweede helft van de week. De leukste helft. Meneer Ben was nog maar net begonnen in de kleuterklas. Daarvoor had hij altijd groep 8 gedaan, had hij verteld. En hij moest nog alles van kleuters leren. Dat had Peter wel stoer gevonden, een meester die nog iets moest leren.

“Ik zie dat je niet verder gaat met je werkje.”
“Nee, het is stom! En het wordt toch niks!”
“Is het stom omdat het stom is, of omdat het niet lukt?”
“Omdat het niet lukt! Ik krijg die bobbels van het schaapje niet geknipt, en de staf van de herder breekt steeds bij het knippen! Het lukt me toch nooit. Zelfs de jonge kleuters kunnen beter knippen dan ik! En dan neem ik het mee naar huis en dan zegt mijn moeder dat het mooi is, en ik weet toch wel dat ze liegt, want dat zegt ze altijd. En dan zet ze het neer, en dan ziet iedereen het!” Vooral mijn zus, dacht hij, maar dat zei hij niet.

“Zou je beter willen leren knippen?”, vroeg meneer Ben.
Peter dacht na. Dat wilde hij wel, maar meer nog wilde hij iets mee naar huis nemen waar hij echt trots op kon zijn.
“Dat lukt toch nooit op tijd!”
“Ik heb een plan. Ben je benieuwd naar hoe ver je kunt komen? We hebben de rest van de week nog. Vrijdag gebeurt er niet veel meer, maar vandaag heb je nog en morgen ook.”
“En alle andere dingen dan?”
“We gaan letters en cijfers doen. Die ken je toch al. En zijn er verder dingen die je zou missen?”
Daar had Peter snel een antwoord op. Hij was wel een beetje klaar met kleuteren. Er was niet iets dat hij zou missen.

20 schaapjes
“Oké, nou ga ik je iets vragen dat je misschien gek vindt. Zou je 20 schaapjes willen knippen?”
Peter rolde met zijn ogen.
Meneer Ben pakte het schaapje dat Peter net geknipt had.
“Kijk, zie je? Dit eerste stuk is best goed. En hier gaat het mis.” Meneer Ben wees op de plekken waar Peter met zijn schaar was doorgeschoten.
“Ik vind dat niet zo heel erg storend, moet ik eerlijk zeggen, maar jij wil het graag mooier. Is dat zo?”
Peter zei heel zachtjes:  “Ja”.


“Als jij bij de eerste tien schaapjes nu een allemaal verschillende manieren uitprobeert om niet uit te schieten met je schaar. Ook hele gekke manieren. Ze mogen allemaal mislukken. Het gaat erom dat je die manier vindt. Als een soort uitvinder, zou dat lukken?”
Peter knikte. Meneer Ben zag dat hij al aan het nadenken was.

Even later was Peter druk bezig. Meneer Ben zag dat Peter bij zijn pogingen wolbobbels en poten doorknipte, maar toch doorging.
Toen de tien schapen klaar waren, haalde een trotse Peter meneer Ben er bij.
“Kijk! Ik knip er eerst omheen. En dan knip ik steeds een beetje dichterbij het schaapje. En bij de bobbels knip ik van twee kanten. Maar nu doet mijn hand zeer.”
“Wow, jij hebt veel ontdekt. Je hebt zelfs ontdekt dat je pauze moet nemen omdat je handen moe worden.”

 

En de herder
De volgende dag was Peter net zo lang met zijn schaapjes bezig tot hij er eentje had waar hij tevreden over was. Toen begon hij aan de staf. Niet dat die zou lukken, maar Peter was benieuwd of het beter zou gaan met de manier waarop die hij bij de schaapjes had ontdekt.
Meneer Ben had tien hele grote herders gekopieerd.
“Dat is om te oefenen.”

Toen Peter meneer Ben kwam halen om te laten zien dat hij een herder mét staf had geknipt, zag hij dat meneer Ben met zijn schaapjes bezig was.
Hij had ze op een mooie zwarte achtergrond geplakt. Peter zag dat hij ze precies op volgorde geplakt had. Eerst de mislukte schaapjes, en op het eind het laatste gelukte schaapje.
“Als je nu eens dit mee naar huis nam in plaats van een kerststal. Dan kunnen ze thuis zien wat je op school geleerd hebt.”

Een trotse kerst
Die kerst liet Peter trots zijn schaapjes en zijn herders zien. De laatste herder was nog steeds niet zoals hij wilde, maar toch zichtbaar beter dan de eerste. En wat het mooiste was. Iedereen was écht verrast om al die stapjes te zien, zelfs zijn zus had “Wow!”geroepen.

Zijn moeder had tranen in haar ogen gehad, en helemaal niets gezegd. Ze had Peter alleen maar een hele dikke hele lange knuffel gegeven. En dat was duizend keer meer waard dan alle “Wat mooi!” uitroepen bij elkaar.

De HSP pauze knop

Dat zou je wel willen he? Die stop-knop. Of een pauze-knop.  Even niet dat drukke hoofd, want het houdt maar niet op.

Ook als je het niet kunt gebruiken.

Maar er is een reden dat die knop ontbreekt. Daar heeft het evolutieproces heel erg goed over nagedacht.

En je ziet het zelf ook, als je even nadenkt.

Want wat gebeurt er als je wél een stopknop hebt?

Dan laat je jouw bewuste denkprocessen bepalen wanneer het zinvol is om al die onbewuste prikkels binnen te laten.

Duh!

Dat is alsof je een kleurenblinde kleuradvies vraagt voor de inrichting van je huis.

Bovendien . . .

jij bent absoluut niet te vertrouwen met die knop!

Je gaat hem steeds vaker gebruiken. Stel je maar eens voor hoe dat voelt als je hem een tijdje uit hebt staan, en hem dan opeens weer aan zet?

Bam!  Daar komt alles vrolijk weer binnen.

De neiging om hem uit te laten wordt steeds groter.

Je bent zelf het levende bewijs.

Kijk maar eens naar al die vermijdende copingstrategieën die je in stelling hebt gebracht.

Je perfectionisme

Je nog-even-doorzetten-straks-is-er-tijd-voor-mij

Je nee-,met-mij-gaat-alles-goed

Je zorgen voor de ander

Je  . . .  nou ja, je snapt het wel.

Blijf nou eens met je fikken van die zelf geknutselde knoppen af!

(ja dat is makkelijker gezegd dan gedaan!  maar even goed)

Met een beetje selfcare heb je die knop helemaal niet nodig.

Echte selfcare vraagt echte zelf-acceptatie.

Echte zelf-acceptatie kan alleen met de knop aan.