rolmodellen

Ik denk dat ik wel weet welk mechanisme er speelde, waardoor ik mijn trans zijn zo vreselijk diep wegstopte. Cognitieve Dissonantie. We kunnen geen twee tegenstrijdige overtuigingen in ons hoofd hebben. Trans zijn en er niks mee doen, dat paste niet samen in mijn hoofd. Als ik mijn trans gevoelens  zou toelaten terwijl ik er niks mee durfde, zou ik het gevoel hebben mezelf voortdurend te verraden. Wel iets mee doen was geen optie voor het bange meisje dat ik was, in de wereld waarin ik leefde. Dus ik pleegde dubbel verraad: om het verraad niet te hoeven voelen, verbande ik mijn trans zijn naar de diepste kelders der vergetelheid.

 

Daar kwam  bij dat ik het begrip transgender helemaal niet kende in die tijd. Het enige dat ik kende was travestie en dan zelfs alleen nog de platte mediaversie van travestie. Mannen verkleedden zich in de media alleen als vrouw als er gelachen moest worden. Valt het je op dat daar het woord verkleden staat? Niet een vrouw zijn, of je kleden zoals je wil, nee, een act opvoeren, dat was het. Korporaal Klinger in M.A.S.H. en zeer uitvergrote vrouwelijke typetjes in Monty Python. Alles wat niet genderconform was diende als lach, zoals de uiterst verwijfde Mr. Humphries in Are You Being Served. Die laatste was nog het minst erg, ik vond die serie toen al te plat en te vol met stereotypen. Dus dat kan ik wel wegzetten. Ik was anarchistisch, een beetje afzetten tegen de grote boze buitenwereld kon ik wel, tenminste, als ik me gesteund voelde door mijn eigen kring. Maar wat nu als ik binnen die eigen kring ook al een buitenbeentje was? Daarom was Monty Pyhton een sluipend gif, want ik was fan van deze anarchistische humor, en anarchistisch kon toch niet rolbevestigend zijn? Zelf het liedje lumberjack vond ik grappig, maar het gif nestelde zich in mij:




He puts on women’s clothing

And hangs around in bars

He cuts down trees, he wears high heels

Suspenders and a bra

 

Ik snapte de humor wel, het ene uiterste tegenover het andere, de stoere houthakker tegenover het verwijfde … zie daar is het woord al. Verwijfd. Geladen met afkeur. Bovendien betekende dit dat vrouwenkleren dragen het andere uiterste was. Ik was dus een uiterste.

 

Als het niet voor de lach was, was het erger. Dan was het seksueel georiënteerd en het woord dat daaraan gekoppeld was, luidde pervers. Pervers stond helemaal vooraan in de lijst van dingen die ik niet mocht zijn.

 

Alles wat ook maar in de richting van vrouwelijk ging was verboden gebied. Verboden omdat het op travestie leek. Verboden omdat ik nóg meer een mietje zou zijn. Vrouwelijke eigenschappen bij mannen werden niet gewaardeerd toen ik klein was. Het was reden genoeg om gepest en verstoten te worden. Ik was immers het andere uiterste, ik zat al gevaarlijk dicht bij de rand, er was weinig voor nodig om me de afgrond in te laten duikelen. Vandaar de sloten, vandaar het prikkeldraad. Vandaar dat bijvoorbeeld voor mij de baard in de keel geen verschrikking was, zoals bij veel trans vrouwen wel het geval is, maar een moment van: “Gelukkig! Ik ben normaal. Ik val niet meer op.”

 

Het is bijzonder hoe smal het pad van normaal zijn is, en hoe doordrongen alles is van signalen om vooral op dat pad te blijven. Signalen die ik met mijn hoogsensitiviteit dubbel zo hard oppikte. Meisjes zijn braaf en mannen zijn stoer. Alles wat niet stoer was, was een mietje. En dat alles werd uitvergroot in de rolmodellen op tv en in boeken. Juist als mensen rolpatronen doorbraken, werd duidelijk hoe stevig die patronen op hun plek zaten, en hoe moeilijk het was ze te verdrijven. De uitzonderingen die de regel bevestigden. Ik snap nu pas de volle betekenis van dat zinnetje. Uitzonderingen mogen er zijn, zolang maar duidelijk is dat het uitzonderingen zijn. Een doortrapt mechaniek, want het lijkt zo open, tolerant en accepterend, om gender non-conforme artiesten een podium te geven, maar intussen is het de zoveelste manier om de hokjes te bevestigen. Met elke trans persoon die door de media wordt uitgenodigd, gebeurt nu nog steeds hetzelfde. Alle aandacht is gericht op het anders zijn en het liefst nog op sensationele wijze gepresenteerd. 

 

Ik was boos op Maarten ‘t Hart, die als Maartje naar het boekenbal ging en vervolgens in elk praatprogramma te gast was. Hij was jaloers op vrouwenpraatgroepen en vond dat hij daarbij moest kunnen zijn. Kloot! Als ik kan snappen dat het niet gaat, kun jij dat toch ook? Ik had dolgraag deel uitgemaakt van die vrouwengroepen maar ik was tenminste zo wijs om het niet te vragen. Ik raakte er hevig door in de war. Een heel groot deel van mij wilde dat ik het lef had om te doen wat Maarten deed, en tegelijk vond ik hem als Maartje een vreselijke verschijning (geïnternaliseerde transfobie!). Bovendien vond ik Maartje zuur en verongelijkt. Zo wil ik nooit zijn, besloot ik. Ik liep de sloten nog eens goed na, de sloten van de kast waar ik mijn vrouw-zijn in had gestopt en die door Maartje los waren gerammeld, en ik deed er een paar extra sloten bij. Vooral ook omdat ik zag hoe sensatiebelust iedereen op Maartje dook.

 

Hetzelfde gebeurde bij het kijken van “The world according to Garp.” Daarin speelt John Lightgow een trans vrouw. Ze was in tegenstelling tot Maartje een schat van een mens, maar zo overduidelijk mannelijk dat ze toch een schrikbeeld was. 

 

Toen ik ouder werd waren er steeds meer transgender personen te zien in de media. Maar dat hielp niet veel, want nog steeds werden ze als freak neergezet. Juia Serano schrijft in “Whipping Girl” dat transgenders in films, series en boeken in twee categorieën uiteenvallen: The Deceiver en The Pathetic.

 

Roberta Muldoon, ex footballspeler uit “The world according to Garp”, de rol waarvoor Lightgow een Oscarnominatie kreeg, is een voorbeeld van The Pathetic. Hoezeer ze ook haar best doet, The Pathetic zal altijd zichtbaar trans zijn, liefst met extra duidelijk mannelijke trekken: fors, diepe stem, hoekig en lomp.

Dil uit “The Crying Game”, gespeeld door Jaye Davidson, is een voorbeeld van een Deceiver. De hele film denk je dat ze een cis-vrouw is, totdat op het moment suprême de penis zichtbaar wordt. De toeschouwer wordt geacht geshockeerd te zijn.

Zowel de Deceiver als de Pathetic worden volgens Julia Serano gebruikt om de man/vrouw-scheiding in stand te houden. Transgender personen mogen niet als iets natuurlijks gezien worden. Dat is te confronterend. Deze vorm van representatie zorgde ervoor dat elke confrontatie met niet-conforme gendertypen in boeken, series en films bij mij een sterke dissonantie opriep: aantrekking en afweer. Zoals in het boek “Midnight in the garden of good and evil” waarin de dragqueen uitvoerig uitlegt hoe ze haar penis verstopt. Aantrekking en afweer, zelfhaat zelfs.

 

De popgroepen uit de jaren 80 waren allemaal wat kleurrijker, op een manier die voor mij acceptabeler was dan de glitterrock van de jaren 70. Boy George was mijn held, net als Cindy Lauper. Want ook de vrouwen lieten op een andere manier van zich horen. Niet langer braaf. Dit waren mijn eerste positieve rolmodellen. Maar nog steeds had ik die “anderen kunnen dat maar ik niet, ik heb niet het lef van Boy George” gedachten. 

 

En toch, toch maakt het uit. Het maakt zo verschrikkelijk veel uit. Representatie.

 

Want de ‘normaalheid’ was als een tapijt van landmijnen dat om me heen gelegd werd. Het drong tot in mijn diepste poriën door dat ik geen kant op kon. Door de nieuwe rolmodellen kreeg het andere verhaal langzamerhand meer ruimte. Het niet-normale werd steeds normaler. De marges waarbinnen ik me kon bewegen werden ruimer. 

 

Daarom is het ook zo belangrijk dat LHBTQ+ personen rollen krijgen in boeken, films en tv-series. En dan liefst zó, dat hun queer-zijn NIET het thema van het verhaal is. Onbewust heeft het zien van steeds meer LGBTQ+ rolmodellen mijn landmijnen onschadelijk gemaakt, gaten in mijn prikkeldraad geknipt, mijn sloten laten verroesten. 

 

Dit is geen zelfhulpboek, het is ook geen activistisch boek. Als ik iets zou willen bereiken met dit boek is dat het oké is om af te wijken, op wat voor manier dan ook. Dat je botsing met de wereld onvermijdelijk is, maar dat het nooit de bedoeling was dat alleen jij daar iets van leert. Misschien is het tijd om eens te luisteren naar de stillen, naar de twijfelaars. Geef ons de ruimte, want ruimte maken voor onszelf, daar zijn we niet zo goed in. Onze verhalen zijn nodig. Ik hoor nu de stem van Sean Connery uit het intro van Highlander. “No-one ever knew we were among you, untill now.” We zijn niet onsterfelijk, maar we hebben wel superpowers.

 

Maar ik zou met dit boek ook willen zeggen dat verstoppen oké is, dat het oké is om bang te zijn en verdedigingsmechanismen in te bouwen. De wereld is géén veilige plek. En het is even oké als je mechanismen niet meer blijken te werken, het is oké dat er scheuren in komen. Manden zijn ervoor om doorheen te vallen, steeds opnieuw. Ik was wat er in de mand zat, ik was mijn mand, én ik was het vallen door mijn mand. Als ik al een masker had, dan was dat masker gemaakt van allemaal stukjes mij. Het was het weglaten van de stukjes mij die ik niet mocht laten zien, die het tot een masker maakten. Het ontmaskeren, bewust en onbewust, doet pijn, steeds opnieuw, en die pijn hoort erbij. Ik zou willen dat dit boek een beetje troost kan bieden bij die pijn.