Het licht van beneden.

Over de tekening: 
Het regent zo hart dat ik nog maar even blijf in het thema spiegelen in water. De foto bam ik toen ik terugkwam van de laatste boodschappen van het jaar. Mijn innerlijke circus zegt dat ik me er makkelijk van af maak. Maar ik ben het niet met haar eens. Het lost kracht om te stoppen en het te laten bij die baar streken te laten. Ik heb zelfs erg mijn best gedaan voor de ondergrond: op een ander fel veegde ik met de zijkant van een lichtgeel krijt, en met nog wat grijs en wit,  een dikke laag krijtstof. Met mijn hand veegde ik dit op de tekening. Als ik dat direct met het krijt doe, krijg ik strepen die ik niet wilde. Jammer dat ik zo kleurenblind ben dat ik niet eens zie dat de ondergrond een kleur heeft.

Deze schreef ik al jaren geleden:

Als uit de diepte
het gegrom van het monster klinkt,
de rechte rug
op de spieren speelt,
het tij zich enkel nog
in zichzelf keert,
de dag als herfstblad
cirkels drijft op straat,
het licht wel buigt,
maar niet naar jou.
Dan is het goed
om te weten dat straks
de dagen weer zullen wapperen.

Ik heb bij tijd en wijle donkere bijen. Steeds lijken ze eindeloos, en steeds gaan ze weer voorbij. Soms moet ik er met enorme kracht uit stappen. Dat beschreef ik hier.

soms moet je jezelf
een voetje geven
jezelf aan je haren
omhoog trekken
het houvast zelf verzinnen
je afzetten op wat je niet gelooft
nét ver genoeg
om de uitgestoken hand
te kunnen zien

En dat is wat ik vandaag deed.

Anderhalve week geleden kwam ik uit een grijze waas. Ik had niet eens door dat ik er in zat. Ik was aan het modderen om iets van het leven te maken. Kennelijk deed ik iets goed want mijn revalidatie arts vond dat ik het goed deed. Daarmee bedoelde ze niet de vooruitgang die ik maakte. Ze bedoelde dat ik goed bezig was in het accepteren van wat nog niet zo vlot gaat, en van wat nooit meer helemaal terig komt. En toch, het was ploeteren.  Uit die bui werd ik gewekt door een voorstelling waar ik met mijn kinderen naartoe ging. Ik hoefde alleen de uitgestoken hand te pakken.

Gisteren kwam er totaal onverwacht een  een zware, donkere storm. Het overweldigde me. Ik liet me mee drijven, het voelde alsof ik kopje onder ging. Ik ben vroeg naar bed gegaan, ik was doodop. Vanmorgen heb ik heel lag uitgeslapen. De zwaarte van de dag ervoor was er nog. Ik wist niet wat ik zou tekenen. Ik was bang voor deze oudjaarsdag, ik was zelfs bang voor het nieuwe jaar.

En toen besloot ik er uit te stappen. Dat is het moeilijkste wat je kunt doen: uit de diepste diepte van een pui stappen door het leven te vieren. Ik had min of meer besloten om de jaarwisseling over te slaan door weer vroeg naar bet te gaan. Maar ik besefte dat ik iets anders nodig had. Met alle kracht die ik in me kon vinden besloot ik vierend het jaar uit te gaan.

Ik wilde dat met iets tastbaars doen, en het werd iets heel banaals. Voor de kerst had ik een fles Gordon’s alcoholfrei gekocht, eigenlijk alleen maar omdat de fles mooi was, ik had geen idee wat Gordon’s was. Gisteren pakte ik een klas in een halfslachtige poging iets feestelijks te drinken. Ik googelde wat het mu eigenlijk was. Het bleek Gin te zijn, en je kon er een Gin Tonic mee maken, dat klonk zomers.

Die Gin Tonic zat vandaag nog in mijn hoofd, en ondanks mijn besluit om alles ruim voor oudjaar binnen te hebben om de drukte te vermeiden, zocht ik nu de drukte op. Ik ging naar de winkel voor Tonic en een lekker kaasje. Het was vreemd zacht buiten, ik kon zomaar zonder jas.  De zachte lucht, mijn dappere daad en misschien ook de wind, deden mijn donkere bui wegdrijven. Het had heel erg hart geregend toen ik nog sliep, de straten waren kletsnat, en ik dacht aan een gedicht dat ik schreef in zo’n zelfde bui, ook in de winter een paar jaar geleden:

Het licht komt van beneden
het schijnt nog even
in glimmend natte straten
voor haar die zo gelaten
klaar is met het leven
uitgestreden.

Ik maakte foto’s van de plassen, en precies op dat moment kreeg ik een app van mijn oudste, zeer dierbare vriendin, een nieuwjaarswens met een foto van spiegelend licht. Ik wist meteen ook wat ik wilde tekenen.

 

PS Gin Tonic is niet bijzonder lekker. Wel feestelijk, met ijsblokjes en een limoen schijfje.

 

Eindelaarsverhaal:

Het laat 2023 is al een tijd bezig met het inwerkprogramma. Ze wordt door 2022 meegenomen om haar voor te bereiden. Vandaag is het tijd voor een paar laatste woorden, voor ze morgen begint.
“Lieverd, ze gaan proberen van alles aan je op te hangen. Mooie dingen, maar de laatste tijd vooral ook verdrietige dingen. Daar weten ik en mijn voorgangers alles van. Maar weet je, je bent jij, je bent ook de kleine dingen. 

 

Je bent het kind dat getroost wordt door haar klasgenootje, je bent de kat die op schoot komt bij iemand die zich verdrietig voelt, je bent de vrouw die ‘s avonds naar huis loopt, nog helemaal onder de indruk van de film die ze heeft gezien, je bent  de ontmoeting van twee mensen die veel in elkaar herkennen, je bent het moment dat iemand voor het eerst op het podium staat.

 

Lieverd, vergeet niet dat jij je prachtige zelf bent. Je bent niet de veroorzaker van al het leed, en klop je zelf niet op de borst voor al het moois dat zich ontvouwd, ook daar ben je niet de veroorzaker van. Je bent toeschouwer. Beleef alles mee, voel, rezoneer. Doorsta al het verdriet, wees een klankbord voor alle vreugde. Maar vooral, wees!




To Boek of not to Boek

Over de tekening:
Renkums Beekdal. De foto maakte ik in januari van dit jaar, bijna een jaar geleden. Ik maakte een hele langen wandeling door na de Hij bij Wolfheze, niet via de Heelsums beek en het Kerkje op de Heuvel over te steken naar de Noordperg, maar door verder te gaan. Bovenlangs Renkum, langs de golf velden, langs het monument, en toen kwam ik zomaar uit bij de beek en het beekdal. Ik was al een keer wat noordelijker overgestoken, maar dit was nieuw. Ik vond het schitterend. Dit was na lange tijd weer eens een verrassingswandeling, waar ik dan ook compleet overprikkeld van werd. Een prijs die ik graag betaalde. 
Met de tekening besloot ik te wagen. Eergisteren tekende ik iets wat ik niet kon tekenen: Natte uiterwaarden. Dus besloot ik deze te kiezen, een onderwerp waarvan ik niet wist of me dat wel zou lukken. Ik wist iets meer over het tekenen van kras, maar dat was eigenlijk een toevalstreffer geweest. 
Het wonder herhaalde zich niet nog een keer. Ik ben niet, zoals woensdag, verbaast over hoe goed het is gelukt. Dit is iets wat ik nog steeds niet kan, maar ik zie wel dart ik stappen maak, en ik heb weer veel geleerd.


Ik ben begonnen met het schrijven van het verhaal van mijn herseninfarct en mijn revalidatie. Ergens in mijn achterhoofd ontstond een idee om daar een boek van te maken. Misschien zou ik dan ook dit dagboek kunnen gebruiken. Maar vandaag laat ik dat weer los. Ik blijf wel schrijven, zowel aan het eerste half jaar, als aan het vervolg. Dat laatste doe ik hier, maar ik besef dat deze nu dat deze dagboekform niet heel geschikt is voor een boek.
Dus ik schrijf nu vooral voor mezelf, op een blog waar niemand komt. Het is dubbel: weg zijn bij social media. Ik  krijg geen feedback meer op wat ik schrijf. Dat is jammer, maar ook goed. Die feedback zorgt voor een voortdurende stroom van pikkels, een stroom waarin ik verzand. Het is best fijn om even in mijn eentje te schrijven. Ik zie wel wat er van komt. En zo blijf ik loslaten, misschien is dat wel mijn grote thema dit jaar.

Ik slaap veel en toch ben ik heel moe. Tekenen en schrijven zijn fijn, maar ze kosten bergen energie. Ik doe nu even niks meer. Ik moet alleen nog deeg maken voor de Kniepertjes die ik morgen ga bakken voor nieuw jaar, de oliebollen sla ik dit jaar over.

 

Grijs. En terug naar de oorsprong.

Over de tekening:

Het is grijs. Gisteren zelfs donker en de hele dag regen, vandaag af en toe zon. Ik wilde de grijsheid tekenen, ik hou zo van de Haagsche School schilders die dat zo mooi doen. In grijsheid zit ook schoonheid.
Wat ook meespeelde voor de keuze van vandaag is dat tekenen topsport is voor mij. Mijn rechteroog dwaalt nog steeds graag af als het moe is, en het wordt moet als ik probeer te focussen op details, dan gaat het draaien en ontglippend de details me juist. 
De foto is gemaakt vanaf de uitkijktoren “De Boersperg”, schuin boven Kasteel Doorwerth. Eigenlijk  moet ik aan de onderkant de toppen van de bomen tekenen, maar dat lijdt te veel af. Ik twijfelde ook of ik de brug van de A50 wel moest tekenen. Maar ik ben blij dat ik dat deed, hij geeft extra diepte, en geeft op een of andere manier evenwicht.
En dan de lucht zelf, waar het me voor te doen was. Ik moet nog honderd luchten tekenen voor ik het in de vingers heb. Letterlijk in de vingers, zoals het gras gisteren uit mijn vingers kwam. Daar zat ik zelf niet tussen. Bij luchten zit ik mezelf nog in de weg. Er zijn stukken waar ik blei mee ben, maar het geheel is nog niet wat het wezen moet. Ik weet ook nog steeds niet welke kleur krijs ik moet gebruiken. Ik krijg het ook niet voor elkaar om de wolken op de voorgrond ook echt op de voorgrond te krijgen. Het wordt een lange weg, die boenend is en soms ook rechtuit frustrerend. 
Ik ben wel weer bij met het wit van de rivier, en met het klein beetje wit op de rand van het gras onder de rivier. ik durfde daar niet met mijn vinger te vegen. Dat had ik vaker moeten doen want zo weerspiegelt het licht ook onderin de tekening.

Het zijn de dagen van niks doen tussen kerst en out en nieuw, maar ze zijn wel begrensd. Het is zelf legitiem om te niksen nu, iedereen zit ervaart deze leegte, andere landen hebben zelfs een naam voor deze tijd.
Maar ik blijf straks nog even in de leegte. Ik heb nog twee en een halve maand niks doen voor de boeg, met nog heel veel grijs om te tekenen. Mezelf voorgeschreven, en ik zie wel of het zo lang moet duren, maar voor nu werpt het zijn vruchten af.

Ik lees vandaag “Winteren” uit van Katherine May. Het inspireert me om te blijven in dit niks doen, in het voelen, in het loslaten, in het stoppen om van alles te willen. Ik schreef daar in het begin van dit teken-dagboek al over, hier en hier. Er lijkt geen einde te komen aan het loslaten, ik kom steeds een laag dieper. Steeds ontdek ik dingen waar ik me in vastgebeten heb. Ik vroeg me af waar het begin zou zijn en schreef daar een “blog” over. Ik gebruikte een manier van schrijven die ik al heel lang niet meer gebruik, afstandelijk en algemeen, alsof ik een waarheid verkondig.  Misschien deed ik dat intuïtief omdat ik daar nog niet ben, bij die laag, en er dus ook niet vanuit mezelf over kan schrijven. Ik voel hem wel dichterbij komen. 
Een andere reden waarom ik deze steil koos is omdat ik opstandig wordt als ik besef hoe groot de kracht is die mij (ons) van mezelf weg trekt. Er zitten twee lagen in het blog, de letterlijke laag hoef je niet al te serieus te nemen, ik ben wel heel serieus in de laag daaronder.

Ik schreef het met als directe aanleiding op het hoofdstuk in “Winteren” waarin Katherine May schrijft hoe ze haar stem verliest en weer terugvond. Een vriendin schreef dat ik het eigenlijk ook zelf meemaakte, dit jaar. En dat klopt gedeeltelijk. Ik was heel veel woorden kwijt, en ook ik vind mezelf in dit proces een heel oude ik terug, een ik die nog niet zo bang was.

Dit is het blog dat ik schreef:

We beginnen zo goed. Als we nog heel klein zijn doen onze ouders alles voor ons eerste lachje. We weten dat er onvoorwaardelijk van ons wordt gehouden. Alles wat we doen is goed. Alles wat we doen, doen we op die unieke manier waarop we dingen doen, en juist die eigenheid is waar onze ouders hopeloos verliefd op zijn.

En dan maken we de fout ons eerste woordje te zeggen. Ze zeggen dat taal nodig is om ons uit te drukken, maar we konden ons prima uitdrukken zonder woorden. We deden dat met ons hele lijf, met ons gezicht. Beter dan woorden dat ooit kunnen.

Maar met dat eerste woordje veranderde er iets. Tot die tijd was al ons gebrabbel en gezang goed genoeg, en opeens merken we dat we meer aandacht krijgen als we de klanken uitstoten die de onze ouders woorden noemen. Hier draait het langzaam maar zeker om, niet onze ouders doen hun best om onze lach te krijgen, wij gaan ons best doen om hun lach, hun goedkeuring te krijgen. 

Het gaat stapje voor stapje. In het begin is elk woord nog goed, maar hoe meer woorden we kennen hoe meer we ontdekken dat sommige woorden beter werken dan anderen. En het verschuift. “Poep” is een fantastisch woord, dat los van de betekenis al geweldig is. Maar het evolueert langzamerhand van succesnummer naar verboden woord. 

We gaan ook leren dat woorden in een bepaalde volgorde horen te staan om zinvol te kunnen zijn. We leren volledige zinnen te maken.  Nog weer later leren we dat je ze kunt schrijven en daar zitten nóg meer regels en afspraken aan vast. Inmiddel zitten we op school en is de omkering voltooid. Niets van wat we willen en voelen telt nog. Er telt nog maar één ding: voldoen, letterlijk in de zin van voldoendes halen. 

Als we van school afkomen is het proces voltooid. We hebben geleerd dat we ook zelf niet meer af moeten gaan op wat we voelen. We passen ons volledig aan, aan wat de buitenwereld van ons verwacht. We zijn meester in het verdrukken van de signalen dat we daarmee onszelf verraden.

We zijn zo bezig met het voldoen aan dat wat de buitenwereld aan ons vraagt, dat we niet eens meer weten wat we zelf nodig hebben. Als baby wisten we het feilloos, en we wisten het ook feilloos uit te drukken, zonder daar de juiste woorden voor te zoeken. Het is een gave die we verleerd hebben en die we weer terug moeten halen. 

Om te beginnen moeten we weer goed leren letten op wat we voelen. Dat betekend dat we alles wat we nu als wegduwen als ongewenst moeten verwelkomen en serieus nemen. Als we dat weer leren is een volgende stap om onze emoties weer te laten zien, in plaats van er woorden voor zoeken. 

Die woorden verbloemen meer dan dat ze verhelderen. ik zou het zo fijn vinden als huilen in het openbaar de gewoonste zaak van de wereld zou zijn. Zonder de reflex het meteen te willen sussen of troosten, zonder er woorden aan te moeten geven. We zijn geraakt, blij, verdrietig of een scala aan emoties die niet meteen benoemd hoeven te worden, maar er gewoon mogen zijn.

Heel misschien gaan we dan ook weer leren dat we perfect zijn zoals we zijn. Dat we het mooist zijn als we ons uitdrukken op onze eigen unieke manier. Dat we waardevol zijn, niet om wat we doen, maar om wie we zijn.

Kras, spiegelend water en weer knotwilgen

Over de tekening:
Dit is een van de tekeningen waar ik met verbazing naar blijf kijken, want ik kan dit niet. 
Ik had geen zin in tekenen. Ik had gisteren een foto van gisteren uitgezocht, met een gekke lucht. Maar dat inspireerde niet. Toen bladerde ik door mijn foto archief en zocht naar foto’s die ik oversloeg omdat ik ze niet kan. Ik vond er eentje met sneeuw en deze. Ik had geen zin in sneeuw, dat doe ik wel een keer als het echt kout wordt. Het is nu te warm, en te nat.
Deze foto vond in natuurlijk mooi vanwege de knotwilgen, maar die kan ik al. Waarom de foto me nog meer trok was het gras met de plassen water en de weerspiegeling van de knotwilgen. Ik hou zo van gras in de winter. Het groen is een verademing tussen het grijs. Maar het is vooral het licht. De zon staat zo laag dat elke grasspriet afzonderlijk belicht wordt. Mijn eerste zeer knullige poging om dat weer te geven, die totaal mislukte was hier.

Ik stippelde en streepte maar het werd helemaal niks. Dat vond ik niet heel erg want ik vond de schaapjes wel leuk geworden.
Maar sindsdien laat ik het gras met rust, ik probeer niet eens om er wat van te maken. In deze tekening ging het me vooral om de lucht.

Drie dagen geleden durfde ik het nog niet. Zie hier.

Maar nu zou ik een tekening proberen die ik niet kon. Ik besloot mijn “geen zien” te bevechten met bravoure! Ik zou toch slordiger gaan tekenen? Nou dan! Wie maakt me wat. De lucht hield ik simpel, de knotwilgen had ik zo’n beetje in de vingers. Het spannende was het gras met de plas water.

Ik had met dat water in potlood gestoeid. 

Maar de structuur van gras . . . ik had geen idee hou ik dat moest doen. Ik teken vanwege het enorm afgeven van krijt van links naar rechts en van boven naar beneden. Dus ik hoede daar nog even niet aan. De bovenkant ging goed, ook het water en de weerspiegeling lukte bevredigend, en gek genoeg werd ik daar dapper van. Ik zou gedacht hebben dat ik vang zou zijn alles te verprutsen. Maar mijn “kom maar op!” houding werd er door versterkt. Ik had niet voor niets de horizon hoog getekend, aandacht voor de voorgrond! Met de zijkant van twee korte krijtjes veegde en stippelde ik zo random mogelijk. Dat is waar ik mijn handen inmiddels mee vertrouw. (Ik moest wel lang zoeken naar groen, want mijn doos is weer door de war en ik ben zo kleurenblind dat ik bang was om bruin te pakken). 
Dat lukraak stippen en strepen was een goed begin. Maar er miste iets. In het echt zie je zonbelichte  sprietjes met een felle schaduw. Dus bakte ik een donker potlood en maakte wat stippen. Dat deed ik vervolgens met wat meer keuren groen potlood. Totdat iets in me zei dat ik moest stoppen. Het effect dat ik wilde laten zien heb ik niet helemaal bereikt. Maar dat zie je alleen als je de foto er naast ziet en die laat ik expres nooit zien. De tekening staat voor zichzelf, en ik vind de structuur van het gras zoals het nu is gewoon mooi!
Waar ik niet naar toen wilde werken is nu toch gebeurd. Deze tekening vind ik zeer pleazend, en dat is prima.

 

De knusse coulissen hebben hun blad verloren.
De horizon is nu laag en eindeloos ver weg.
Het land is weids, kaal en koud
en verschrikkelijk schitteren beschenen
door het lage licht.
In haar ongenaakbaarheid
toont de winter haar genade.

Kale bomen

Over de tekening:
Dit is mijn uitzicht als ik op de bank naar buiten kijk. Het  mooiste uitzicht is de verte en de lucht en de wolken. Het een-na mooiste uitzicht is bomen. Ik heb de bomen en ik ben er blij mee. Ik probeer steeds weer om het eindeloze takenspel te volgen en dat lukt me nooit, ik verdwaal. Dat gebeurd ook als ik teken. Ik neem me steeds voor om van achter af aan te beginnen en laag voor laag alle bomen en alle takken te tekenen, maar ik verdwaal elke keer opnieuw. Zo is het ook wel genoeg, denk ik dan, maar als ik naar de werkelijkheid kijk ben ik niet eens in de buurt. Dit is ook een thema in mijn tekenen, het is niet de eerste keer dat ik ze teken, en ze zullen vaker terugkomen. Deze tekende ik aan de hand van de foto die ik maakte vlak voor de zon boven de horizon komt.
Dit zijn de voorgangers:

Wat zijn ze mooi nu,
en wat zal ik ze haten straks.
Want vanaf nu zuigen ze hun betekenis op,
uit donker, kou en nattigheid.
Straks zie ik het niet meer,
het ragfijne netwerk,
het gave lijnenspel,
messcherp afgetekend tegen mijn grote lieve lucht.

Even nog weten ze me te beroeren,
als ze met hun donkere, dunne tengels
de witte sneeuw vasthouden.

Dan zullen ze de eindeloze grijsheid omlijsten.
Dan, als ik genoeg heb van knusheid,
de speculaas mijn neus uit komt,
een kaars het slappe aftreksel wordt
van het licht waarnaar ik verlang,
dan ga ik ze haten.

En zie
daar zullen dan de knoppen zijn.

Niet meer pleasen

Over de tekening:
Deze is gemaakt op mijn wandeling van twee dagen gelden. Het is de zelfde plek waar ik de tekening van die dag maakte. 
Ik heb een stap gemaakt in ‘slordiger’  tekenen. Slordig is het woord niet. Losser, minder precies, schetsmatiger. Ik heb het gras van de uiterwaarden niet eens meer uitgeveegd met mijn vingers. Ik heb niet geprobeerd de struiken op de helling te tekenen. Zelfs de bomen deed ik met minder toetsen dan normaal.
Het is eng, want het zo zijn ze minder lijkend en minder ‘mooi’ als in pleasing. Ik vraag veel meer invulling door het oog van de kijker. En dit is nog maar een kijn stapje. 

 

Chease of niet, de manier waarop ik teken loopt gelijk op met de manier waarop ik wil leven. Minder pleasen, minder bezig zijn met of het wel goed is, of het wel klopt. Net zoals bij het tekenen is het eng, want het is nieuw terrein. Ik laat los en bemoei me minder met wat het resultaat moet zijn. Het is doodeng zelfs.

Zonlicht

 

Over de tekening:
Gelukkig scheen de zon gisteren. Ik maakte mijn standaardwandeling. Vanuit huis ben ik na honderd meter op de Italiaanse weg. Van daar loop ik naar de Duno vlagte, omlaag naar Heveadorp, en meteen weer omhoog richting de Westerbouwing. Dan met de trap naar beneden naar de plek waar het pontje gaat. Vanaf daar loop ik langs de weg naar het Kerkenpad. Daar, bij dat stukje weg staat deze schitterende rij knotwilgen. Ze zullen vaan terugkeren in mijn tekeningen. Ik ben helemaal weg van ze, en van de luchten daar achter. Ik had na de mist die ik tekende een vergezicht nodig. De wolken jagen zo mooi het land over, dat is wat ik wilde vastleggen en dat is een beetje gelukt.

Ik kwam een foto tegen met nog meer zon dan gisteren en die nam ik als voorbeeld. Ik blijf ze tekenen. Omdat ik van ze hou, en omdat ik nog heel erg veel luchten moet tekenen voor ik ze ook echt voel in mijn handen.

Deze gingen voor:

 

Kerst alleen. Ik kan dat. Met veel huilen. En deze kerst voelt dat goed. Er is veel om te voelen. Het afgelopen jaar, mijn revalidatie, maar het gaat ook om mijn hele leven tot nu toe. Ik huil mijn verleden schoon om in de lente een nieuwe start te kunnen maken. Al heb ik nog geen idee hoe dat er uit gaat zien.

Ik zorg goed voor mezelf. Ik heb een lekker ontbijtje gemaakt met min croissants met kaas en echte schocola. Ik luister het Weihnachtsoratorium, ik teken, en ik ga vandaag niet naar buiten want er is alleen maar regen.   

 

Mist

Over de tekening:
Ik hou van mist. Het maakt alles mysterieus. Deze wandeling weet ik nog heel goed. Het was in het diepst van de winter met veel nattigheid en grijs. De mist maakte dat grijze opeens heel mooi, en het beetje groen dat er doorheen scheen leek dubbel zo vel. Dit is vanaf de stuwwal, even verderop van de Duno vlakte, uitkijkend over de uiterwaarden. 
Technisch: het is heel moeilijk om effen vlakken te maken. Mijn krijt laat niet mooi overal even veel pigment los, Maar nu was ik echt stom. Ik vergat de lucht uit te vegen met het witte krijtje. Dus de tekening is niet zo mistig als ik wilde. Het groen is ween groen,el zoals ik het wilde. Deze maakte ik vorig jaar van dezelfde foto. Geen groen, wel betere mist.


Ik kwam er vandaag langs. Vlak voor de Westerbouwing als je uit Heveadorp komt, mijn favoriete wandeling. Zonder mist, zonder inzoomen, mét zon.


 

Mijn dochter Fenna zou het “cheazie” noemen wat ik nu ga schrijven. Daarmee bedoeld ze: afgezaagd, cliché, voor de hand liggend, banaal en een beetje gênant. 

De mist geeft heel goed mijn situatie en mijn stemming weer. Ik kan niet zien wat verderop is en dus moet ik me richten op dichtbij, want daar kan ik het wel goed zien.

 

Ik studeerde “Wonen” . Dat was een studie vroeger, onderdeel van de studie Huishoudwetenschappen aan de uni in Wageningen. Beide studies bestaan niet meer. Mijn prof Wonen zou gezegd hebben dat het “gevoendenes fressen” was. Hij was architect en vond dat je juist alles moest gebruiken wat zich toevallig voordeed.    

 

 

 

De suggestie

Over de tekening:
De Duno vlakte. Mijn plase to be. Hier was ik bijna elke dag, de eerste weken dat ik thuis was na mijn hersensinfarct. Veel van mijn wandelingen komen hier lans. Het is zo’n mooie plek. Veluwe meets Betuwe. En ook in de winter is het schitterend. Het was betoverend in de sneeuw, en het was ronduit een Breugel toen er gesleed kon worden. 

Vandaag tekende ik de majestueuze ijk die helemaal wit was. Maar de magie van de tekening van vandaag zit hem niet in die Eik. (Ik moet volgende keer eerst schetsen waar de takken komen zodat dat achtergrond daar niet doorheen komt). De magie zit in de boomgroep rechts op de achtergrond. Die tekende ik heel slordig, eigenlijk alleen maar een paar vegen. Maar het werkt. Ik hou van het expres slordige. Ik hou van de structuur van het materiaal. Ik heb een boek met details van schilderijen, en ik blijf het fascinerend vinden hoe een paart stippen en strepen iets kunnen suggestie. Dat is waar ik naar toe wil. Ik wil stopen met het papier vol te plempen. Ik wil losser worden. Ik wil veel meer vertrouwen op het oog van de kijker die de suggestie zelf aanvult. En hier lukte dat ik vlagen. 

 

Daar zit vast een levensles in voor een perfectionist als ik. Misschien wil ik mijn leven leven zoals ik mijn tekeningen wil tekenen. Ik voeg de daad bij het woord. Ik ga hier geen lang blog over schrijven. Deze suggestie moet genoeg zijn.

Ik was mezelf kwijt

Over de tekening: 
Ik kijk altijd reikhalzend uit naar de dag waarop het weer lichter wordt. En alle dagen daarna tot de lente. In mijn oude huis wist ik precies op welke dag, achter welk huis de zon onder ging. Ik woon nu vijf jaar hier en ik weet het hier ook. Ik maak foto’s om het bij te houden. Deze foto is van het moment dat de zon op zaan vroegst achte de huizen zakt. Achter die boom met die leuke kromme takken. Om vier uur.
De kortste dag is geweest. We gaan naar het licht. “Ik heb het jaar gekeerd” zoals Katherine May het zegt in haar boek “Winteren”.

 

Ik was de mezelf kwijt, al een tijdje. En ik had dat niet door. Voor mij betekent mezelf kwijt zijn dat ik mijn troostende stem niet meer kan horen. De stem die weet dat het goed is, ook als het even niet zo fijn is. De stem die weet mijn bange stemmen kan sussen. Erger nog dan dat ik het niet kan horen is dat ik het niet kan voelen. Ik schreef  een tijdje terug over jeuk en krabben de onrust die ik voel die niet meer weg gaat. Als ik mezelf kwijt ben zie ik alles in een onder licht, dar wil zeggen, geen licht. Het is donker. Deze perioden zijn hél! Ik voel ongesneden pijn.

Ik kan ook niet meer voelen wat goed voor me is en maak wilde beslissingen om maar iets te doen. Ik ben dan slaaf van mijn coping mechanismes. Het heeft op dat moment, in die periode, dan ook geen zin mij advies te geven want het komt niet binnen.  Wat wel helpt zijn bemoedigende woorden, maar ze helpen nooit heel erg lang. Ik zal er zelf weer uit moeten komen, en gelukkig lukt dat uiteindelijk altijd.

Dinsdag (het is donderdag als ik dit schrijf), kwam ik er uit toen ik naar de voorstelling keek. Dat voelde als een uitgestoken hand. Ik had weer contact, met mezelf, met anderen, met god. (Dat contact voelt voor mij groter dan het contact met mezelf, het voelt als contact met alles wat er is en ik noem dat god).

Ik weet hoe het gaat, ik deed het vaker, en ik weet dat ik oké ben, dat het oké is, maar als ik mezelf kwijt ben, ben ik ook dat vergeten, en zelf als ik het wel weet: ik kan er niet bij, ik kan het niet voelen.

Nu had ik niet eens door dat ik in die hel was, ik ploeterde door. Het was alsof ik een helling opliep met een zware rugzak. De helling was vals plat, zodat ik niet door had dat ik aan het klimmen was, en ook die rugzak voelde in het begin nog niet zo zwaar. Ik snapte maar niet waarom het zo moeizaam ging.  Ik moest steeds vaker rust nemen, letterlijk, ik heb nog nooit zoveel geslapen als de laatste twee maanden.  

Ik ben er uit. Ik heb de uitgestoken hand gepakt. Ik ben er trots op dat ik die kans bakte, want dat deed ik zelf. Misschien waren er al wel eerder uitgestoken handen die ik miste. En misschien waren die handen er alleen om me verder te helpen naar dit moment waarop ik weer sterk genoeg was om mezelf overeind te trekken.

De dagen worden langer, het word weer lichter. Ik heb het jaar gekeerd.